Bendedossier: België alleen kan niet bekennen

Op 16 maart 2005 bood Guy Verhofstadt tijdens een ceremonie in het Holocaustmuseum Yad Vashem de excuses aan voor de rol die bepaalde Belgische autoriteiten hebben gespeeld ten tijde van de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sindsdien betwist niemand meer het actieve optreden van het bestuur en de politie van Antwerpen bij de deportatie. Het heeft wel meer dan een halve eeuw geduurd eer het zover kon komen.

Dat het niet vroeger gebeurde, heeft een naam: ‘La raison d’état’, het belang van de staat. Met het bendedossier vergaat het op dezelfde wijze. Niemand twijfelt er nog aan dat de bendefeiten niet het werk zijn van ‘les zozos’, van kleine criminelen zoals de procureur Deprêtre het omschreef.

Er zijn te veel ernstige aanwijzingen dat het om de toepassing van de theorie van de spanning gaat, en de overvallen werden uitgevoerd door minstens parallelle diensten die op de medewerking van de staat konden rekenen, ook om het geheim te houden.

Beletsels

Heeft de overheid wel een keuze? Kan de overheid wat anders dan door de verlenging van de verjaring van de strafbaarheid van de feiten ook de geheimhouding te verlengen?

De geschiedenis geeft daarop een antwoord. Na de oorlog vroeg de chef van de Britse geheime diensten, Stewart Menzies, aan eerste minister Spaak om samen te werken. Spaak wou dat enkel indien ook de Amerikaanse diensten er in betrokken werden. Daaruit ontstond het verdrag van Brussel en later wat wij nu de NAVO noemen.

Deze verdragsorganisatie bestaat niet enkel uit een militair luik dat wij allen kennen omdat wij er als dienstplichtige deel van uitgemaakt hebben. Het andere facet, de aan elkaar verbonden Nationale Veiligheidsoverheden en Inlichtingendiensten zijn minder bekend maar even belangrijk.

Hierin zit de voornaamste reden dat de Belgische overheid de geheimhouding over het bestaan en de werking van aan de officiële diensten verbonden parallelle diensten niet kan bekennen. Het verdrag houdt immers een overdracht van soevereiniteit in. En er zijn ook werkingsregels die de geheimhouding opleggen.

Het zijn de inlichtingendiensten zelf die bepalen wat al of niet geheim is en als het over een bevriende dienst gaat speelt ‘de derde regel’ waardoor enkel de dienst van oorsprong het geheim kan declassificeren, de graad van geheimhouding kan opheffen.

Bovendien is het verbreken van die geheimhouding strafbaar. Recentelijk werd er zelfs een wet gemaakt om lekken daarover te vermijden: zwaardere bestraffing en toepassing van bijzondere technieken om de lekken op te sporen.

Waarheid

Stel je voor dat wat nu wordt vermoed officieel zou worden bevestigd. Dat leden van de groep G, een geheime organisatie binnen de rijkswacht samen werkten met extreem rechtse organisaties als de Westland New Post, en de acties binnen het kader van de NAVO gebeurden met als voorgehouden doel de veiligheidsdiensten in ons land te versterken.

Voor deze piste waren er van bij het begin van het onderzoek ernstige aanwijzingen. Dat er gemanipuleerd werd en bepaalde onderzoeken niet behoorlijk werden gedaan was ook snel zichtbaar.

De grootste manipulatie gebeurde zelfs in het comité dat was opgericht juist om de disfuncties te onderzoeken: in het vast Comité P werd ieder onderzoek naar zowel de Bende als naar de Rijkswacht belet en als het dan toch gebeurde, zoals in het Dutrouxonderzoek niet kon vermeden worden, werd het onderzoeksdossier achter gehouden zodat de tegenspraak met de er in afgelegde bekentenissen en het daar haaks op staande verslag niet kon opgemerkt worden.

Het had te maken met het bestaan binnen de rijkswacht van een geheime inlichtingendienst die niet enkel inlichtingen verzamelde maar ook operaties deed en om de werking ervan af te schermen, valse processen-verbaal maakte zodat de gerechtelijke overheden er door werden misleid.

Dit zijn geen geheimen meer. Iedereen die de materie kent, weet voldoende dat de rijkswacht een staat in de staat was. De boeken over de moord op de communistenleider Julien Lahaut hebben ook op wetenschappelijke wijze bewezen dat er in dit land netwerken bestonden die hun oorsprong vinden in de verzetsnetwerken uit de oorlog, dat deze gesteund werden door de rechtse haute finance, en medewerking hadden in politie en justitie zodat onderzoek daarover kon worden tegen gewerkt.

Maar weten is niet hetzelfde als openlijk bekennen.

Wat te doen?

Wat zouden wij er mee doen indien het in een officiële verklaring of een gerechtelijke uitspraak zou komen te staan? Voor zover de daders nu nog leven, is een eerlijk proces daarover zo goed als onmogelijk geworden.

De gevolgen ten overstaan van de hernieuwde acties van het NAVO bondgenootschap vormen anderzijds het voornaamste beletsel. Want intussen hebben zich andere feiten voorgedaan die evenmin kunnen worden ontkend.

“Alles wijst erop dat de wereld afstevent op oorlog” (…) “De relaties tussen de grootmachten zijn de afgelopen jaren slechter geworden. De pleitbezorgers van een wapenwedloop en het militair-industrieel complex wrijven zich in de handen”, aldus Michail Gorbatsjov in Time Magazine.

“De NAVO-top staat inderdaad grotendeels in het kader van Rusland en de militaire versterkingen op de oostflank. Maar telkens weer herhaalt topman Jens Stoltenberg dat het westen geen confrontatie zoekt. “We zien geen enkele directe dreiging tegen een bondgenoot van de NAVO. Maar Rusland is ook geen strategische partner”, klonk het (Knack.be – 9 september ’16).

“Je moet de geschiedenis kennen. Rusland heeft eeuwenlang gevochten om de Krim, vanwaar de Tataren vroeger aanvallen uitvoerden op de Russische vorstendommen, plunderden en slaven maakten. We hebben er een hoge prijs voor betaald. De Krim was een onvervreemdbaar deel van Rusland.

En in 1954 heeft Chroesjtsjov het in een opwelling cadeau gedaan aan Oekraïne. Daar had hij het recht niet toe, maar het maakte toen niet veel uit, want we waren toch één land. Maar toen in 1991 alles uit elkaar viel, was de Krim ineens geen Russisch grondgebied meer, maar een provincie van Oekraïne. Is dat soms rechtvaardig? Dat werd beslist over de hoofden van de Russen die er woonden. Hen is niks gevraagd” (Geert Groot Koerkamp, Rusland-correspondent voor de NOS en VRT, 24 maart ’14 in Trouw).

Hoe moet je tegen deze meningen aankijken? Als het waar is dat Gorbatjov door het Westen werd belogen wanneer hem werd beloofd dat buiten Oost-Duitsland de andere Oostbloklanden door de NAVO ongemoeid zouden worden gelaten, is de sterke aanwezigheid van de Navo in die landen erg problematisch. Dan is ook de houding van Poetin in het conflict in Oekraïne begrijpelijk.

Lord Prescot, van 1977 tot 2007 vice-premier in de regering van Tony Blair schreef in de Sunday Mirror dat hij voor de rest van zijn leven moest voortleven met de beslissing om op oorlog te gaan en met de catastrofale gevolgen ervan: “Het Chilcot Rapport was een vernietigende aanklacht over hoe de Blair-regering handelde in de oorlog – en ik neem mijn eerlijk deel van schuld.”

Inderdaad bewees het Chilcot-onderzoek dat oorlog in Irak op de leugen ruste dat Sadam Hoessein massa vernietingswapens had. Het terrorisme kwam nadien, de vluchtelingen ook. Wat is oorzaak en gevolg? Maar ook: wat kan een klein landje als het onze er aan doen?

Spaak

In september 1948 hield onze eerste minister Spaak een erg opgemerkte toespraak op de derde sessie van de Algemene Vergadering van de UNO in Parijs. Hij stelde dat een afgevaardigde van een klein land een antwoord kon geven op wat de vertegenwoordiger van de Sovjetunie had verklaard omdat een provocatie door België tegenover de USSR ridicuul zou overkomen.

Hij zei: “Bij ons houdt de vrijheid om te denken en te schrijven zelfs in verkeerd te denken en te schrijven. Maar wij denken dat om tegen de vergissing te strijden het niet nodig is om op de politie of het gerecht te steunen, of erger nog. Tegenover de propaganda die de vergissing verspreidt, denken wij dat het echte antwoord bestaat in de verspreiding van propaganda die de waarheid bevat.

En omdat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen, denken wij dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint(…) Ik ga hem zeggen wat de basis is van onze politiek. Ik ga het hem zeggen in termen die misschien een beetje wreed zijn en in termen die enkel de vertegenwoordiger van een klein land kan gebruiken. Weet u wat de basis is van onze politiek? Dat is de schrik. De schrik van u, de schrik van uw regering, de schrik van uw politiek.”

Harmel

In 1967 schreef onze minister Pierre Harmel een rapport voor de NAVO. Hij stelde een Europese doctrine voor de koude oorlog voor: de ‘Europese regeling’ is een overstijgen en overbruggen van de onnatuurlijke verdeling van Europa in een Westers en een Oostblok.

Dat kon gebeuren, door drie dingen. De NAVO moest niet enkel een defensieve organisatie als verdediging tegen de Sovjet-Unie zijn, maar moest ook bijdragen in de ontspanning van de relaties met de lidstaten van het Oostblok.

De toenadering moest er komen door een overname van de gaullistische opvatting door bilaterale contacten tussen West-Europese en Oost-Europese staten. Elke Europese NAVO-lidstaat moest pogen vriendschappelijke en ontspannen relaties aan te gaan met lidstaten van het Oostblok.

Deze vriendschappelijke contacten zouden een Europese ontspanning bewerkstelligen waardoor een ‘Europese regeling’ mogelijk zou worden. De Harmeldoctrine past volkomen in de huidige wereldpolitiek: het isolationisme van Trump, de hernieuwing van de Europese gedachte door Macron, de oprichting van eigen Europese strijdkracht.

Het beste

Schrik voor de tegenstander is altijd al een gevaarlijk uitgangspunt geweest. Van Spaak kan je beter onthouden dat wij een sterk en onaantastbaar geloof hebben in het gezond verstand en in de wijsheid van de mensen zodat wij denken dat de propaganda van de waarheid uiteindelijk overwint.

De Harmeldoctrine heeft er intussen voor gezorgd dat er ontspanning kwam. Van beide kan het beste genomen worden: een nieuwe benadering van het NAVO-pact moet ons ook in staat stellen de uit ‘schrik’ begane vergissingen uit het recente verleden te bekennen en daardoor ook het zwaarste beletsel voor de propaganda van de waarheid op te heffen.

Omdat het nu te laat is voor een eerlijk proces, is het tijd voor eerlijke propaganda. Niet alleen voor de nabestaanden van de Bendefeiten is een gekende waarheid belangrijker dan een niet bestrafte leugen: voor ons allen is het aangewezen komaf te maken met de erfelijke belasting die reeds te lang een klare kijk op justitie en politie belet.

En omdat wij, zoals Spaak het benadrukte, een klein land zijn kan niemand ons verwijten Europa aan te zetten om voor eens en altijd klaarheid te brengen in de “jaren van lood”.

Laat ons het gerechtelijk dossier sluiten en een wetenschappelijk en geschiedkundig openen. Indien onze Europese partners daarin willen volgen, kunnen alle lidstaten die er door getroffen werden dit hoofdstuk waardig afsluiten: de Belgische staat alleen kan niet bekennen, maar kan wel aan Europa vragen om het te doen.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Burgerinfiltranten: kunnen u en ik nu ook in het misdaadmilieu infiltreren?

Vandaag heeft de ministerraad het wetsontwerp rond burgerinfiltranten goedgekeurd. Daarmee kunnen nu ook gewone burgers infiltreren in het criminele milieu. Maar kan iedereen dat zomaar en wie controleert die mensen? 5 vragen en antwoorden.

Tot nu toe bestond er al een regeling voor burgerinformanten, die enkel informatie verschaffen vanuit een crimineel milieu. De wetgeving rond burgerinfiltranten gaat een pak verder, want zij mogen ook bepaalde criminele feiten plegen in het kader van hun opdracht.

1. Wat zijn burgerinfiltranten?

Door de nieuwe regeling kunnen nu ook gewone burgers infiltreren in de georganiseerde misdaad. Ze bezorgen politie en gerecht dan informatie die ze hebben vergaard binnen het criminele milieu. Daarvoor mogen ze ook in beperkte mate criminele feiten plegen, zoals bijvoorbeeld een wapen ophalen, witgewassen gelden vervoeren of verdovende middelen bewaren. Sommigen worden betaald, anderen niet.

2. Waarom was dat nodig?

Het was de procureur-generaal van Brussel Johan Delmulle die de kat de bel aanbond. Bij de opening van het gerechtelijk jaar in september vorig jaar riep hij op om in terreurzaken burgerinfiltranten in te zetten. Tot nu kon enkel de politie dat. “Maar politiemensen laten infiltreren in het zeer gesloten en achterdochtige terroristische milieu is zeer moeilijk en tijdrovend”, klonk het toen.

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) zei dat hij bereid was om erover na te denken. “Het is nodig, want de politie kan simpelweg niet in alle milieus infiltreren”, zei hij. “En er zijn bijvoorbeeld ook te weinig politieambtenaren van specifieke origine om in bepaalde criminele milieus in te zetten”, klinkt het, “mensen dus die een bepaalde taal vloeiend machtig zijn of een dialect beheersen, en een cultuur door en door kennen”.

3. Waarvoor zullen ze ingezet worden?

Vooral in terroristische milieus is er nood aan burgerinfiltranten. Dat gaf de Brusselse procureur-generaal al aan. Het zijn vaak heel moeilijke milieus om binnen te raken. Ook in de omgeving van teruggekeerde Syriëstrijders kunnen burgerinfiltranten nuttig zijn, door bijvoorbeeld informatie te vergaren over of en wanneer iemand gaat terugkeren. Daarnaast spreekt Geens ook over verschillende soorten van georganiseerde misdaad, zoals de Albanese of Chinese maffia, om mogelijk burgerinfiltranten in te zetten.

4. Wie houdt ze in het oog?

Een burgerinfiltrant staat permanent onder controle van politie en het gerecht. De burgerinfiltrant ondertekent op voorhand ook een eenzijdige verklaring waarin hij belooft om alle verplichtingen na te komen. Controleambtenaren van de speciale eenheden zien ook nauw toe op de operatie. Ze zien er onder meer op toe dat alles veilig verloopt.

Een burgerinfiltrant mag in sommige gevallen dus een misdrijf plegen, maar dat kan enkel als daarvoor op voorhand een machtiging is gegeven. En provocatie is verboden. Er is ook een onafhankelijke rechterlijke controle op de burgerinfiltratie. De kamer van inbeschuldigingstelling zal soms verplicht, soms facultatief, kunnen toezien op eventuele onregelmatigheden.

5. Met z’n allen burgerinfiltrant?

Burgerinfiltrant word je natuurlijk niet zomaar. Meestal gaat het om mensen die al banden hebben met een bepaald crimineel milieu. Het kan bijvoorbeeld gaan om familieleden van terreurverdachten. De federale politie gaat voor elke mogelijke kandidaat een risicoanalyse voeren, om te beoordelen of die wel geschikt is. Een burgerinfiltrant moet in ieder geval meerderjarig, betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Het is ook niet zomaar in elke criminele zaak mogelijk. Het moet gaan om georganiseerde misdaad door een criminele organisatie.

Bron » VRT Nieuws

Na de nieuwe Bende-verhalen: “Ik vind de daders geen monsters”

De loden jaren tachtig werden niet alleen getekend door de drieste terreur die de Bende van Nijvel zaaide, maar ook door het extreem gewelddadige banditisme van de bende van Patrick Haemers en de politieke terreur van de CCC. Knack sprak met slachtoffers en nabestaanden van toen. Katapulteren de nieuwe feiten van nu hen terug in de tijd? “Als je je broer zo verliest, laat je je door niets nog uit het lood slaan.”

Franky Croes

De tweelingbroer van de door de bende Haemers vermoorde geldkoerier Ronny Croes

“Ik ben leerkracht geschiedenis. Deze week heb ik tijdens mijn les actualiteit nog de vergelijking gemaakt tussen de loden jaren tachtig en de aanslagen door de IS nu. Ik heb alle organisaties opgesomd die destijds met terreur te maken hadden. Het was veel erger dan nu. De jaren tachtig waren héél donkere jaren.”

“Mijn tweelingbroer is omgekomen bij een zeer gewelddadige overval van de bende-Haemers op een geldtransport in Groot-Bijgaarden op 31 januari 1989. Ik had het bericht op het nieuws gehoord, maar ik wist niet dat mijn broer het slachtoffer was. Normaal zat zijn dienst er al op, maar hij is die dag gebeld met de vraag of hij nóg een rit kon maken.”

“Mensen van het koerierbedrijf GMIC hebben me toen opgehaald en ingelicht. De politie hebben wij niet gezien of gehoord. Als er nu iets gebeurt, word je meteen omringd door psychologen, en dat is goed. Wij hebben destijds geen psychologische of juridische bijstand gekregen. Ik heb dat aangeklaagd bij politici. Dat heeft er mee voor gezorgd dat er een fonds voor slachtofferhulp is gekomen.”

“De nieuwe berichten over de Bende van Nijvel rakelen dat niet opnieuw op: ik leef al dertig jaar met dat verdriet. Na zoiets slaat niets je nog uit het lood. Ook al heeft Haemers zelfmoord gepleegd en hebben de andere daders achter de tralies gezeten, er blijven veel vragen onbeantwoord. Er is van alles wat niet klopt. Hoe is het mogelijk dat Haemers zonder enig probleem naar Brazilië kon reizen en weer terug naar ons land kon keren om wat overvallen te plegen? Hoe kán het dat een van de meest gezochte misdadigers zomaar het land in en uit kon als hij dat wilde? Sommige speurders wilden hem zeker pakken, maar ik heb altijd de indruk gehad dat er ook obstructie was van binnenuit.”

“Ik heb destijds ook allerlei aanwijzingen gegeven waar weinig mee is gebeurd. Ooit heeft een vroegere collega van me getuigd dat de familie Vanden Boeynants en de familie Haemers elkaar kenden. Mijn collega was opgegroeid in de buurt van de Louisalaan. Volgens haar kwam de familie Vanden Boeynants in de bar van de vader van Haemers. Zulke elementen zijn nooit ernstig genomen.”

“Na al die jaren heb ik er afstand van genomen. Mededader Philippe Lacroix is intussen vrij. Op zich heb ik daar geen probleem mee, al klopt het niet dat wij daar enige inspraak in hadden. Ik vind die daders geen monsters, voor mij zijn ze veeleer het product van de maatschappij van toen.”

Peter Bultynck

Kreeg kogels in het been bij de overval op het GMIC-geldtransport in 1989

“Door al dit nieuws zie ik de beelden van de overval weer voor me – ze tonen het slechtste waartoe de mens in staat is -, maar ze halen me niet meer onderuit. Volgens mijn vrouw ben ik een harde. Ik heb het er twee jaar heel moeilijk mee gehad, ik kon niet meer slapen. Daarna heb ik geprobeerd om er niet meer aan te denken, zodat ik verder kon met mijn leven. Het is bijna dertig jaar geleden, het is voorbij. Het helpt niet om eraan te blijven denken. Het brengt Ronny (Croes, nvdr.) ook niet terug.”

“Ik heb Ronny één rit gekend, een heel fijne kerel. Hij was nieuw in het vak. Hij reed, ik zat in een aparte kooi naast hem. Ik zag niet wat er gebeurde tot de wagen heen en weer begon te slingeren. Toen zag ik hoe twee mensen ons vanuit een auto onder vuur namen. Ik herkende het merk meteen: een BMW 525.”

“Ze bleven maar vuren, het leek wel oorlog op de snelweg. Ronny is naar achteren gekropen. Ik kon niet weg en bleef zitten. Enkele gangsters zijn naar de achterdeur gelopen, eentje kwam naast mijn deur staan. Ik bloedde hevig uit mijn been. Ik hield me voor dood. Dat is mijn geluk geweest.”

“Toen ze de achterdeur niet open kregen, hebben ze dynamiet geplaatst. De ravage was enorm. Ronny heeft het niet overleefd. Ik heb een paar weken in het ziekenhuis gelegen, zijn begrafenis heb ik niet kunnen bijwonen. Zodra ik weer kon stappen, heb ik Ronny’s graf bezocht. Dat heb ik jarenlang gedaan.”

“Na mijn herstel wilde ik eerst gewoon weer aan de slag als geldkoerier, om het een volgende keer beter aan te pakken. Maar mijn moeder heeft me gevraagd om een andere job te zoeken. Waarom zou ik mijn leven riskeren voor geld dat toch verzekerd is?

“Mijn werkgever heeft me destijds goed opgevangen, de politie en de BOB hebben mij uitgebreid verhoord. Er kwam zelfs een psycholoog langs. Ik wilde dat niet, ze moeten niet met mijn hoofd rommelen. Maar van enige tegemoetkoming aan de slachtoffers was toen geen sprake. Hopelijk is dat vandaag beter.”

“Ik had het gevoel dat ik er als slachtoffer alleen voor stond. Toen ik werd opgeroepen om de daders in het Justitiepaleis aan te wijzen, was er niemand om me te begeleiden. Toen flitste door mijn hoofd: wat als ze vrijkomen en mij komen zoeken?”

“Toen Philippe Lacroix vrijkwam, ben ik wel op de hoogte gebracht. Ik heb mij er niet mee verzoend, maar ik leid mijn leven en hij het zijne. Iedereen kan stommiteiten begaan, hem blijven opsluiten helpt niet. Ik kan ermee om dat hij vrij is, zolang hij maar niet te veel in de belangstelling staat.”

Hugo Van Gompel

Was de overste van de twee brandweerlui die omkwamen bij de CCC-autobom aan het VBO-gebouw in 1985.

“De Bende van Nijvel was toch van een zwaarder kaliber dan de CCC. Ik heb altijd geloofd dat de Bende van Nijvel terreur zaaide om de roep naar een autoritaire leider te versterken. De CCC had het gemunt op banken en wilde een linkser beleid, maar ik had toch de indruk dat het niet de bedoeling was om menselijke slachtoffers te maken. Ze waarschuwden de mensen doorgaans voor ze een aanslag pleegden. Al kon dat dramatisch fout lopen. Het heeft het leven gekost aan twee van mijn beste brandweermannen.”

“Op 1 mei 1985 werden wij opgeroepen voor een defect voertuig in de Stuiverstraat in Brussel. Vijf brandweerlui hebben de rokende auto gecontroleerd. Er lag een gasfles in. Toen de brandweerchef dat aan de radio wilde melden, zag hij vlak voor het voertuig pamfletten liggen: een waarschuwing van de CCC dat het een autobom was. Hij riep meteen alle manschappen op om dekking te zoeken.”

“Net op dat ogenblik kwam een politiepatrouille de straat ingereden. Met gevaar voor eigen leven is één brandweerman naar hen toegesneld om hen te waarschuwen. Toen hij ter hoogte van de auto kwam, is die ontploft. Voor hem kwam alle hulp te laat.”

“Een andere collega kreeg een kleine schrapnel in zijn bil. Een ambulance die in de buurt was hoorde de melding op de radio en maakte rechtsomkeer. Met de juiste verzorging zou mijn collega het zeker redden, maar om een onverklaarbare reden hebben ze in het ziekenhuis lang getalmd. Hij verloor veel bloed, en het was te laat. Daardoor hebben we iemand verloren die perfect gered had kunnen worden. Sindsdien weiger ik om daar een voet binnen te zetten.”

“Die dag heeft de CCC ook een waarschuwing verstuurd, maar door een misverstand bij de politie heeft die ons niet bereikt. Later heeft Pierre Carette, de leider van de CCC, de schuld voor de doden op de werking van de politiediensten afgeschoven. Maar híj blijft verantwoordelijk, hè. Híj heeft die bom geplaatst.”

“Psychische bijstand bestond toen nog niet. Wij zorgden ervoor dat onze manschappen er met elkaar over konden praten. We hebben lange tijd ook elk jaar de slachtoffers herdacht. Tot enkele jaren geleden gingen we samen met de familie bloemen neerleggen in de Stuiverstraat.”

Bron » Knack

Is België de zieke man van Europa?

De Bende van Nijvel bevestigt het beeld van België als failed state. 35 jaar later houdt het dossier het land nog altijd obsessief bezig. ‘Dit gaat om de sérieux van de Belgische democratie.’

Wat er zo typisch Belgisch is aan de Bende van Nijvel? Hilde Geens twijfelt. ‘Het moet de Belgische knulligheid wel zijn’, antwoordt ze. Geens volgde jarenlang het onderzoek naar de Bende voor het Vlaamse tijdschrift Humo en is auteur van ‘Beetgenomen: zestien manieren om de Bende van Nijvel’ nooit te vinden. Het is een vernietigend ‘blunderboek’ over het onderzoek dat inmiddels 35 jaar beslaat. De dag erop mailt Geens dat ze nog heeft liggen woelen over mijn vraag. ‘Ik heb lang gedacht: dit is surrealisme. Dit is Magritte. Maar het is eigenlijk te grimmig. Het is meer James Ensor dan Magritte. Telkens als je een kast opentrekt, donderen de maskers en geraamtes op je schoenen.’

Knulligheid: het vat misschien beter dan welk woord ook het zelfbeeld van de Belgen samen. De herinneringen aan het complete fiasco van de Bende van Nijvel rakelt ons minderwaardigheidscomplex alsmaar op. Het aantal gevonden en berechte daders van de meest bloedige moorden in de Belgische naoorlogse geschiedenis bedraagt nog steeds nul. Zo spelen de dodelijke warenhuisovervallen van de Bende van Nijvel in de jaren 80 – goed voor 28 dodelijke slachtoffers en ruim veertig gewonden – nog steeds een prominente rol in de Belgische publieke verbeelding. Recent zorgt de verklaring van Chris Bonkoffsky, die vlak voor zijn dood aan zijn broer bekende dat hij een Bende-lid was, voor veel verwarring. Zoals steeds bij mogelijke onthullingen maakt na de euforie van de eerste bekendmaking de walging zich meester van het publiek. De knulligheid is al lang niet grappig meer.

Is België een failed state? Dat was de inzet van het debat na de aanslagen van Parijs in 2015. Nadat een deel van de terreurcel afkomstig bleek uit Molenbeek en het falen van de Belgische veiligheidsdiensten duidelijk werd, kreeg België er in de buiten- en binnenlandse pers stevig van langs. Politico noemde België onomwonden een failed state, een ‘divided, dysfunctional country’.

Failed state, apenland, het ‘Belgiekske nikske’, de zieke man van Europa, bananenrepubliek. Het (zelf)beeld van België is al langer laag. Walter Pauli, journalist bij het Vlaamse weekblad Knack, schreef over de kwestie een treffend essay. Volgens Pauli sluit het idee van België als een mislukte staat naadloos aan bij het Belgische zelfbeeld van de laatste vijftig jaar. Vanaf de jaren 70 beheerste ‘scandalitis’ de Belgische samenleving en het land leek te zwalken van het ene naar het andere politieke schandaal.

Pauli haalt het voorbeeld aan van de Palestijnse terrorist Walid Khaled, die in 1991 werd opgepakt bij de Grote Markt van Brussel. Khaled bezat een geldig visum verstrekt door Mark Eyskens, de minister van Buitenlandse zaken. Eyskens kreeg veel kritiek maar bleef op post. Aan de Volkskrant verklaarde de minister later dat hij in elk ander land zou zijn opgestapt, ‘maar toch niet in een apenland als België’. Ons zelfbeeld werd naar het buitenland geëxporteerd. In 2000 werden België, Griekenland en Italië volgens de TI Corruption Index beschouwd als de meest corrupte landen van Europa. De Oostenrijkse Jörg Haider zei in 2000 na kritiek van de Belgische minister van Buitenlandse zaken dat hij niets te leren had van ‘een corrupte regering die zich beter zou bezighouden met pedofilieschandalen in eigen land’.

In de jaren 80 sloeg België het pad van het federalisme in met zes staatshervormingen, botsende bevoegdheden en concurrerende beleidsniveaus als resultaat. Het land heeft vandaag zes tot negen (te zien hoe je telt) regeringen en parlementen. In de nasleep van de aanslagen in Brussel wilde ook Wouter Beke, de partijleider van de Vlaamse christendemocraten, graag bewijzen dat België géén falende staat was. Ongewild schoot hij in eigen voet, met de verdediging dat ‘een failed state geen regering heeft, terwijl wij er zes hebben’ Dat er in België 427 betaalde volksvertegenwoordigers rondlopen – 1 per 24.766 inwoners – is voor de failed state-believers juist een argument om het Belgische model dood te verklaren.

‘Het wás voor een heel groot deel gewoon amateurisme.’ Dirk Van Daele, hoogleraar politierecht aan de KU Leuven, fileert aan de telefoon het onderzoek naar de Bende van Nijvel. ‘Er was op dat moment nauwelijks crime scene management. Het korps dat als eerste op de plaats van de misdaad kwam, voerde het onderzoek.’ In de jaren 80 was er nog de versplintering in 27 arrondissementen (nu zijn het er 12), die nog door Napoleon waren uitgetekend. ‘Bovendien had elke procureur z’n eigen koninkrijkje, samenwerking was quasi afwezig.’

Het Bende-dossier is zo door minstens zes arrondissementen behandeld. Bij de centralisering van het onderzoek in Charleroi gingen jaren verloren door vertaalwerk van Nederlandstalige dossiers. In een typisch Belgische reflex bogen maar liefst twee parlementaire onderzoekscommissies zich over het onderzoek. De maatschappelijke drang naar de waarheid is echter nog steeds zeer groot. Warenhuis Delhaize looft tweehonderdvijftig duizend euro uit voor een gouden tip. Een groep fantasten, onwaarschijnlijke complottheorieën, eerdere bekentenissen en waardeloze leads hebben het onderzoek al jaren vertraagd. Die dynamiek was en is vicieus: de massale beschuldigingen van incompetentie, manipulatie en complot dwongen de speurders de meest ongeloofwaardige tips wel serieus te nemen.

Dat de overvallen erg (en nodeloos) bloedig waren, duwt een aantal hypotheses rond de bende weg van het klassieke banditisme richting politieke motieven en – jawel – terrorisme. Toch lijkt het erop dat de speurders altijd meer in de hypothese van (groot)banditisme hebben geloofd. Allemaal zonder resultaat. De meest tot de verbeelding sprekende hypotheses kijken in de richting van politieke motieven en beschouwen de misdaden van De Bende als terreur. Zo zou de Bende van Nijvel onderdeel zijn geweest van netwerken die tegenwerk moesten bieden aan het Rode Gevaar van het internationaal communisme. Ook België kende, zoals Duitsland de Rote Armee Fraktion had, linkse terreur. Bij aanslagen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) kwamen zo twee mensen om het leven.

Rechtse terreur, met het goedkeurende oog van de politiek, zou de publieke opinie moeten controleren. Waren bepaalde groepen binnen Franstalig extreemrechts uit op een junta, zoals in Griekenland? Hielp het ontwrichten van de samenleving de neonazistische zaak vooruit? De hypothese die door de ontwikkelingen van de laatste weken weer aan geloofwaardigheid wint, is het verband met de rijkswacht, de Belgische semi-gemilitariseerde politie die door vermeende corruptie een slechte naam kreeg. De Bende werd in verband gebracht met de extreemrechtse cel binnen de rijkswacht. Een inside job dus, wat zou verklaren waarom de daders nooit gepakt zijn.

De onzekerheid maakt herdenken en verwerken lastig. Er was onlangs dan ook veel ophef toen bleek dat nog maar vier tot zes onderzoekers bezig zijn met het Bende-dossier. Wat opgaat voor de Bijlmerramp uit 1992, gaat ook op voor de Bende van Nijvel. In De Groene identificeerde emeritus hoogleraar psychiatrie Berthold Gersons onlangs de nasleep van de Bijlmer als een ‘secundaire ramp’, of ‘ramp na ramp’. De vele fouten en manipulatie van het onderzoek veroorzaakten de secundaire ramp van de Bende van Nijvel en zorgden voor verdeeldheid en woede.

‘Ons nationaal trauma’, zo beschreef schrijver Peter Terrin de Bende van Nijvel ooit. Het dossier herinnert het land aan een grimmige episode uit zijn recente geschiedenis en bevestigt voor velen dat het (nog steeds) een failed state is. Emmanuel Gerard, professor emeritus aan de KU Leuven, stelt dat het dossier van de Bende zo mede heeft gezorgd voor een gebrek aan vertrouwen in de Belgische instellingen. ‘Het gaat tenslotte om de sérieux van de Belgische democratie. Men moet niet verwonderd zijn dat dat vertrouwen weg is.’ Volgens data van de European Social Survey heeft meer dan de helft van de burgers weinig tot geen vertrouwen in het parlement – al is niet duidelijk om welk parlement het dan zou gaan. 13% van de Belgen heeft eigenlijk nauwelijks tot absoluut geen vertrouwen in justitie (in Nederland is dat de helft).

Is België werkelijk een failed state? à la limite is het antwoord: uiteraard neen. Het land staat vandaag op een redelijke 15de plaats in de TI Corruption Perception index, vóór de VS en Frankrijk. The Economist beoordeelt België – net als Frankrijk – als een flawed democracy, waar Nederland een full democracy zou zijn. Geen perfecte score, maar ook niet gezakt. Op zich is nog steeds 55% van de bevolking matig tot zeer tevreden over de manier waar de Belgische democratie functioneert (opnieuw volgens het European Social Survey). De politie heeft het vertrouwen van 70% van de burgers.

‘België is niet meer de failed state die ooit het godsonmogelijke schandaal van de Bende-knoeiboel mogelijk gemaakt heeft’, schreef Bart Eeckhout, hoofdcommentator van De Morgen, onlangs. ‘Voor de samenleving zou dat de inzet kunnen zijn van wat nog rest van het Bende-onderzoek: openlijk aantonen dat dit land inderdaad ons land geweest is.’ Een once failed state, maar wel één die zijn leven heeft gebeterd. Niettemin is het ‘apenland’-idee nog steeds aanwezig. Deze wordt versterkt door vermijdbare aanslagen, regeringsonderhandelingen die 541 dagen duren of calamiteiten met verbannen Catalaanse minister-presidenten.

Het discours van België als failed state is echter niet onschuldig. Als ze gebruikt wordt voor politieke doeleinden gaat ze verder dan schampere zelfspot. Historica Gita Deneckere liet vorig jaar in De Morgen optekenen dat het gebruik ervan een politieke strategie is om België te verzwakken. Ze kijkt duidelijk in de richting van het Vlaamse separatisme, hoewel ze ‘de bekoelde liefde’ van de burgers begrijpt. Dat de opeengestapelde bestuursniveaus niet samenwerken, elkaar als schuldige aanwijzen en geen verantwoordelijkheidszin hebben, is volgens de historica echter geen geldige reden om de bestuursniveaus verder uit elkaar te trekken. Anders: het is niet omdat België een failed state zou zijn, dat we het direct moeten splitsen.

De Vlaams-nationalistische N-VA pleitte er deze maand voor om het dossier van de Bende over te hevelen naar Vlaanderen. De minister van Justitie vond dat een ‘ondoenbare kwestie alleen al door de vertaling die dan moet gebeuren’. Hoewel duidelijk is dat het overhevelen van het dossier naar Vlaanderen een onbegonnen zaak is, greep de N-VA de Bende van Nijvel aan om haar communautaire zaak te dienen. Het is tenslotte de raison d’être van het Vlaams-nationalisme: België wordt beter meteen opgedoekt, omdat het een onwerkbare, gefaalde constructie is. Het extreemrechtse Vlaams-Belang kan dat als eeuwige oppositiepartij vrolijk blijven rondtoeteren, de N-VA zit als lid van de federale regering in een gewrongen positie. De mythe van de failed state wordt misbruikt door twee partijen die diezelfde staat zo snel mogelijk willen opheffen. Het gebruik van de term verdient dus op z’n minst enige voorzichtigheid.

Bron » De Groene Amsterdammer | Simon Grymonprez

SP.A wil dat aanslagen Bende van Nijvel als daden van terrorisme erkend worden

‘De slachtoffers van de bende van Nijvel zijn terreurslachtoffers en moeten als dusdanig behandeld worden’, vindt SP.A-Kamer Annick Lambrecht. Kamerlid Annick Lambrecht vraagt minister van Justitie Koen Geens de aanslagen van de Bende van Nijvel te erkennen als daden van terrorisme.

‘Tot vandaag wachten de slachtoffers van de Bende van Nijvel op een vergoeding van de geleden schade. Een aantal kregen al een beperkte voorlopige vergoeding, maar zoals blijkt uit de getuigenis van mevrouw Linda Van Huffelen, heeft dit niet kunnen verhinderen dat velen van hen nog steeds in een precaire financiële situatie verkeren door de aanslagen. Dit omwille van de heel strikte regulering die er vandaag bestaat om toegang te krijgen tot het slachtofferfonds’, aldus Annick Lambrecht.

Vorige week nog sprak minister Geens van een ‘spoor van terreur’ en van ‘gebeurtenissen die van een dermate onmenselijk gehalte zijn dat het wel leek alsof de staat zelf aangevallen werd’. ‘Het volstaat dat door de Ministerraad een koninklijk besluit wordt goedgekeurd waarbij de aanslagen van de bende van Nijvel als daden van terrorisme erkend worden om de slachtoffers toegang te geven tot vereenvoudigde procedure van het slachtofferfonds. Een hele reeks aanslagen werd op die manier in februari 2017 op voorstel van de minister van Justitie erkend als daden van terrorisme’, zegt Lambrecht.

‘Laten we een kat een kat noemen’, stelt de SP.A-politica. ‘De regering kan niet warm en koud blazen tegelijkertijd. Het wordt tijd dat we een duidelijk signaal geven naar de slachtoffers en hen het respect geven dat ze verdienen: de slachtoffers van de bende van Nijvel zijn terreurslachtoffers en moeten als dusdanig behandeld worden.’

Bron » Knack