“Beroepsgeheim dient niet om wantoestanden bij overheidsdienst te verbergen”

Het Antwerpse parket onderzoekt een ‘schending van beroepsgeheim’ door politicus Johan Peeters (SP.A). Hij zou vertrouwelijke informatie over de slechte staat van de ontplofte huizen op de Paardenmarkt naar de pers hebben gelekt. Peeters is recent ondervraagd en wacht af of het parket de aanwijzingen zwaar genoeg vindt om hem voor de rechtbank te vervolgen. Zelfs indien er bewijzen zouden zijn dat Peeters zou gelekt hebben dan nog is het de strafrechter die zal moeten uitmaken of er inderdaad schending van het beroepsgeheim is. Een geheimhoudingsplicht heeft immers een bepaald doel en dat kan niet het versteken van wantoestanden of van misdrijven uitmaken.

Elk beroepsgeheim heeft een doel. Het meest gekende is de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek dat verantwoord wordt door de noodzaak om de betrokken personen te beschermen en de voortgang van het onderzoek niet te bemoeilijken. Daartegenover staat het principe dat er in een democratische rechtsstaat een doelmatig toezicht moet mogelijk zijn op de werking van justitie en politie. Als dat er niet is verglijdt die staat al snel tot een politiestaat.

Het is één van de meest opmerkelijke problemen van het onderzoek naar de Bende van Nijvel: door de verlenging van de verjaring werd ook de geheimhouding van het vooronderzoek verlengd zodat meer dan dertig jaar na de feiten, buiten wie er in werkzaam was of is, niemand echt weet wat er in het dossier staat. Ook in het parlementair onderzoek op de uitgebreide minnelijke schikking, de zogenoemde Kazachgate-affaire, dook het probleem op: over het lopende gerechtelijk onderzoek werden, hoewel dat wettelijk is voorzien, door de procureur geen mededelingen gedaan.

In voorliggend geval gaat het om de verantwoorde geheimhouding van de vertrouwensrelatie tussen leden van het OCMW en de cliënten. Daarover gaat het lek evenwel niet. ‘Burgemeester Bart De Wever kwam in het midden van de storm terecht toen enkele kranten schreven dat zijn dienst Woontoezicht te laks had gereageerd. Medewerkers van het OCMW die in de Paardenmarkt op huisbezoek waren geweest, schreven in hun verslag: “Huis in zeer slechte staat, vochtplekken, opengebroken plafond en ontbrekend glas.” De dienst Pandtoezicht vond een controle ‘niet prioritair’, onder meer omdat het aantal controleurs op de dienst in 2017 was gedaald van 12 naar 4′, zo schrijft Het Laatste Nieuws.

Hier is er dus een gewilde verwarring tussen de geheimhouding van informatie van het OCMW en de openbaarheid van bestuur over de werking van een overheidsdienst, namelijk de dienst ‘Woonzorg’ van de stad Antwerpen: Het verslag over de wantoestanden in het huis hebben niets te maken met de cliënten van het OCMW maar alles met de slechte werking van de overheidsdienst ‘Woonzorg’.

Warm en koud

Burgemeester De Wever gebruikt het beroepsgeheim naargelang het hem schikt. Hier om de slechte werking van zijn dienst te versteken. In zijn opvatting hoe de strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd doet hij net het omgekeerde: het N-VA-wetsvoorstel om een actieve meldingsplicht in te voeren voor het personeel van sociale instellingen. Daarbij gaat het niet over de werking van een stadsdienst en de publieke gevaren van bouwvallige huizen, maar wél over de relatie OCMW-cliënt.

Wanneer het over zijn eigen verantwoordelijkheid gaat wordt informatie dan plots geheim en worden alle middelen aangewend om het geheim te houden: de ‘lasterlijke’ nieuwssite Apache werd door de ex-kabinetschef van De Wever gedagvaard wegens het uitbrengen van informatie over de wantoestanden rond de bouwpromotor Land Invest.

Kernvraag

Het is niet de vraag of een publiek mandataris een beroepsgeheim lekte dan wel of de werking van de stadsdienst Woonzorg ernstige gebreken vertoont en waarom dat zo is. Om een debat over de tweede vraag te vermijden gebruikt de burgemeester de gekende methode van het tweede dossier: als het eerste te netelig wordt moet je er een tweede openen zodat alle aandacht van de belangrijke vraag kan worden afgeleid naar een nepvraag. Hier zou je net zo goed de vraag kunnen stellen waarom de burgemeester zijn dienst laat verkommeren van 12 tot vier leden. Dan vraag ik mij af: zijn er plannen voor hoogbouw in de plaats van de verkrotte panden?

Ook het “chilling”, het afkoelend, effect van deze handigheid is gekend: de vervolging van klokkenluiders om anderen te beletten soortgelijke wantoestanden aan te klagen. ‘Meer dan vijftien jaar na de politiehervorming wil de N-VA dat er een wettelijk statuut komt om klokkenluiders bij de politie te beschermen: een maatregel die ook in het federale regeerakkoord ingeschreven staat. “Concreet willen we de klokkenluidersbescherming die in 2013 is ingevoerd voor federale ambtenaren, nu ook uitbreiden naar alle personeelsleden van de hele geïntegreerde politie”, vertelt Kamerlid Koenraad Degroote. Samen met zijn collega’s Koen Metsu, Brecht Vermeulen en Christoph D’Haese diende hij daarvoor een wetsvoorstel in, zo lezen we op de site van N-VA.

Misschien kan dit voorval leiden tot een betere bescherming van stedelijke raadsleden wanneer die doen wat zij moeten doen: toezicht op de werking van de stadsdiensten en openbaar maken van wantoestanden wanneer die zich voordoen.

Bron » Knack | Walter De Smedt

Onderzoeksjournaliste: ‘Ik vraag me echt af of dé Bende van Nijvel wel bestaat’

In 2013 schreef ze ‘Beetgenomen’, een standaardwerk over het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Nu een nieuwe versie van dat boek in de winkel ligt, verrijkt met de jongste ontwikkelingen in het dossier, is onderzoeksjournaliste Hilde Geens kritisch voor de speurders. ‘Niemand kan het Bende-dossier nog vatten. Ook de procureurs-generaal niet.’

Sinds enkele weken is de Bende van Nijvel terug van nooit weggeweest. Er duiken nieuwe ‘gouden tips’ op, de zogenoemde Reus zou eindelijk ontmaskerd zijn, de onderzoekscel in Charleroi krijgt er personeel bij. Nog even geduld en het grootste naoorlogse misdaaddossier van België (17 raids, 28 doden, 40 gewonden) is opgelost, zo lijkt het wel. Niets is minder waar, zegt Hilde Geens, die zich jarenlang verdiepte in de vraag waarom het onderzoek naar de Bende zo grondig fout is gelopen.

Hilde Geens: “En het blijft fout lopen. De recente gebeurtenissen vormen niet de grote doorbraak waarop iedereen zat te wachten. Met de ‘gouden tip’ over de Reus zijn ze volgens mij zelfs verder van een oplossing verwijderd dan ooit.”

Waarom?

Geens: “Omdat het almaar moeilijker wordt om wat dan ook te verifiëren. En nu is de verwarring nog wat méér toegenomen. Chris B., de nieuwe Reus, heeft op zijn sterfbed iets bekend. Maar wát precies? Dat weet niemand van de onderzoekers. Hun informatie is tweedehands, want ze komt van B.’s broer. Hoe controleer je of het klopt wat die man zegt? In feite zou je de verhouding tussen beide broers goed moeten kennen: proberen de onderzoekers dat wel, vooraleer ze die bekentenis voor waar aannemen? Voor zover je zoiets wel kúnt nagaan.”

“Of neem het DNA-onderzoek. Er zijn nauwelijks DNA-sporen. Onlangs zei procureur-generaal Christian De Valkeneer dat er een mengsel van het DNA van verschillende personen zat op een stukje van het beruchte kogelvrije kevlarvest van de Bende. Wat weet je dan? Weinig of niets, toch? De procureur-generaal heeft zelf al gezegd dat Chris B. geen gouden tip is. Er zijn in dit dossier ook al zo veel Reuzen de revue gepasseerd.”

Naast de broer van Chris B. zijn er toch nog andere getuigen met informatie over de man opgedoken?

Geens: “Weet u dat de man die aan de basis ligt van de robotfoto van de Reus een paar maanden na de feiten, in 1986, al een totaal andere man had herkend? De onderzoekers hadden getuigen van de overval op de Delhaize in Overijse (op 27 september 1985, nvdr.) een filmpje laten zien met leden van de bende van Philippe De Staerke. Wel, uit die groep werden niet minder dan dríé Reuzen herkend, onder andere aan hun manier van lopen. En dat was kort na die overval, niet twintig jaar later. Echt waar, het bulkt van de Reuzen in het dossier. Die robotfoto is bovendien onder hypnose gemaakt, wat ook al een dubieus middel is om getuigen te ondervragen.”

“Maar goed, los van het verhaal van Chris B. zit er nu wel weer beweging in de zaak. David Van de Steen heeft dat als slachtoffer voor elkaar gekregen, met de steun van mensen als Stijn Coninx (die Van de Steens verhaal heeft verfilmd, nvdr.) en zijn advocaat Jef Vermassen. Dat is op zich een grote verdienste. Ook de media zijn blijkbaar weer wat wakker geschud.”

Wat blijft voor u dan het grote probleem met het onderzoek?

Geens: “Ik heb de indruk dat de werkwijze van de onderzoekscel niet verandert: dat is het probleem. En dat maakt wat nu gebeurt zo weinig hoopgevend. Neem de recente historie met die caravan van Chris B.: een journalist van De Morgen is die op eigen houtje gaan bekijken en vond meteen een adresboekje met telefoonnummers.”

Dat bleek niet van Chris B. te zijn.

Geens: “Nee, maar het bewees wél dat de speurders die caravan blijkbaar nooit grondig doorzocht hebben, terwijl ze dat wel beweerden. Dat is voos. Elk brokje informatie moet je onderzoeken. Beslis je om dat níét te doen, dan moet je daar goede redenen voor hebben.”

Heeft die werkwijze te maken met de veronderstelde manipulaties van het onderzoek, of is er gewoon incompetentie in het spel?

Geens: “Incompetentie, manipulatie, doelbewuste onverschilligheid, overwerkte speurders… Het speelt allemaal een rol. Ik heb belangrijke delen van het dossier tot en met 1997 grondig kunnen bekijken en ben het altijd blijven volgen, maar ik durf niet zomaar te beweren dat ik het dossier ken. Wie beweert dat hij of zij het Bende-dossier kent, is gek. (lacht) Dat is onmogelijk.”

Méént u dat?

Geens: “Ja, en daarom is het ook een hopeloze zaak. Ik zal u een voorbeeld geven: de wapenvondst in 1986 in Ronquières door de speurders uit Dendermonde, waardoor de Bende-feiten van 1982, 1983 en 1985 aan elkaar konden worden gelinkt. Jaren later kwam het parket met het nieuws dat die vondst een manipulatie van het onderzoek was: die wapens hadden, voor ze werden gevonden, blijkbaar geen jaar maar een week of twee in het water gelegen. Een tijdje geleden dook dan online een gelekt proces-verbaal op: het bewijst dat de link tussen die Bende-feiten al een paar weken na de raid in Aalst in november 1985 was gelegd, onder andere aan de hand van kogelhulzen die bij verschillende raids waren gevonden. Conclusie? Die theorie over manipulatie klopt niet. En zo zijn er tientallen voorbeelden.”

“De nieuwste theorie over Ronquières is nu blijkbaar dat er gemanipuleerd werd om de speurders van Nijvel en Dendermonde tegen elkaar op te zetten: de procureur-generaal suggereerde dat vorige week in Humo. Ook dat is onzin, want de speurders van Dendermonde zijn in Ronquières gaan zoeken op basis van informatie van hun collega’s in Nijvel.”

Tussen haakjes: hoe kan het dat officiële processen-verbaal op het internet opduiken?

Geens: “Het onderzoek is zo lek als een zeef. Grote delen ervan zijn al gebruikt tijdens allerhande processen, bijvoorbeeld tegen de Bende van de Borinage, tegen Madani Bouhouche en Robert Beijer (de voor tal van misdaden veroordeelde voormalige rijkswachters die genoemd worden in het Bende-dossier, nvdr.), in het proces over de extreemrechtse Belgische groep Westland New Post (WNP). Hoe kun je iets dat publiek is gemaakt op spectaculaire assisenprocessen opnieuw geheim maken?”

“De tweede parlementaire onderzoekscommissie (actief in 1988-1989, nvdr.) had ook het complete Bende-dossier. In de jaren tachtig waren dossiers gestart over aparte Bende-feiten in Aalst, Nijvel, Brussel, Temse enzovoort. In Brussel alleen al waren drie onderzoeksrechters ermee bezig. Het Bende-dossier ligt gewoon op straat. Bepaalde deeldossiers zijn bovendien kwijtgeraakt, zoals dat van de moord op een taxichauffeur in 1983. Politiemensen hebben wellicht ook stukken van het dossier mee naar huis genomen en nooit teruggebracht. Bij het onderzoek naar WNP zijn drie volle zakken met allerlei materiaal in beslag genomen: niemand weet waar die zijn gebleven. Het is onvoorstelbaar. Een van de strafste voorbeelden vind ik wat er is gebeurd met een wapen van Bouhouche.”

Vertel.

Geens: “Bij de laatste aanslag, in Aalst, is een Ingram-machinepistool gebruikt. Later is bij Bouhouche een Ingram in beslag genomen. Is er ooit een expertise op dat wapen uitgevoerd? Dat is niet duidelijk: een verslag is niet te vinden. Het wapen lag opgeslagen in een verzegelde zak op de griffie van de rechtbank van Nijvel. Op een dag wilden de speurders het nog eens nader bekijken. Wat bleek? De zak was opengescheurd, de verzegeling was verbroken, het label dat aan het wapen hing was verdwenen. Ze vonden daar wel nog een rondslingerende Ingram: was dat nog wel het wapen dat in de zak had gezeten? Terwijl een Ingram wellicht een van de moordwapens van de Bende was. Dat is toch waanzinnig? Heel veel mensen hebben keihard gewerkt aan het Bende-dossier, maar sommigen zijn bewust beetgenomen door tipgevers en zelfs door collega’s.”

Draait het onderzoek dan niet vooral rond enkele belangrijke tipgevers?

Geens: “Ik moet nog geregeld denken aan wat Jean-Paul Moerman, de advocaat van Michel Cocu van de Bende van de Borinage, me ooit heeft gezegd: ‘Ons hele onderzoekssysteem steunt te veel op vertrouwen.’ (Cocu werd vrijgesproken als verdachte van een Bende-overval in Overijse, Moerman is vandaag rechter bij het Grondwettelijk Hof, nvdr.) Moerman had gelijk. De procureur-generaal baseert zich op wat de procureur die het onderzoek voert hem vertelt. De procureur steunt op wat de onderzoeksrechter hem vertelt. De onderzoeksrechter gelooft wat de speurders hem vertellen. En de speurders baseren zich op hun informanten en tipgevers. Als je die tipgevers, en wat ze allemaal vertellen of beweren, niet grondig controleert, waarmee ben je dan bezig? Zo’n grondige controle heeft zelden of nooit plaatsgevonden. Hoe kan een procureur-generaal zo’n dossier dan nog echt kennen?”

Zou het dossier dan toch niet beter verjaren, zodat externe experts en wetenschappers het van voren af aan kunnen uiteenrafelen? Zo is ook de moord op het communistische Kamerlid Julien Lahaut in 1950 uiteindelijk opgelost geraakt.

Geens: “Verjaring is moeilijk te verantwoorden tegenover de slachtoffers van de Bende: dan zou justitie het helemaal opgeven. Sommige slachtoffers willen er niets meer over horen, omdat ze alle valse hoop en nieuwe pistes moe zijn. Andere slachtoffers vinden het net goed dat de verjaringstermijn in 2015 weer is verlengd: ‘Anders zouden de daders die nog leven zich geen zorgen meer moeten maken’, vertellen ze me. En dat vinden ze onaanvaardbaar. Verjaard is verjaard, hè. Ik vind eigenlijk dat moord nooit zou mogen verjaren.”

Welke onderzoekspiste lijkt u vandaag het meest plausibel? Die rond de rijkswacht?

Geens: “Ik denk niet aan de rijkswacht als korps, wel aan een aantal individuele rijkswachters, zoals Bouhouche en Beijer. Maar ook mensen van de toenmalige gerechtelijke politie waren wellicht betrokken – Bouhouche en Beijer hadden overal vriendjes. In de stukken die ik heb gelezen, heb ik in elk geval nooit aanwijzingen gevonden die wijzen op betrokkenheid van de hogere echelons van de rijkswacht.”

Denkt u dat de namen van de Bende-leden in het dossier staan, zoals onder anderen Jef Vermassen beweert.

Geens: “Ja. De oplossing en de namen zitten al jaren in het dossier: Bouhouche, Beijer, de clan rond De Staerke, een Joegoslaaf enzovoort. In de loop der tijd is tenslotte toch een tiental mensen in beschuldiging gesteld, omdat er serieuze aanwijzingen waren voor hun betrokkenheid.”

Er valt dus toch nog wel wat te onderzoeken?

Geens: “Zeker, maar dat gebeurt niet. Al jaren niet. Waarom heeft men bijvoorbeeld nooit de boekhouding van het detectivebureau van Beijer onderzocht? In de periode van de raid in Aalst heeft hij de omgeving van de Delhaize gefotografeerd. Hij zegt dat hij toen met een zaak van overspel bezig was. Wanneer is hij daarvoor betaald? Voor of na de raid? Onderzoek dat.”

“In de buurt van het park bij diezelfde Delhaize zijn wapens gevonden. Een van die wapens was gestolen in een wapenwinkel in de Verenigde Staten. Bouhouche heeft met BOB-collega’s rondgereisd in de VS en heeft daar wapenwinkels bezocht. Ze zijn bij hun terugkomst in Zaventem door de douane tegengehouden omdat ze zo veel wapens bij zich hadden. De rijkswachters op Zaventem zijn tussenbeide gekomen voor hun collega’s, waardoor ze uiteindelijk konden doorlopen met hun materiaal. Dat spoor is nooit onderzocht tot in de VS.”

“Ach, er zijn zo veel niet-onderzochte losse eindjes. Ik beweer niet dat die de oplossing zullen bieden, maar als je ze uitvlooit en het levert niets op, wéét je minstens dat je die deur kunt sluiten. Nu blijft dat allemaal in de lucht hangen.”

Wat denkt u over het eventuele grote politieke complot achter de Bende?

Geens: “De Bende zou de zogenoemde ‘strategie van de spanning’ hebben uitgevoerd, als voorbode van een sluipende rechtse staatsgreep. Die hypothese kwam overgewaaid uit Italië. In 1980 was een zware aanslag op het station van Bologna gepleegd. Er werd gedacht dat leden van het geheime Gladio-netwerk achter de aanslag konden zitten. (Gladio werd in de jaren vijftig door de NAVO opgezet als een netwerk van verzetsgroepen tegen een eventuele communistische machtsgreep, nvdr.) Parlementaire onderzoekscommissies hebben met veel moeite de namen van de Gladio-leden achterhaald: ze konden er geen enkele met Bologna in verband brengen. Maar er waren daar ook allerlei parallelle rechtse netwerkjes actief, en die had je ook in België. WNP is daar wellicht een voorbeeld van, maar er is nooit grondig nagegaan of er een verband was met de raids van de Bende. Ik vind trouwens dat er te veel gefocust is op de eventuele motieven van de Bende.”

Het motief leidt niet naar de daders?

Geens: “Ik volg de visie van de Nederlandse professor Peter van Koppen. Hij zegt dat het nooit een goed idee is om een motief als leidraad van zo’n groot onderzoek te gebruiken, tenzij je één duidelijk motief bij de gepleegde misdaad hebt. De motieven in het Bende-onderzoek schieten te veel kanten uit. Was er een politiek motief of was het ordinair banditisme voor geld? Was het een bende met een moorddadige psychopaat aan het hoofd? Bepaalde profilers vonden dat er een psychopaat aan het werk was. Ik zeg: concentreer je op de feiten en onderzoek die uiterst grondig, zodat je kunt wegstrepen wat klopt en wat niet. Helaas gebeurt dat dus niet.”

Waarom niet?

Geens: “Ik weet het niet. Misschien vinden ze zulk onderzoek niet interessant? Ik weet wél dat ze te veel verwachten van tipgevers en getuigen. Daarom is bijvoorbeeld het onderzoek naar WNP mislukt. Een paar speurders wilden meer weten over de extreemrechtse scène in Brussel. Ze gingen te rade bij historici die de moord op Lahaut hadden uitgespit. Daarop zijn ze teruggefloten, kregen ze van hun oversten het verbod om daarop door te gaan, en hebben ze het opgegeven. Hoe zou je zelf zijn? Een tijdje later zijn ze uit de onderzoekscel verwijderd. Is dat manipulatie of incompetentie?”

“Je dribbelt net zo lang rond een verdachte tot hij iets bekent. Die bekentenis zelf wordt dan niet meer onderzocht, en als ze plots wordt ingetrokken, sta je met lege handen. In het onderzoek naar de Bende van de Borinage zijn er zo een dertigtal bekentenissen geweest: die zijn allemaal ingetrokken.”

Uw boek besluit met elf mythes over het onderzoek. Laten we er een paar uitpikken: u noemt het, om te beginnen, een mythe dat het bij de Bende over terreur ging.

Geens: “Het was uiteraard terreur, maar welk sóórt terreur? Dat is de belangrijke vraag. Ik dacht vroeger ook dat het politieke terreur was, maar ik heb met doorgewinterde criminelen gesproken. Daar leerde ik uit dat zelfs een simpele overval van een postkantoor, waar misschien twee of drie klanten staan, al geen sinecure is – en angstaanjagend voor de daders. Wat doet een gangster dan die een grootwarenhuis overvalt waar een paar honderd mensen rondlopen, zoals in Overijse? Hoe krijg je zo’n massa onder controle? Door massaal veel in het rond te schieten. Maar is dat daarom een politieke terreurdaad?”

U betwijfelt ook dat de Bende-leden professionals waren.

Geens: “Twee getuigen beschrijven dat ze bij een van de overvallen een Bende-lid de houding van een practical shooter hebben zien aannemen: het pistool met twee handen vasthouden, de benen spreiden enzovoort. Zo’n houding moet je inderdaad inoefenen. Maar bij een moord in een kleine kamer moest een ander Bende-lid dan weer acht schoten afvuren voor er één het slachtoffer trof; de taxichaffeur die ik al aanhaalde werd in zijn auto doodgeschoten, wellicht vanaf de achterbank; en een ander slachtoffer lag vastgebonden op bed voor hij de kogel kreeg: voor zulke moorden hoef je niet echt een getrainde scherpschutter te zijn.”

“Het professionalisme van de Bende zat vooral in de contacten die ze duidelijk had binnen de politiediensten. Ze wisten hoe ze ontsnappingsroutes moesten plannen – die liepen door verschillende gerechtelijke arrondissementen met verschillende politiekorpsen. Ze kenden bepaalde routines van het politiewerk. Van bepaalde bewegingen van de politie werden ze verwittigd.”

“Een mooi voorbeeld had je na de moord in 1983 op een restauranthouder in Ohain. Die gebeurde midden in de nacht. De ochtend nadien startte de politie een buurtonderzoek. Een cafébazin vertelde toen dat ze die nacht twee mannen over de vloer had gekregen die geen reguliere klanten waren. De politie toonde haar een fotoalbum, en ze herkende De Staerke en Mohammed El Bourajradji. Kort nadien werd ze bedreigd. Door wie, dat is nooit onderzocht. Wat er in elk geval op wijst dat twee verdachten wisten dat ze misschien herkend waren. Dat kan alleen door contacten binnen de politie komen.”

Als mythe nummer elf noteert u: ‘De bende van Nijvel bestaat’. Twijfelt u daaraan?

Geens: “Ik vind dat inderdaad niet zo evident. Allerlei zaken zijn via immateriële bewijzen aan elkaar gelinkt. De eerste aan de Bende toegeschreven moord was die bij de overval op wapenhandel Dekaise in Waver, in 1982 – een politieagent werd toen doodgeschoten. De wapens die daar gestolen werden, zijn nooit teruggevonden. Speurders denken wel dat de Bende ze heeft gebruikt, omdat bepaalde kalibers bij haar overvallen overeenkwamen met die van de Dekaise-wapens. Maar zolang je die wapens niet vindt, kun je dat niet bewijzen.”

“De vraag is: kun je die overval uit 1982 dan wel aan de Bende toeschrijven? Gestolen wapens worden in het criminele circuit op de markt gebracht, gekocht en verkocht, gebruikt of niet gebruikt, soms bewaard of gedumpt. Bouhouche zelf was bijvoorbeeld een echte bricoleur met wapens: hij verving geweerlopen en allerlei andere onderdelen door stukken van andere wapens. Veel wapens die bij hem gevonden zijn, waren van die samengestelde dingen. Die Dekaise-wapens kunnen dus zeker door verschillende gangsters en bendes gebruikt zijn, met andere doeleinden en motieven dan we aan de Bende van Nijvel toeschrijven. In die zin vraag ik me echt af of dé Bende van Nijvel wel bestaat.”

“Ach, ik zou die lijst met mythes nog een stuk langer kunnen maken. Het is ook een mythe dat een moordwapen in de periode van de Bende na gebruik meteen werd vernietigd. In die tijd was het niet zo eenvoudig als vandaag om aan een wapen te raken, als je het niet in een gewone wapenwinkel wilde kopen. Kort voor de Bende van Nijvel opdook, is in Sint-Genesius-Rode een zesvoudige moord gepleegd. Daarbij werd een bepaald wapen gebruikt, dat anderhalve maand later ook gebruikt werd bij een drievoudige moord. Was het wapen doorverkocht na de eerste moordpartij, of gaat het om dezelfde dader? Ik bedoel maar: ook over het wapengebruik van de Bende bestaan mythes.”

Volgens criminoloog Paul Ponsaers, die ook ooit een boek over de Bende schreef, zal er geen proces meer komen. Wat denkt u?

Geens: “Hij heeft gelijk. Het hele dossier bulkt van de procedurefouten. Eigenlijk is justitie er erg aan toe, hè.”

Zou een derde parlementaire onderzoekscommissie soelaas kunnen brengen?

Geens: “Nee. De verwarring zou alleen maar groter worden. Geen enkele buitenstaander die daar nu fris aan moet beginnen, kan dat nog behappen. Hoe begin je aan een dossier dat járen vraagt om het te lezen? De procureur-generaal zegt: ‘Alles is ingescand, ik scrol door het dossier.’ Dat is zeker een hulp, maar ook een risico. Namen als De Staerke, Beijer enzovoort worden op verschillende manieren gespeld: alleen al daardoor kun je in die miljoenen documenten belangrijke verklaringen missen.”

Geeft die telkens weer verlengde verjaring de slachtoffers dan geen valse hoop?

Geens: “Ik ben pessimistisch over de oplossing van de zaak, en toch wil ik blijven hopen dat er ooit weer een paar speurders opstaan die bijvoorbeeld de losse eindjes die ik net noemde eens helemaal uitspitten. (lacht) Ik ben dus hoopvol, maar tegen beter weten in.”

Bron » Knack

Bende van Nijvel: ‘Het klasseren van het onderzoek kan leiden tot een doorbraak’

Of Rudi Van Doorslaer, die mee de decennialang onopgehelderde moord op Lahaut oploste, het dossier Bende van Nijvel zou willen onderzoeken? ‘Misschien, onder de juiste voorwaarden: in alle onafhankelijkheid, met voldoende middelen en een multidisciplinair team van academici. Zo zouden wij het dossier op een andere manier kunnen benaderen, op dezelfde manier die succesvol was in het dossier Lahaut’, zegt hij in Deze Week.

Wat ook zou helpen om tot een doorbraak te komen, is het klasseren van het onderzoek?

“Toen we de moord op Lahaut voor het eerst onderzochten, in 1985, was het gerechtelijk dossier na verjaring al dertien jaar geklasseerd. Het heeft ons – Etienne Verhoeyen en ik – toen ongeveer drie weken gekost om min of meer zekerheid te hebben wie er naar Seraing was gereden om Lahaut te vermoorden. Zou dat ook mogelijk geweest zijn, mocht het gerechtelijk onderzoek toen nog hebben gelopen? Zouden er zo snel mensen naar buiten zijn gekomen om te verklaren dat zij wisten wie Lahaut had vermoord? Ik vermoed van niet.”

“Een cruciale getuigenis kwam trouwens van een van de zonen van de dader. Ik betwijfel of die man openlijk met ons zou hebben gepraat en met ons meegewerkt als er nog kans was op vervolging. Ook al was zijn vader toen overleden, er waren nog mededaders in leven. Dat is een belangrijk element in de overweging vandaag.”

“Er zijn nu wel interessante nieuwe gerechtelijke initiatieven met een meldpunt en de uitbreiding van de onderzoekscel, maar het is natuurlijk wel zo dat het gerechtelijk onderzoek verdergaat en daders nog kunnen gestraft worden. Het rechtsgevoel zegt ons dat dit maar logisch is. Maar of het zover komt en of er dan een antwoord komt op de waarom-vraag, is na 32 jaar en de lange lijst zogenaamde doorbraken verre van zeker. Daarom is het mijn overtuiging dat, om de nabestaanden van de slachtoffers van de Bende van Nijvel eindelijk enige duidelijkheid te verschaffen, het afsluiten van het dossier meer voor- dan nadelen heeft.”

Kan het gerecht niet samenwerken met historici die een parallel onderzoek uitvoeren?

“Mijn standpunt in die kwestie is genuanceerd om redenen die ik daarnet heb aangehaald. Maar onmogelijk is het natuurlijk niet. Alleen denk ik dat er bij de gerechtelijke autoriteiten weinig animo is om een deel van dat onderzoek te delegeren aan mensen die buiten het gerechtelijk onderzoek staan.”

“Emmanuel Gerard en ik zijn trouwens in 2015 met die vraag benaderd geweest door speurders van de cel Bende van Nijvel in Charleroi. Ze hadden het rapport over de moord op Lahaut gelezen en stonden versteld van de parallellen tussen beide onderzoeken. Ze vroegen ons of we bereid waren hen bij te staan voor bepaalde onderdelen van het onderzoek. Wij hebben daar niet negatief op gereageerd, maar wel gezegd: dat moet aan bepaalde voorwaarden voldoen en uiteraard moet er een officiële opdracht komen van de magistraten die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek.”

“Na lange tijd is ons gemeld dat die onderzoekers niet langer contact met ons mochten leggen. Dat is betreurenswaardig. Wij hebben nooit de pretentie gehad om ons in de plaats te stellen van de politiemensen die in de dagelijkse praktijk de misdrijven onderzoeken. Onze opdracht zou van een heel andere aard zijn. Als geschiedkundigen kunnen we vertrekken van een hypothese met onderzoeksvragen tot uit kritisch onderzoek van de bronnen eventueel blijkt dat we het bij het verkeerde eind hebben.”

Dat doet een onderzoeksrechter toch ook?

“Ja, maar die vertrekt vanuit de gegevens over de misdrijven. Wat daaruit tevoorschijn is gekomen in de loop van de voorbije 35 jaar is helemaal troebel geworden… Het onderzoek heeft de onderzoeksrechters al naar zoveel pistes geleid: de roze balletten, wapens die Israël levert in ruil voor drugsgeld, banale criminaliteit van vierdewereldfiguren uit Charleroi… en natuurlijk óók de politieke piste van extreemrechts. Maar zelfs een begin van duidelijkheid is daaromtrent vanuit het onderzoek nooit gekomen.”

Hoe zou jullie aanpak zijn?

“Door de aard van de feiten, de periode waarin de Bende toesloeg en met wat wij weten uit het dossier Lahaut, zou onze werkhypothese deze kunnen zijn: laat ons kijken naar die geheime anticommunistische Koude Oorlogsnetwerken. Hoe zijn die verder geëvolueerd in de tijd? Het onderzoek dat we deden rond Lahaut loopt door tot de jaren 1970.”

“Het onderzoek van Emmanuel Gerard heeft aangetoond dat bij bepaalde onderdelen van de toenmalige gerechtelijke politie er een heel sterke wederzijdse dienstverlening was tussen die private netwerken en de officiële diensten.”

“De eerste feiten die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel dateren van 1982. Dat is niet zo heel veel later en nog steeds in volle Koude Oorlog. Wat is er intussen met die netwerken gebeurd? Welke waren hun doelstellingen, wie waren de opdrachtgevers en de financiers? Welke invloed oefenden zij uit op het gerechtelijke apparaat en de politiediensten? Waarom probeerde iemand als André Moyen, de spilfiguur in de moord op Lahaut, herhaaldelijk het onderzoek naar de Bende te manipuleren? Dat zouden bij de start de onderzoeksvragen kunnen zijn.”

“In tegenstelling tot de onderzoeksrechter zouden wij dus niet vertrekken van de feiten die gepleegd zijn tussen 1982 en 1985, maar vanuit de bredere context, wat Emmanuel Gerard ‘de buitenste schil’ noemt. Wij beweren helemaal niet dat wij hiermee alles zouden kunnen oplossen, maar we denken wel dat dit type van historisch onderzoek enige klaarheid zou kunnen brengen in zaken die tot nu toe totaal onbegrijpelijk zijn. Wat kun je na al die jaren nog vinden?”

“We kunnen er zeker van zijn dat heel veel sporen zijn uitgewist. Het gaat hier tenslotte om de zwaarste misdaadreeks in België in de twintigste eeuw. Ook in de zaak Lahaut waren vele bronnen gekuist. Maar ook al zuivert men erg grondig archieven en documenten, bijna altijd worden er details over het hoofd gezien die een goed historicus uiteindelijk wel ziet en die eventueel tot een doorbraak kunnen leiden.”

Wat heeft de moord op Julien Lahaut te maken met de Bende van Nijvel?

Het gerechtelijk onderzoek leverde in beide gevallen niets op. Historisch onderzoek toont aan dat de moord van Lahaut rechtstreeks verband houdt met extreemrechtse netwerken tijdens de Koude Oorlog, met vertakkingen in politiek en justitie. Volgens de historici die de moord op Lahaut zestig jaar na de feiten oplosten, moet de piste van die netwerken ook onderzocht worden voor de Bende van Nijvel.

De Bende van Nijvel

Pleegde tussen 1982 en 1985 moorden, diefstallen, inbraken en overvallen. In totaal vielen er 28 doden en tientallen gewonden. Geen enkel bendelid werd ontmaskerd. In oktober 2017 bleek dat ene Christiaan B. de ‘Reus’ zou zijn.

De moord op Lahaut

De voorzitter van de Kommunistische Partij (KPB), Julien Lahaut, zou tijdens de eedaflegging van Boudewijn “Vive la République” hebben geroepen. Een week later, op 18 augustus 1950, werd hij vermoord. Het gerechtelijk onderzoek leidde tot niets en de zaak werd in 1972 geklasseerd. In 1985 wijzen historici Rudi Van Doorslaer en Etienne Verhoeyen in hun boek ‘De moord op Lahaut’ naar een anticommunistisch netwerk en identificeren één van de daders zonder zijn naam te noemen.

In 2011 geeft de Senaat het CegeSoma (Studiecentrum Oorlog en Maatschappij, toen o.l.v. Rudi Van Doorslaer) de opdracht om te onderzoeken waarom het onderzoek niets had opgeleverd en wie de mogelijke daders en opdrachtgevers zijn. In het eindverslag in 2015 wijst het onderzoeksteam van professor Emmanuel Gerard de hoofddader (François Goossens) en zijn opdrachtgevers (o.a. André Moyen) aan en brengt een grote verwevenheid aan het licht van private, anticommunistische Koude Oorlogsnetwerken met officiële instanties.

Bron » Deze Week | Dirk Remmerie

“Laat het Bendedossier nu maar verjaren”

Bij de rijkswacht. De Antwerpse oud-politicus en advocaat ­Hugo Coveliers heeft het altijd al gezegd. Daar moesten de leden van de Bende van Nijvel gezocht worden. Als lid van de eerste Bendecommissie stond hij in het parlement doorgaans alleen, met zijn theorie over de georganiseerde misdaad, corruptie en politieke belangen.

Vandaag luidt het oordeel van de toenmalige rebel opvallend mild: “De onderzoekers kenden die fenomenen niet en konden ze niet aanvaarden. Die mensen waren niet noodzakelijk allemaal te kwader trouw.”

We treffen meester Hugo Coveliers (70) in zijn kelder tussen de dossierkasten. Hij gaat binnenkort verhuizen. Maar zijn politiek archief verhuist niet mee. Die 200 archiefdozen en 50 klasseermappen heeft hij vorige week al ondergebracht in het Archief-, Documentatie- en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN), bij hem om de hoek. In dat archief schuilen ook alle verslagen van de eerste onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel, waarvan Coveliers – als Kamerlid voor de VU – dertig jaar geleden secretaris was en naam mee maakte in het parlement.

Ook in de jaren daarna zou het Bendedossier nog geregeld opduiken, niet zelden met Coveliers in een hoofdrol. “Toen ik hier vorige week een van de kasten aan het leegmaken was, stootte ik op een artikel uit De Morgen van 1995, met als titel: Hugo Coveliers: ‘De Reus van de Bende is een rijkswachter’.”

Waarom was u daar altijd al van overtuigd?

“Vanwege de manier waarop de Bende opereerde. En ze kenden zeer goed de procedures van de politiediensten. In andere landen had men bij dat soort georganiseerde misdaden ook gezien dat er dan mensen uit de politiediensten mee gemoeid waren.”

“Ikzelf had in 1988, op uitnodiging van de Amerikaanse overheid, de kans gekregen om hun politie- en inlichtingendiensten te gaan bezoeken. Daar had ik geleerd dat de moderne misdaad een vorm van corruptie inhield, met als onmisbaar ingrediënt zogenaamde degenerated agents, ontspoorde agenten die niet meer te vertrouwen waren. Een andere reden om richting de rijkswacht te kijken, was natuurlijk het ontbreken van een motief bij al dat zwaar geweld.”

Waaruit u concludeert dat er maar één reden geweest kan zijn: angst zaaien?

(knikt) “Het doel was een gevoel van onveiligheid creëren, waardoor de macht van de rijkswacht zou vergroten.”

Is het onderzoek naar de Bende van meet af aan slecht gevoerd of hadden de daders het slim aangepakt?

“De onderzoekers hebben het slecht aangepakt omdat het fenomeen van de georganiseerde misdaad, vermengd met politieke belangen, onvoldoende gekend en aanvaard was. De procureurs en andere magistraten konden toen niet aannemen dat er rijkswachters mee gemoeid waren, dat er corruptie was.”

“Ze redeneerden vanuit een soort raison d’état. Ze vertelden mij dat ook toen ik hen privé ontmoette: als we dat allemaal gaan uitspitten, dan riskeren we dat we maar een aantal kleinigheden zullen vinden, maar dat we ondertussen wel heel de rechterlijke macht op losse schroeven zetten. Die mensen waren niet noodzakelijk te kwader trouw. Maar diegenen die wél te kwader trouw waren, rekenden er wel op dat de anderen zo zouden ­reageren. ”

In de theorie die u hanteert, worden de politici en de magistraten die het potje moeten toedekken, gechanteerd met hun seksuele avonturen.

“Het was toen een terugkerend patroon bij georganiseerde misdaad. Je kon iemand chanteren van wie je wist dat die naar de hoeren ging. Later is dat geëvolueerd naar sm en allerlei rommel. Maar ik weet dat veel mensen er twijfels bij hebben, en dat er nooit harde bewijzen zijn gekomen tegen bijvoorbeeld oud-premier Paul Vanden Boeynants (PSC) in de hele zaak van de Roze Balletten en de verhalen over het konfituurbad, waar tal van hoogwaardigheidsbekleders zouden zijn ingedoken. Vanden Boeynants is in de Bendecommissie nog op mij toegestapt om me te zeggen: Moi, je ne pédale pas dans la confiture! En toch vond ik die getuigenis van de prostituee Maud Sarr indertijd wel heel geloofwaardig.”

Louis Tobback (SP.A) zei in De Morgen dat hij Vanden Boeynants “altijd had gekend als een geheelonthouder” en “dat dat toch een handicap was om mee te doen aan een orgie”.

“Louis Tobback is een eerbiedwaardige burgemeester van Leuven. Maar of hij over die zaken ook veel weet, is een andere vraag. (lacht) Het is perfect mogelijk dat Vanden Boeynants geen alcohol dronk, maar hij had bijvoorbeeld wel wat ­maîtresses, die hij telkens ook schepen maakte of een job gaf op een kabinet. Vanden Boeynants heeft me toen trouwens op een onbewaakt moment eens gezegd dat hij me voor zijn dood nog iets zou vertellen.”

Wat dacht u sinds dat moment te weten te komen?

“Ik dacht dat hij mij heel de Bende van Nijvel zou uitleggen.”

Echt?

“Ja. Er is bij veel mensen – of ze nu gelovig zijn of niet – toch zoiets als een geweten dat begint op te spelen wanneer het einde van hun leven in zicht komt. Maar misschien heeft hij mij dat gewoon gezegd omdat hij van mij af wilde zijn. Ik ben hem eind jaren 90 nog eens tegengekomen op een tennistoernooi in Oostende. VDB was daar met een van zijn vriendinnen. Toen ik hem zijn belofte voor de voeten wierp, antwoordde hij: Jaja, maar ik ben nog niet dood.” (lacht)

U was indertijd een van de weinigen die richting de rijkswacht wees. Heeft u toen nooit het signaal gekregen dat u zich ­gedeisd moest houden?

“André Bourgeois, een heel brave CVP’er die was aangesteld als voorzitter van de eerste Bendecommissie om daar de boel te kalmeren, heeft me dikwijls gevraagd of ik niet gemanipuleerd was en waarom ik die dingen toch allemaal vertelde.”

“En Hugo Schiltz, toen vicepremier voor de VU, heeft me nog eens op de passerelle van het parlement gevraagd waarom ik dat allemaal publiek moest maken. Waarop ik zei dat het net was doordat het niet publiek werd gemaakt, dat het niet opgelost raakte. De toon van die vragen was wel nooit intimiderend. Het was eerder een bezorgdheid. Ik stond eens in het parlement in de wc naast premier Wilfried Martens (CVP). Maar Hugo, zei hij, is dat nu allemaal waar wat ge vertelt?”

Een van de conclusies van de tweede onderzoekscommissie was dat de link met de rijkswacht moest worden onderzocht. Is het parlement dan niet belachelijk gemaakt?

“Ja, natuurlijk. (lacht) Enfin, je voelt de beperkte mogelijkheden van het parlement. Het doel van de onderzoekscommissie is uiteraard niet om het gerechtelijk dossier op te lossen. Wel wat moet veranderen in de toekomst. Maar ik geef toe dat ook ik ooit gehoopt heb dat we in de commissie het misdrijf zouden oplossen. IJdele hoop, besef ik nu.”

De recente revelatie over de Reus zal niets meer worden dan een opflakkering, zoals er al zo veel geweest zijn?

“Dat denk ik, ondanks de goede wil van de huidige onderzoekers. Begin jaren 90 was het dossier al een paar honderdduizend pagina’s dik. Maar het was nog enigszins behapbaar. Ik heb toen voorgesteld om alle punten aan te duiden waar dingen onopgeklaard waren, waar beslissingen in het onderzoek genomen waren die achteraf contraproductief bleken. Dat betekent nog niet dat die beslissingen op het moment zelf te kwader trouw waren gebeurd.”

“Het kon ook om verkeerde keuzes of onwetendheid gaan. Als men dat toen had gedaan, dan had men eventueel wel een lijn kunnen ontwaren tussen een aantal van die beslissingen waar wél sprake was van manipulatie. Maar men heeft geweigerd om dat te doen. Jean Deprêtre, procureur van Nijvel en van PSC-allooi, heeft daar toen een bepalende rol in gespeeld.”

Wat moet er nu gebeuren?

“Laat het verjaren. Er zal toch nooit een proces van komen. Het dossier beslaat ondertussen miljoenen pagina’s. Een advocaat van een beschuldigde zou daar tijdens het proces het meest onbenullige pv kunnen uitpikken, waarop de rechter dat dan eerst zou moeten gaan lezen, en vervolgens heeft die advocaat alweer een nieuw pv klaar.”

“Ik vind het heel erg voor de nabestaanden van de slachtoffers. Men moet hen eerst royaal vergoeden, niet krenterig zoals dat vaak gaat. En eens het verjaard is, wordt het openbaar en kunnen historici en andere wetenschappers er zich in verdiepen. Dat moet ons in staat stellen om misschien niet meer de daders, maar toch het motief te achterhalen. Dat is toch ook belangrijk voor wie wil weten waarom zijn zus, vader of broer vermoord is.”

Wat is precies de meerwaarde van hier historici op los te laten?

“Ik denk dat die gemakkelijker verbanden zien en zich beter kunnen inleven in de tijdgeest. We hebben er 30 jaar criminologen en politiemensen op laten zoeken. Er is niets gevonden. Ik zeg ook niet dat die speurders van het dossier gehaald moeten worden. Iedereen kan maar beter samenwerken. Maar dus wel eerst de slachtoffers betalen, want je ontneemt hen wel het laatste sprankeltje hoop.”

Zullen slachtoffers als David Van de Steen en zijn advocaat Jef Vermassen, die nog alles in het werk willen stellen om de daders te ontmaskeren, daar ­vrede mee nemen?

“Als je het hen goed uitlegt, denk ik dat ze dat wel zullen aanvaarden, ook Jef Vermassen. Hij heeft nog niets van het dossier gelezen. Gaat hij de rest van zijn leven daaraan spenderen? En ik weet niet welke gouden tips hij nog achter de hand heeft. Maar hetgeen hij tot nog toe gezegd heeft, was al bekend en is al behandeld in de commissie.”

Zouden we een dergelijke samen­zwering vandaag kunnen stoppen?

“Er zijn nu meer controlemechanismen die van in het begin de alarmbellen zouden doen afgaan. De Hoge Raad voor Justitie, de comités P en I. Er is binnen de politiediensten ook intern veel meer controle, en de mensen zijn mondiger geworden.”

De burger mag op zijn twee oren ­slapen?

“Dat weet ik niet. (grijnst) Je kan ook onder een tram lopen, hé.”

Bron » Het Nieuwsblad

Laat het Bende-dossier verjaren

Een proces over schuld en onschuld zal nooit meer plaatsvinden, zegt Joris Van Cauter. Laat het dossier dan maar verjaren, dat biedt veel voordelen.

De minister van Justitie bedacht voor de wetswijzigingen die hij doorvoert de naam “potpourri”. Je geesteskind noemen naar een luchtverfrisser: het is een vreemde naamkeuze. Stonk justitie misschien?

Eén van de potpourri wetswijzigingen in 2015 had betrekking op het verlengen van de verjaringstermijn van bepaalde misdrijven. Die wijziging was niet de vrucht van een groot debat over het concept van de verjaring in strafzaken. Neen, de wet moest snel aangepast worden om de verjaring van de misdaden van de Bende van Nijvel te voorkomen.

De eerste zin van de memorie van toelichting bij deze wet luidt dan ook: ‘De bloedige aanslagen van de Bende van Nijvel staan op de rand van de verjaring.’ Duidelijk. Maar, zegt de wetgever verder, leid daaruit toch maar niet af dat ik aan gelegenheidswetgeving doe: ‘dit (is) dus geen gelegenheidswetgeving aangezien zij wel degelijk bedoeld is om in voorkomend geval te worden toegepast op andere bijzondere ernstige misdaden, waarvan de verjaring evenzeer schokkend zou zijn.’ We zijn nu gerustgesteld. Er is een wet gemaakt die niet voor één uniek geval geldt.

Twee bendes

Maar er is meer. De wetgever meent in de memorie van toelichting dat de nieuwe wet de verjaring zal voorkomen van alle feiten die aan de zogenaamde Bende van Nijvel worden toegeschreven. Dat betreft diverse feiten, gaande van diefstal tot (roof)moord, te beginnen in 1982 tot het laatste feit in Aalst op 9 november 1985. De wetgever gaat er gemakkelijkheidshalve van uit dat al die feiten werden gepleegd met eenzelfde misdadig opzet.

Dat is een juridische fictie die toelaat pas te beginnen rekenen vanaf het laatste feit en zo oudere, normaal gezien verjaarde feiten, toch nog te redden van de verjaring. Maar wat is die fictie waard als er – zoals her en der wordt geschreven – sprake zou zijn van twee bendes? In dat geval schiet de wet allicht zijn doel voorbij en is alleen Aalst nog niet verjaard maar de rest wel. Misschien moet iemand dit ook eens durven zeggen.

In plaats van een juridisch bedenkelijke wetswijziging had de minister twee jaar geleden beter de waarheid gezegd. En die is even simpel als pijnlijk: een proces waarbij geoordeeld wordt over schuld en onschuld zal nooit meer plaatsvinden. Dat is uiteraard betreurenswaardig, maar zeker niet uniek. De meest gruwelijke feiten in de menselijke geschiedenis werden nooit aan een rechterlijk oordeel onderworpen.

Na verloop van tijd wint het belang van de historische waarheid het van het belang van de juridische waarheid. Dat moment is aangebroken. In plaats van meer politiemensen op het onderzoek te zetten moet de politie er juist mee stoppen. Laat politiemensen zich bezighouden met actuele feiten die wel nog kans maken om bij de rechter te belanden. De terreurdreiging zorgt al voldoende voor overbelasting van vaak onderbemande diensten. Politiemensen zijn geen geschiedschrijvers maar moeten ervoor zorgen dat verdachten van misdrijven door rechters kunnen worden beoordeeld.

Dat de eventueel te ontdekken waarheid dan niet meer tot straffen leidt, moeten we er maar bij nemen. Maar bestraffing is niet de enige weg naar maatschappelijke rust en herstel. De waarheid die naar boven komt, kan ook een maatschappelijke catharsis teweegbrengen. Waarom niet een soort van waarheidscommissie voor de Bende?

Het is juist dat eerdere parlementaire commissies er niet in geslaagd zijn om de waarheid te achterhalen. Maar naast de vraag of de politici wel competent zijn om een dergelijk onderzoek te voeren mag ook niet vergeten worden dat hun onderzoeksterrein beperkt was door het lopende gerechtelijk onderzoek.

De verjaring zou op dat vlak een bevrijding zijn. Of we die commissie moeten bevolken met historici weet ik, na De Standaard van dit weekend, ook niet meer zeker. De historici die vragen het onderzoek in hun handen te geven, beginnen – nog voor ze er één letter van het dossier hebben gelezen – al met de stelling dat de feiten een politiek karakter hebben in (DS 28 oktober 2017). Zouden ze die conclusie niet beter poneren na hun onderzoek?

Nog een voordeel van de verjaring is dat we dan ook meteen af zijn van dat vervelende geheim van het onderzoek. Dat heeft in deze zaak zijn waarde verloren. Het wordt de facto al niet meer nageleefd en doet alle betrokkenen in een kramp schieten, waardoor alleen maar meer argwaan wordt gewekt.

Of wat moet je anders denken over het feit dat een advocaat verklaart nog twee daders te kennen die de procureur generaal niet kent en dat vervolgens de communicatie stopt vanwege ‘het geheim van het onderzoek’. Het onderzoek is blijkbaar maar een beetje geheim. Dat is voor de perceptie dodelijk en een ideale voedingsbodem voor complottheorieën allerhande.

Het verval van de strafvordering door de verjaring zal bovendien ook een unieke kans bieden aan goede onderzoeksjournalistiek. Laat de Belgische Bernstein en Woodward maar graven naar de waarheid. Dan stopt het actuele blindvaren op de lekken van allerlei betrokken advocaten en/of onderzoekers. De scoops die daar een gevolg van zijn hebben geen maatschappelijke meerwaarde. Ze ruiken onfris en bespaar ons van goedkope luchtverfrissers.

Bron » De Standaard | Joris Van Cauter