Speurders weten na 33 jaar hoe de moordenaar van Ingrid (26) eruitziet dankzij DNA-onderzoek

De speurders die de moord op Ingrid Caeckaert uit 1991 moeten ophelderen, weten nu dankzij DNA-onderzoek hoe de dader eruitziet. Het zou de allereerste keer zijn dat het Belgische gerecht dergelijke mogelijkheid benut.

Al meer dan 30 jaar hebben de speurders die de moord op de blonde Ingrid Caeckaert proberen op te lossen, het erfelijk materiaal van de dader in handen. De 26-jarige vrouw werd door haar moordenaar verrast, toen ze op zaterdag 16 maart 1991 arriveerde op haar appartementje aan het Heldenplein in Heist. De dader bracht haar met 62 messteken om het leven, in de hal op de zevende verdieping van het pand.

De dader kwetste zich ook aan zijn eigen mes. Daardoor liet hij een bebloedde handafdruk na op de glazen toegangsdeur van het appartementsgebouw, en liet hij een lang spoor van bloeddruppels door de straten van Heist.

Wie de moordenaar is, of waarom Ingrid Caeckaert moest sterven, is na al die jaren nog altijd een mysterie. Uit het DNA-spoor dat de dader achterliet, mochten de speurders en wetenschappers tot nu toe alleen maar afleiden dat de dader een man is. Het DNA werd vergeleken met dat van tientallen verdachten, maar nooit leidde tot een match.

Nieuwe DNA-wet

Maar eind februari stemde het federaal parlement op initiatief van justitieminister Paul Van Tigchelt (Open VLD) een nieuwe DNA-wet. Die wet moest de speurders in cold cases nieuwe troeven geven, om dossiers zoals deze van Ingrid Caeckaert op te helderen.

Drie maanden na de stemming van deze wet, bevestigt het parket-generaal van Oost-Vlaanderen dat de nieuwe wet aangewend wordt in het dossier Caeckaert.

“Dankzij de wetswijziging worden in het dossier door het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) meerdere pistes tegelijk onderzocht”, zo zegt het parket-generaal Oost-Vlaanderen. “Zo worden met de DNA-profielen van de onbekende man, wiens bloed werd aangetroffen op de plaats delict, bijkomende zoekingen uitgevoerd in de DNA-databanken naar potentieel directe en verdere verwanten van de onbekende man.”

Veroordeelde familie?

De speurders weten al lang dat de dader niet in de DNA-databanken van justitie zit: hij is nooit meer tegen de lamp gelopen in een politie-onderzoek naar een andere misdaad, en nooit veroordeeld. Maar door de nieuwe wet mogen de speurders nu ook nagaan of er een familielid van de onbekende dader ooit betrapt is bij een onderzoek, en hij of zij DNA heeft moeten afstaan. In dat geval zouden ze de moordenaar via zijn familie kunnen identificeren.

Daarnaast mogen speurders nu via DNA-onderzoek ook nagaan hoe een onbekende dader eruitziet. De nieuwe wet laat toe dat ze zijn fenotypering bestuderen: ze kunnen een inschatting maken van wat het haarkleur is van de dader, welke kleur van ogen hij heeft, hoe oud de dader was op het moment van de misdaad, en van welke regio hij afkomstig is. Met die info kunnen ze als het ware een digitale robotfoto van de dader bouwen.

Allereerste keer

Dit is ook gebeurd in het dossier van Ingrid Caeckaert, zo bevestigt het parket-generaal: “Uit het bloed van de onbekende man werden bijkomende fenotypische kenmerken bepaald, zoals zijn biogeografische origine.” Het zou de allereerste keer zijn dat speurders in België van deze technische mogelijkheid gebruikmaken.

Deze informatie geldt niet als bewijs in een onderzoek, maar kan gebruikt worden als opsporingsindicatie. Op basis van dit profiel, wil het gerecht daarom nu op zoek naar verdere verdachten van de moord. “Samen met de tactische elementen uit het dossier zullen ze de basis vormen om de nodige selectie uit te voeren.”

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast

Man uit West-Europa, van (toen) ongeveer 40 jaar: na 33 jaar achterhalen onderzoekers hoe moordenaar Ingrid Caeckaert er wellicht uitzag

Na 33 jaar weet het gerecht dat de moordenaar van Ingrid Caeckaert (26) wellicht uit West-Europa komt en op het moment van de feiten een veertiger was. Dat blijkt uit het DNA-spoor dat in 1991 op de plek van de moord gevonden werd. Pas nu kon en mocht het gerecht dat DNA uitgebreider onderzoeken.

Onderzoekers hebben uit het DNA dat op de plek van de moord op Ingrid Caeckaert gevonden werd, meer informatie kunnen halen over zijn identiteit. Dat meldt Het Nieuwsblad en bevestigt het parket-generaal van Gent aan onze redactie.

“We hebben de mogelijkheid nu om bijkomend DNA-onderzoek te verrichten, en zo zijn we er onder andere in geslaagd om meer informatie over onze onbekende verdachte man te achterhalen”, zegt magistrate Céline D’havé.

Die informatie blijkt redelijk concreet te zijn: “Momenteel weten we dat de man die verantwoordelijk is voor haar dood wellicht van West-Europa komt en op het moment van de feiten ongeveer veertig jaar was. Die resultaten zullen we nu mee opnemen in ons onderzoek om te komen tot de identificatie.”

In principe zouden de onderzoekers ook de haarkleur en de kleur van de ogen van de man kunnen achterhalen uit het DNA-onderzoek. Dat hebben ze nog niet gedaan. Het is geen prioriteit, omdat de resultaten misleidend kunnen zijn, klinkt het.

Wat gebeurde er op die fatale dag in maart 1991?

Om het verhaal te begrijpen, moeten we terug naar zaterdag 16 maart 1991. Ingrid Caeckaert, een immomakelaar van 26, keert op de middag terug naar haar appartement in Knokke-Heist om te lunchen. Normaal doet ze dat bij haar ouders, maar omdat ze die middag nog werk heeft, besluit ze om naar haar appartement te gaan. Vlak daarvoor loopt ze nog even langs bij de kledingwinkel van een vriendin. “Ze was goedgezind”, vertelt die vriendin achteraf. “Iedereen was goedgezind, omdat het zulk mooi weer was. Het was geen dag om te sterven.”

In de trappenhal op de zevende verdieping wordt ze vermoord met maar liefst 62 messteken. Haar lichaam valt enkele treden naar beneden en wordt gevonden door een onderbuurvrouw.

Terwijl de vrouw in paniek naar beneden loopt om de hulpdiensten te bellen, kan de dader ontsnappen. Hij raakt wel gewond, vermoedelijk aan zijn rechterhand. Hij laat een bebloede handafdruk na op de deur van het appartement, en ook buiten loopt het bloedspoor nog 170 meter door. Daar is de dader mogelijk in een auto gestapt.

Zeker weten we dat de dader een man is, dat hebben de speurders kunnen opmaken uit het DNA-spoor. Ook zeker is dat hij zelf niet in een DNA-databank zit. Zijn DNA werd ook vergeleken met tal van verdachten, maar zonder succes.

Daar stopt de informatie, want meer konden en mochten de speurders niet onderzoeken in het gevonden bloedspoor, simpelweg omdat dat in ons land niet toegelaten was.

De vrouw is niet bestolen en niet verkracht. In de jaren en decennia die volgen, pluist het gerecht alle pistes uit, van een moord in de relationele sfeer tot fraude in de immosector. Duizenden mensen zijn ondervraagd, talloze tips werden nagetrokken, er kwamen verschillende oproepen in de media. Het DNA werd vergeleken met dat van haar vriend, maar dat was negatief. Ook verschillende beruchte moordenaars in ons land – denk aan Ronald Jansen – worden bekeken. Maar ook dat levert niks op.

Er zijn ook wel wat opmerkelijke zaken gebeurd in de loop van de jaren. Kort voor de moord laat een onbekende paarse anjers leveren op haar kantoor. Waarom? Geen idee. “Ingrid haatte anjers en vond paars geen mooie kleur: dat geef je alleen aan dode mensen, vond ze”, vertelde haar moeder in 2002 in Ooggetuige, een opsporingsprogramma van VRT.

Kort na haar dood en later, in 1993 en 1996, legt iemand bloemen op haar graf in Maldegem. Telkens drie bloemen, de laatste keer zit er ook een anjer bij. Opnieuw: geen idee wie ze daar gelegd heeft.

Enkele jaren geleden deden de moeder en vader van Ingrid nog een ultieme oproep voor informatie: “We willen maar één ding, dat er toch iemand spreekt. Tenslotte zijn wij zwaar afgestraft, heel zwaar. We hebben niemand meer, geen kleinkinderen, niks. Voor ons is het leven blijven stilstaan.”

Al het onderzoek ten spijt is en blijft het tot vandaag – 33 jaar later – een raadsel wie Ingrid Caeckaert vermoord heeft en waarom.

Is die zaak nog niet verjaard na 33 jaar? Volgens het parket alleszins niet. “De wet op de verjaring is ook veranderd, dus wij zijn van oordeel dat het onderzoek nog niet verjaard is. Er gebeurt dus nog volop onderzoek.”

Nieuwe DNA-wet, nieuwe mogelijkheden

Maar onlangs is de DNA-wet in ons land gewijzigd. Sindsdien is er dus meer mogelijk in het onderzoek naar onopgeloste misdaden.

Via DNA-onderzoek mogen onderzoekers nu dus bijvoorbeeld nagaan hoe een dader er vermoedelijk uitziet, een fenotypering dus. Dat gaat dan om kenmerken als haarkleur, kleur van de ogen en of hij afkomstig is uit bijvoorbeeld Europa, dan wel uit Azië of Afrika. Zo kunnen de onderzoekers een beter beeld vormen van de dader, zoals in dit dossier dus gebeurd is.

Let op: het gaat niet om een echte robotfoto. Want dat kan (nog) niet. “Sinds enkele jaren gebeurt er wel veel onderzoek naar”, zegt Ronny Decorte, professor Forensische Genetica aan de KU Leuven. “Er zijn al een aantal mogelijkheden om bijvoorbeeld een digitale robotfoto op basis van DNA te maken, maar het onderzoek zit nog altijd in een experimentele fase.”

Hier in ons land is het dus nog nooit toegepast in de praktijk, zegt Decorte. In bijvoorbeeld de Verenigde Staten wel. “Maar de onderzoekers zeggen zelf dat het nog niet op punt staat, ze kunnen die robotfoto nog niet met 100 procent zekerheid opstellen en zo een identificatie verkrijgen.”

Een snelcursus van ons DNA

“Ons DNA bepaalt wie we zijn en hoe we eruit zien”, legt professor genetica Peter Claes uit. “Door markers op ons DNA, door die codes te ontcijferen, kunnen we inschattingen maken van bijvoorbeeld oogkleur of afkomst. Die accuraatheid ligt hoog, maar het blijven voorspellingen.” 100 procent zekerheid is er met andere woorden nooit.

Daardoor kunnen we bijvoorbeeld ook niet voorspellen hoe iemands volledige gelaat eruitziet. Want ook de omgeving is een grote factor en die blijft altijd onbekend. “Dat gaat dan om de manier waarop je opgroeit, de voeding die je krijgt als kind, het gebruik van alcohol tijdens de zwangerschap… Die dingen kun je niet uitlezen uit het DNA. Dus een volledige robotfoto blijft een utopie”, benadrukt ook Claes.

Dat dit onderzoek nu ingezet wordt, is een primeur voor ons land. “Als er zo antwoorden gegeven kunnen worden, is dat echt een meerwaarde. Het is dus zeker een gamechanger.”

Naast die fenotypering mogen onderzoekers ook DNA-verwantschapsonderzoek doen. Er mag dus gezocht worden naar gedeeltelijke matches met familieleden. Aan de hand van het DNA kan er dus een groter onderzoek gedaan worden in de familielijn. Daar is wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden: het DNA van het familielid moet ook al voorkomen in een van de DNA-databanken. Want, bij deze onderzoeken komt er ook altijd een luik ethiek en privacy.

Ook dat onderzoek loopt nog in dit dossier, zegt D’havé. “Op basis van het Y-chromosoom kunnen we wetenschappelijk komen tot de familie waartoe die man behoort. Dan kunnen we een vergelijking doen met de DNA-databank en met een beetje geluk komen we tot zijn familie. Er kan dus nog meer informatie naar boven komen, hopelijk gebeurt dat ook. Zodat we de nabestaanden antwoorden kunnen geven.”

Want daar wachten de ouders van Ingrid Caeckaert na al die jaren nog steeds op.

Bron » VRT Nieuws | Hanne Decré

Wat kan je na 30 jaar nog afleiden uit stoffelijke resten? “Botten kunnen nog veel informatie opleveren”

Ook 30 jaar na een overlijden kan het onderzoek van resten van een lichaam nog helpen te bepalen hoe iemand om het leven gekomen is. Er kan nog DNA-onderzoek gebeuren, tanden bevatten nuttige informatie en ook beschadigingen van de botten kunnen informatie opleveren over de manier waarop iemand gestorven is. Al hangt alles natuurlijk af van de omstandigheden waarin het lichaam bewaard gebleven is.

Annie De Poortere verdween 30 jaar geleden plots, op een novemberdag. Al die jaren was er geen enkel spoor. Tot afgelopen weekend, toen werden lichaamsresten, die vermoedelijk van haar zijn, gevonden in een tuin in Sint-Martens-Latem. Vlak bij de plek waar ze voor het laatst werd gezien: haar eigen huis.

Het is voorlopig niet 100 procent zeker dat het gevonden lichaam dat van Annie De Poortere is, daarvoor is het wachten op het DNA-onderzoek. Resultaten daarvan worden in de loop van deze week verwacht. Maar het parket zegt wel “aanwijzingen te hebben” dat het hier gaat om “een dame die verdween in 1994”.

Het verhaal roept veel vragen op. Wat is er precies met haar gebeurd? Waarom werd er geen grondiger onderzoek gevoerd? Hoe uitzonderlijk is het dat zo’n oude verdwijningszaak nog opgelost wordt? En ook: hoe kan het onderzoek van de stoffelijke resten na al die tijd nog bijdragen aan het oplossen van de zaak?

Kwaliteit botten essentieel

Het is sowieso nog wachten op de resultaten van het DNA-onderzoek om de identiteit van het slachtoffer te achterhalen. Ook daar kan het onderzoek van de botten eventueel bij helpen.

“Als er DNA is van de botten die men opgegraven heeft en dat is nog van voldoende kwaliteit én er is DNA van vroeger, dan kan men dat matchen en eventueel bewijzen dat het die persoon is”, vertelt Koenraad Verstraete, professor forensische radiologie, verbonden aan de Universiteit van Gent en het Universitair Ziekenhuis Gent, in ‘De ochtend’ op Radio 1. “Alles zal afhangen van de kwaliteit van botten. Die hangt af van de bewaaromstandigheden: in welk soort grond werd het lichaam begraven, wat was de vochtigheidsgraad, is ze snel begraven na overlijden of niet?”

“Botten bestaan uit calcium en fosfor, dat zijn kristallen die zeer goed bestand zijn tegen verval, dus aan de hand van de botten kan men dikwijls nog veel informatie bekomen.”

Informatie koppelen aan medisch dossier

Een forensisch radioloog wordt ingeschakeld in het onderzoek naar de slachtoffers van een geweldmisdrijf. “Wij gebruiken radiografie en CT-scan, die maken gebruik van röntgenstralen”, legt Verstraete uit. “Die worden geabsorbeerd door die calcium- en fosforkristallen, zo krijgen wij een beeld van de inwendige structuur van de botten. Dat geeft heel veel weer over de persoon. Wij kunnen zo het geslacht helpen te bepalen en iets zeggen over leeftijd, lengte, eventuele misvormingen aan een persoon en zo helpen bepalen over wie het zou kunnen gaan.”

“Voor het inschatten van de leeftijd gebruiken we groeischijven. We kunnen ook kijken naar tanden, tandvullingen, tandimplantaten. Zijn er fracturen geweest of niet? Zien we plaatjes en schroeven? Die informatie moet dan gekoppeld worden aan het oude medische dossier, dat gaat dan via de onderzoeksrechter en de wetsdokter. Onze gegevens en hun gegevens worden dan samengebracht.”

Mysterie over doodsoorzaak ontrafelen?

Naast de informatie die tot identificatie van het slachtoffer kan leiden, kan er uit de scan van de stoffelijke resten mogelijk ook afgeleid worden hoe de persoon om het leven gekomen is.

“Dat zal opnieuw gebeuren door onze informatie samen te leggen met die van de onderzoeksrechter en de wetsdokter. Wij gaan zoeken naar het mechanisme en de aard van de krachtinwerking op botten. Mochten er fracturen zijn (bijvoorbeeld als gevolg van een slag op de schedel), dan kunnen wij aan de hand van een spreiding van de breuklijnen een idee krijgen met welk voorwerp dat gebeurd is en hoe.”

Ook andere vragen kunnen mogelijk beantwoord worden. “Is er een scherp voorwerp gebruikt? Dan gaan we andere lijnen zien op de botten. Als het mes bijvoorbeeld het bot geraakt heeft, dan kunnen we eventueel een scherpe lijn zien. Zijn er kogels gebruikt? Dan zijn er metaalfragmenten.”

In verschillende onderdelen, zoals de wervelzuil en de romp, gaat men op zoek naar kwetsuren. “Dan gaat het erom of het oude kwetsuren zijn of kwetsuren die het gevolg zijn van de moord. Het tongbeen is heel interessant, indien er sprake zou zijn van wurging. Er kunnen sporen zijn, in zoverre het ook de tijd overleefd heeft, want dat is een heel klein beentje en dan is 30 jaar relatief lang. Daarvoor moet men zeer voorzichtig tewerkgaan bij de opgraving, zodat er geen nieuwe fractuur veroorzaakt wordt.”

Vergiftiging?

Mocht er sprake zijn van vergiftiging, dan zal dat niet of moeilijk te zien zijn op de botten. “Het moeten al megadosissen fluor of iets anders zijn dan. We zouden wel een onderscheid kunnen maken met stofwisselingsziekten die er zijn, heeft de patiënt een vitamine D-tekort of een nierziekte, infecties kunnen we ook wel zien. Maar een intoxicatie zal meestal niet lukken.”

Bron » VRT Nieuws

Eeneiige tweeling Frans en Paul (89) werkt mee aan forensisch DNA-onderzoek om cold cases op te lossen: “Alles voor de wetenschap”

Honderd tweelingen hebben forensische onderzoekers Sofie Claerhout (30) en Heleen Coreelman (28) nodig. Ze proberen via het Y-chromosoom te achterhalen of ze zo cold cases kunnen oplossen. Frans en Paul Mispelaere, een 89-jarige eeneiige tweeling uit Wevelgem, waren bij de eersten die intekenden als vrijwilligers voor hun nieuwe studie.

“En staan jullie nu op het punt om het mysterie van de Bende van Nijvel op te lossen?”, vraagt Frans Mispelaere voor de neus weg aan de twee jonge wetenschappers. “Sorry, maar dat is gevoelige informatie waar we niet op mogen antwoorden”, antwoordt Sofie. “Dat geldt ook voor de resultaten van jullie staalverzameling, die kunnen ook niet zomaar gebruikt worden voor een gerechtelijk onderzoek in jullie gemeente. Dat zou ethisch niet correct zijn.”

Paul reageert meteen met een knipoog naar Frans. “Oef, dat is een hele geruststelling, want er zijn een paar zaken uit ons verleden die best niet naar boven komen”, waarna broer Frans in de lach schiet.

“We zijn overigens niet 100 procent identiek, want ik ben linkshandig en mijn broer Paul rechtshandig”, zegt Frans aan het begin van het gesprek. “Goh, een gespiegelde eeneiige tweeling”, reageert Sofie verrast. “Dat is eerder uitzonderlijk volgens de literatuur.” Broer Paul reageert: “En ik heb twee zonen en mijn broer Frans drie dochters.” Sofie en Heleen vinden dat ook een interessant aspect. “Maar niet van tel voor ons onderzoek”, zeggen ze beslist.

Onopgeloste moorden

De CSY-onderzoekscel van forensisch geneticus Sofie Claerhout en haar collega Heleen Coreelman heeft vooral interesse voor het Y-chromosoom van de Wevelgemse tweeling. “In 2015 begon ik met mijn doctoraatsstudie om enkele tools te ontwikkelen op basis van dat Y-chromosoom. Dit stukje DNA kan gebruikt worden om cold cases en onopgeloste moordzaken alsnog op te lossen. Want met het Y-chromosoom van de dader kunnen we bijvoorbeeld tot wel veertig generaties teruggaan en daders identificeren via zijn familieleden. Nu zet ik dat werk verder in een postdoctorale studie”, zegt Claerhout.

Coreelman begon vorig jaar haar doctoraatsstudie over hetzelfde onderwerp, maar boort nog bijkomende takken van de forensische genetica aan. “Het is een vrij uniek CSY-verwantschapsonderzoek dat sleutels moet aanreiken waar politie en gerecht mee aan de slag kunnen.”

“Concreet willen we DNA verzamelen van tweelingen en mannen die verre achterneven of familienaamgenoten zijn van elkaar. Daar halen we het Y-chromosoom uit, maar ook het mito-DNA-profiel dat van moeder op kind wordt doorgegeven. Uiteindelijk nemen we ook een speekselstaal en een staal van de handpalmen om het microbioom, dat zijn bacteriën, virussen of andere micro-organismen die iedereen met zich meedraagt, te recupereren. We bestuderen uiteindelijk het onderscheid tussen de dicht en ver verwante mannen.”

“Ik heb zeker nog vijftig tweelingen nodig en verre achterneven”, zegt Heleen Coreelman. “Er is nog wat tijd, de staalverzamelingen starten we rond de zomer.”

Wie wil deelnemen of vragen heeft over het onderzoek, kan terecht op de website van het CSY-verwantschapsonderzoek www.csy-leuven.be/Mycrobe/

Bron » Het Nieuwsblad

Wanneer een (deel van een) tweeling een misdaad pleegt, hoe kan DNA-onderzoek in toekomst de juiste dader aanwijzen?

Wetenschappers van de KU Leuven willen een methode ontwikkelen waarmee ontdekt kan worden welk familielid een misdaad gepleegd heeft. Via het DNA van naaste verwanten kunnen daders al worden opgespoord, maar bij broers of mannelijke tweelingen is het nog vrij complex om te achterhalen wie van hen de dader is. Met de hulp van 100 tweelingen willen wetenschappers dat verschil duidelijker in kaart brengen.

Even een kleine opfrissing van de werking van DNA: een vrouw heeft twee X-chromosomen, terwijl een man een X- en een Y-chromosoom heeft. Dat Y-chromosoom wordt generaties lang bijna onveranderd doorgegeven van vader op zoon. Wanneer je dus het DNA van een man onder de microscoop legt, vind je ook sporen van zijn mannelijke verwanten.

Handig wanneer er DNA van een misdadiger onder de microscoop ligt, zou je denken. Want als je de dader niet kan vinden in de DNA-databank, kom je misschien toch al een stap dichterbij door een van zijn familieleden te vinden.

Maar daar heeft de DNA-wet uit 1999 lang een stokje voor gestoken. Die wet zegt dat er een identieke match nodig is tussen de verdachte en het DNA dat gevonden wordt tijdens een misdaad. Anders gezegd: het DNA moest je rechtstreeks naar de dader leiden.

Een jaar geleden is er dan toch een wetsontwerp goedgekeurd waardoor het mogelijk wordt om daders op te sporen via het DNA van naaste verwanten. Dat wetsontwerp kwam er mede dankzij het wetenschappelijk onderzoek van doctor in de forensische biomedische wetenschappen Sofie Claerhout (KU Leuven).

Zij gebruikte de onopgeloste moord op Ingrid Caeckaert om aan te tonen waarom een uitbreiding van de wetgeving nodig was voor zowel cold cases (onopgeloste moorden, red.) als toekomstig forensisch onderzoek.


Ingrid Caeckaert

Ingrid Caeckaert werd in 1991 met 62 messteken vermoord in de trappenhal van haar appartement in Knokke-Heist. Na 32 jaar blijft de moord onopgelost.

De dader liet een bebloede handafdruk achter op de deur van haar appartement. Er bestaat dus een DNA-staal van de dader. Het enige dat met het staal geconcludeerd kon worden, is dat het over een man gaat.

De dader zal, zelfs als ze hem ooit vinden, nooit meer berecht kunnen worden. Op 16 maart 2021 is de zaak namelijk verjaard.


Bij het DNA-staal gevonden bij de moord op Caeckaert werd nooit een exacte match gevonden in de DNA-databank. “Terwijl we door dat Y-DNA dat gevonden werd, relatief eenvoudig op zoek kunnen gaan naar dichte en verre familieleden van de onbekende dader.” Dat is dankzij het wetsontwerp van vorig jaar dus wel mogelijk.

Op dit moment doet Claerhout nog DNA-verwantschapsonderzoek om te weten te komen hoeveel generaties er tussen de verschillende Y-DNA’s zitten. Zo kan er op termijn bepaald worden wat het verschil in generatie is tussen de gedeeltelijke match en het oorspronkelijk Y-DNA.

Wat met dezelfde generatie?

Dat verschil tussen de generaties vinden is heel essentieel, anders wordt de foute persoon misschien beschuldigd van een daad die hij niet gepleegd heeft. Wanneer er geen generatieverschil is en er bijvoorbeeld een Y-DNA gevonden wordt van de broer van de dader, is het soms heel moeilijk om een onderscheid te maken, zo leren andere misdaden ons.

In Frankrijk bijvoorbeeld, moest een rechter twee personen veroordelen tot dezelfde gevangenisstraf. Het geweer waarmee drie mensen werden neergeschoten had het DNA van de dader. Probleem? Er kwamen twee verdachten in aanmerking: Mohamed en Djibril, een eeneiige tweeling. Eén van de twee had het geweer doen afgaan, maar beiden kregen een gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd omdat er geen onderscheid in DNA gevonden kon worden.

In de Verenigde Staten heeft het 20 jaar geduurd vooraleer de juiste broer werd veroordeeld in een verkrachtingszaak. Ook hier toonde een DNA-spoor dat de dader een deel van een tweeling was, maar ze bleven naar elkaar met de vinger wijzen. Door vernieuwd onderzoek is er in 2019 toch een verschil gevonden in hun DNA.

In Nederland kwam er sneller duidelijkheid. De rechter moest daar te weten komen wie in 2019 een oudere vrouw verkracht had. Ook hier twee verdachten: een eeneiige tweeling. Twee jaar heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) nodig gehad om in het gehele DNA van de broers – zo’n 3 miljard letters – een minimaal verschil te vinden.

Tweelingen van dichterbij bekijken

Maar het kan dus, een verschil vinden bij dichte verwanten. Het is nu alleen nog zoeken naar een speld in een hooiberg. Daar wil doctoraatstudent Heleen Coreelman onder leiding van Claerhout verandering in brengen. Hoe? Door 100 tweelingen te vragen hun DNA af te staan.

Door bij meerdere dichte verwanten hun Y-chromosoom te onderzoeken, zal er hopelijk sneller een verschil te vinden zijn tussen de 3 miljard tekens in het DNA. Ze zal in haar onderzoek vooral focussen op het Y-chromosoom, omdat net daar de verschillen zo klein zijn bij dichte verwanten.

Tot 20 maart kunnen tweelingen – en ook verre achterneven – zich melden op de website van CSY-verwantschapsonderzoek. Tegen eind oktober 2026 hoopt Coreelman resultaten voor te kunnen leggen. “Want het duurt wel een tijdje voordat we de profielen volledig in kaart hebben gebracht.”