De Witte Mars is exact tien jaar geleden

Op zondag 20 oktober 1996 trokken 300.000 Belgen door de straten van de hoofdstad om alle vermoorde en verdwenen kinderen te herdenken en om te protesteren tegen de gebrekkige werking van politie en gerecht. Het werd de grootste naoorlogse manifestatie in ons land. De betogers trokken door de straten om alle verdwenen en vermoorde kinderen te herdenken. In de nasleep van de zaak-Dutroux waren de betogers verontwaardigd over de gebrekkige werking van gerecht en politie.

Het publieke ongenoegen leidde tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Tien jaar later is de politie eengemaakt en efficiënter. Dat blijkt onder meer uit het onderzoek deze zomer naar de verdwenen meisjes in Luik. De hervorming van Justitie gaat trager. Slachtoffers hebben intussen meer rechten gekregen, maar het gerecht zelf werkt nog vaak traag en de gevraagde openheid is nog niet algemeen.

Bron » VRT Nieuws

Het boek is er, en koning Albert doet geen oog meer dicht

Professionele pr mag dan al het handelsmerk zijn van paars-groen, maar de wijze waarop regering en hof deze week een reclamecampagne opzetten voor het omstreden Dutroux-boek van Jean Nicolas en Frédéric Lavacherie roept volgens Douglas De Coninck vragen op.

Het bestaat dus toch, je kunt het gewoon kopen in de Franstalige afdeling van de Fnac in Brussel, en daar had je deze week echt wel je beide ellebogen nodig om tot bij de stapel te geraken. De indruk dat het helemaal niet zeker was of het sinds medio augustus in diverse Duitse en Franse bladen aangekondigde boek Dossier pédophilie – Le Scandale de l’affaire Dutroux wel echt bestond, was gerezen nadat diverse Belgische journalisten wekenlang voor de gek werden gehouden door de Parijse uitgeverij Flammarion en coauteur Jean Nicolas – de man die vorige zomer uitpakte met de zogeheten “lijst van pedofielen”.

Aan de ene kant maakte Nicolas de buitenlandse bladen wijs dat de Belgische pers door koning Albert II was verboden om over het boek te berichten. Aan de andere kant werden de meest absurde scenario’s uitgekiend om te beletten dat Belgische journalisten in het bezit konden komen van het manuscript.

Terwijl het gros van de Belgische media, geconfronteerd met zo’n overdaad aan demagogie, allang besloten had het boek inderdaad dood te zwijgen, beslisten het Hof en de regering er anders over. Zij deden precies wat Nicolas en Lavacherie wilden. Woensdag liet justitieminister Verwilghen weten dat er namens de regering en het koninklijk paleis bij het Parijse gerecht een kortgeding is ingesteld tegen de uitgeverij Flammarion. Hiermee wil men bekomen dat aan elk exemplaar van het boek een logenstraffing wordt toegevoegd waarin staat dat “na grondige gerechtelijke, parlementaire en journalistieke onderzoeken, de aantijgingen in het boek volledig ongegrond zijn gebleken”.

Voor de buitenwereld is de boodschap duidelijk. Koning Albert beleeft slapeloze nachten. In het boek, zo heet het, wordt immers een verband gelegd tussen hem en de bende rond Marc Dutroux. Her en der gingen deze week al geruchten over een nakend aftreden van de koning. En dat is opnieuw heel precies het beeld dat de auteurs in hun stoutste promotionele dromen hadden.

Inmiddels konden we het boek lezen. En, raar maar waar: het is helemaal niet zo slecht. De 360 pagina’s laten de lezer met een ander beeld achter dan dat van de schreeuwerige koppen over Albert II als klant van Marc Dutroux, zoals die vorige maand bijvoorbeeld in het Franse blad VSD opdoken. Er staan ook tragikomische passages in, zoals in het hoofdstuk waarin wordt beschreven hoe de auteurs Antonino Costa – de Siciliaan die aan de basis lag van het KB Lux-dossier – samen met nog een andere bekende figuur uit honderden gerechtelijke affaires, gewapend met een microfoontje, Michel Nihoul dronken voeren.

Grote onthullingen levert dat niet op, en enige beschuldiging aan het adres van leden van het Hof evenmin. Waar die al in het boek vermeld staan, houden ze verband met het dossier-Pinon, de inmiddels meer dan twintig jaar oude zaak van de Roze Balletten… En de verklaringen van Neufchâteau-getuige X3. Niks nieuws onder de zon. Het boek doet verder niet veel meer dan dat: herkauwen en bondig samenvatten van wat eigenlijk de afgelopen jaren al in het lang en in het breed elders is beschreven.

De Brusselse psychiater Marc Reisinger, van de vzw Pour la Vérité, heeft een aparte theorie over de interventie van de koning en de regering: “Ik vergelijk Nicolas en Lavacherie met twee Boeings die in volle vaart komen aangevlogen tegen twee gerechtelijke dossiers. Het ene is het dossier-Pinon, waarvan men dan wel kan zeggen dat het ouwe koek is, maar waarvan iedereen die het een beetje kent, wéét dat justitie haar werk niet heeft gedaan.”

“Het ging om concrete getuigenissen over seksfuiven met vooraanstaande figuren in het Brusselse. In die zaak zijn getuigen omgekomen of vermoord, zonder dat er ooit antwoorden kwamen op de evidente vragen naar het waarom. De tweede WTC-toren die moest worden getroffen is het werk van adjudant Patriek De Baets in het onderzoek naar de X-getuigen in Neufchâteau. Ook daar weten we dat men zeer concrete elementen had om een aantal oude moorden op kinderen op te helderen, dat er zeer sterke aanwijzingen waren in de richting van belangrijke mensen uit het politieke en het zakenleven.”

“En wat we ook weten – dat is inmiddels op alle fronten bevestigd – is dat De Baets en zijn team halfweg 1997 op grond van niets dan valse beschuldigingen van de zaak zijn gezet, waarna de onderzoeken stilvielen. Het boek en alles wat daar nu rond gebeurt duwt die mensen in de hoek van de gekken. De Baets is niet gek. De X-getuigen ook niet. De journalisten die erover schreven ook niet. Maar ze worden nu allemaal in het kamp van Nicolas gedrumd.”

“Het mag absurd klinken, maar ik heb het gevoel dat we hier te maken hebben met een een-tweetje tussen Laken en de auteurs zelf. Komaan, we schrijven 2001. Iedereen wéét inmiddels dat niets zo goed is voor de verkoopcijfers van zo’n boek als een communiqué van het paleis? Het doel? Het effect van dit alles zal hoe dan ook zijn dat men nergens nog een politieman of een magistraat zal vinden die zich wil inzetten om in deze of gelijkaardige dossier resultaten te halen.”

Dat zou dan veronderstellen dat Nicolas en Lavacherie helemaal niet zijn wie ze pretenderen te zijn. En dat is nu het hele punt van Reisinger. In een via het internet verspreide mededeling lanceerde Reisinger vorige week een pleidooi om, in plaats van het boek te verbieden, “een onderzoek te beginnen naar de banden tussen Frédéric Lavacherie en de Belgische staatsveiligheid”.

Reisinger: “Ik ben ervan overtuigd dat Lavacherie in feite voor de staatsveiligheid werkt. Aanwijzingen zat.”

Begin 1998, nadat De Morgen en Télémoustique ze als bronnenmateriaal hebben gebezigd voor hun onthullingen over de X-dossiers, duiken ze plots her en der op: computerschijven met daarop kopieën van de operationele synthese die bij de Brusselse BOB (antenne-Neufchâteau) is aangelegd over alle Dutroux-gebonden onderzoeken.

Het gaat om duizenden pagina’s samenvattingen van processen-verbaal over de zaak-Dutroux zelf, de graafwerken in Jumet, de zaak-Di Rupo en alle verklaringen van alle X-getuigen. Slechts een klein handjevol mensen is in het bezit van deze schijfjes. Een van hen is Reisinger zelf. Dat is geen geheim, want op zeker ogenblik zal de Brusselse onderzoeksrechter Jacques Pignolet er na een huiszoeking in zijn kantoor sporen van aantreffen op zijn pc. Reisinger weet begin 1998 heel precies wie er zoal in het bezit is van kopieën van de in totaal zes schijfjes. “En dat zijn maar heel weinig mensen.”

Een van hen contacteert op 23 maart 1998 majoor Marcel Guissard van de rijkswacht in Neufchâteau. Hij legt een anonieme verklaring af (in het proces-verbaal 100.281/98), en overhandigt enkele dagen later zes computerschijfjes. Maar wie is de anoniemeling die zijn medestanders, die hem de schijfjes in vertrouwen gaven, verraadt?

“Frédérique Lavacherie”, zegt Reisinger. “Die hing toen in onze kringen rond. Ik heb achteraf inzage bekomen in het dossier-lekken van Pignolet. Ik kon door eliminatie zien wie de anonieme tipgever was. En dan wordt het toch wel sterk. De man die nu hoog van de toren blaast als medeauteur van het alles onthullende boek, is terzelfdertijd de man die er in 1998 alles aan doet om Justitie te helpen bij het zoeken naar lekken.”

Er is meer. Lavacherie heeft begin 1998 samen met ex-rijkswachter Marc Toussaint en graaf Louis de Jonghe d’Ardoye een soort petit comité gevormd dat “de waarheid over de affaires aan het licht zal brengen”. Hun hoofdkwartier is een van de vele ruime vertrekken in het eeuwenoude kasteel van De Jonghe d’Ardoye.

En daar wordt ook een huiszoeking verricht, worden computers in beslag genomen en wordt Toussaint in beschuldiging gesteld wegens het bezit van de schijfjes. Lavacherie niet. Op grond van zijn verleden zou je nochtans denken dat Justitie eerder hem te grazen wil nemen. Hij is bijvoorbeeld tot vandaag een van de contactpersonen van CCC-terrorist Pierre Carette en manifesteerde zich in het verleden bij diverse extreem-linkse en anarchistische groeperingen.

Reisinger: “Je zag die Lavacherie vanaf de witte mars overal opduiken in de witte beweging. Hij is uiteindelijk, zeer laattijdig helaas, door de witte comités als lid uitgestoten. Maar hij bleef erg lang actief, en altijd volgens hetzelfde systeem. Hij was er altijd op uit om, zoals in dat kasteel, bij zijn medestanders aan huis te komen en daar te ‘werken’. Dat deed hij ook bij de witte comités. Hij probeerde gewoon te allen tijde in die lokalen aanwezig te zijn. Hij manifesteerde zich overal als de meest trouwe en meest radicale militant.”

Begin 2000 duikt Lavacherie op in het kantoor van de Schaarbeekse broers-advocaten Bernard en Jean-Paul Tieleman. Zij verdedigen op dat ogenblik een aantal slachtoffers van seksueel geweld en manifesteren zich in het justitiepaleis als dé “witte” advocaten bij uitstek. Lavacherie biedt zijn diensten aan bij het analyseren van dossiers en wordt na verloop van tijd kind aan huis. De advocaten hebben een faxapparaat dat om de zoveel tijd een listing uitspuwt met alle nummers die zijn gevormd, en waar faxen naartoe zijn gestuurd of van wie die zijn ontvangen. En dat komt het te voorschijn: 3 april 2000, 14.56 uur, Sureté d’Etat. En: 21 april 2000, 10.09 uur, Sureté d’Etat.

Reisinger: “Het is tot in de puntjes nagetrokken. De enige die op dat ogenblik in de burelen van het advocatenkantoor aanwezig was, was Lavacherie. We hebben hier te maken met een infiltrant van de staatsveiligheid. Dat is zo helder als wat. Je kunt je afvragen wat de staatsveiligheid dan mag bezielen om de witte beweging te infiltreren, maar dat lijkt mij niet eens zo vreemd. Het zou pas verwonderlijk zijn als het niet was gebeurd.”

“Een beweging die in enkele dagen tijd meer dan 300.000 mensen op de been kan brengen, wordt in die kringen gezien als een gevaar. Precies omdát dat hele fenomeen op dat ogenblik zo nieuw was, had men geen flauw idee wie erachter kon zitten en in welke richting dat kon evolueren.”

Lvacherie verblijft dezer dagen in Frankrijk en laat aan de telefoon weten dat hij het “allemaal zat” is. “Weet ik veel wie die faxen verstuurd heeft. Ik niet, in elk geval. Al jarenlang krijg ik de ene beschuldiging na de andere over me heen. Nu weer ben ik extreem-links, dan weer extreem-rechts. Het laat me koud.”

Het boek verkoopt goed?

“Geen idee. Ik snap al die drukte niet. Ik heb nooit gepretendeerd dat we daarin grote onthullingen zouden doen over de koning. Ik heb nergens gezegd of geschreven dat er een direct verband bestaat tussen Albert II en Dutroux. Men hecht blijkbaar meer belang aan wat er wordt gezegd over een boek dan aan wat erin staat.”

Zeg dan ook geen foute dingen.

“Ik heb helemaal niks gezegd. Als je kijkt naar het dossier-Pinon en de X-dossiers, zie je dat ze op exact dezelfde manier de doofpot ingingen. Als je de chronologie van beide dossiers overloopt, zie je dat bepaalde feiten in België niet kunnen of mogen worden onderzocht. We hebben al die dingen op een rijtje gezet. Mag dat niet?”

Volgens de laatste berichten hebben Lavacherie en Nicolas inmiddels ook alweer gebroken. Tijd voor nieuwe hypotheses? De enige zekerheid is de Franstalige bestsellerlijst voor de komende maanden.

Bron » De Morgen

Witte wake in het voorportaal van het Brusselse justitiepaleis

De voet van de verdwenen Jean-Paul Taminiaux, de onopgehelderde moord op Jean-Hugues Wathelet, de Bergense seriemoordenaar, … Sinds gisteren frissen witte comités in open lucht het publieke geheugen op over juridische dossiers die stilaan onder het stof raken. De ‘witte koffieklets’ wordt een traditie, elke zesde dag van de maand in het voorportaal van Brusselse justitiepaleis.

De dames schenken koffie, de heren delen koekjes en pamfletten uit. Foto’s van vermisten en vermoorden. Samenvattingen van dossiers die België vergeten is in loop der jaren. Geheugensteuntjes.

Een kampeersfeertje hangt er in de herdenkingsnis links in het portaal. Maar op de gezichten staat te lezen dat ze een vreselijk juk dragen. Afhangende mondhoeken, doffe ogen, de smart staat ook bij jonge nabestaanden in diepe lijnen in de gezichten gegrift. De enige manier voor hen om het verlies te verwerken, is de publieke opinie wakker te houden. Na de flop van de tweede witte mars, rees het idee voor witte waken, elke zesde dag van de maand in de herdenkingsnis van het Brusselse justitiepaleis. De zesde is lukraak gekozen. Waar het op aankomt is de traditie net zolang in stand te houden tot alle dossiers opgelost zijn. Iedereen is welkom en krijgt gratis koffie, van tien tot drie uur.

Initiatiefnemer van de witte wake is Jean-Joseph Wathelet (63). De Brusselaar zal niet rusten eer de moord op zijn zoon Jean-Hugues niet is opgelost. Eenendertig was Hugues toen iemand hem tien jaar geleden op een parkeerterrein in Leuven in koelen bloede neerschoot. Het parket stapte niet af, een lijkschouwing bleek overbodig, de BOB zwoer van de eerste dag geen enkel spoor te hebben. “Ze wilden gewoon niet. Jean-Hugues was een netelig dossier. Onderzoeksrechter Decoux deed zijn best, maar toen nam Brussel de zaak onder de loep. Waarom weten we nog altijd niet.”

In die hoofdstad viel Wathelet van de ene verbazing in de andere. Hij stuit op onwil. Sommige speurders weigeren precies te geloven dat zijn zoon inderdaad dood is, sterker, dat hij ooit een zoon heeft gehad.

“Mevrouw, mijnheer, in het belang van iedereen, de vrede en uzelf, laat deze zaak rusten”, schijnt de Brusselse procureur Benoît Dejemeppe de ouders te hebben meegedeeld tijdens een gesprek op 1 april ’93. “Ik geef toe dat het gerecht in het begin slordig heeft gewerkt, maar laat de zaak nu maar voor wat ze is. Neem het van me aan, het is beter voor u.” De familie Wathelet kan niet lachen. Dit is een sinistere aprilgrap.

Mevrouw Taminiaux verslikt zich in haar koffie als ze het verhaal van de voet van haar zoon doet aan een voorbijganger. De man in toga fronst de wenkbrauwen. Een dossier over een voet? Heeft België echt nog zulke vreemde dossiers? “Mijn zoon verdween in de nacht van 1 op 2 april 1995. De voet heb ik terug maar waar is de rest van mijn zoon? Die ligt ergens op de Samber-bodem.” DNA-onderzoek heeft aangetoond dat de voet wel degelijk van Jean-Paul (32) was. Bij een liefdesrivaal van Taminiaux trof het gerecht een bloedplas aan. Onderzoek toonde aan dat het voor 99 procent zeker dat van Jean-Paul is. Maar toen hield de speurtocht van de onderzoeksrechter van Charlerloi abrupt op. “Madame, un pied? Zeg nu zelf: wat kunnen we daar mee aan?” Einde citaat, begin van een leven vol vragen. De rest van Jean-Pauls lichaam lig nog ergens in de Samber. “Ik vermoed dat ze hem aan een betonnen blok hebben gebonden.”

Nog een bekende in het lauwe herfstzonnetje: Joanna Bosmans, de moeder van de verdwenen Conrad Bosmans. Conrad werkte in een Brussels pompstation. Op 6 oktober 1988, tussen drie en vijf, verdwijnt hij, zomaar. Zijn jas, zijn portemonnee, zelfs zijn hond blijft achter. Er zijn sporen van geweld. Acht jaar lang beweegt er niks in het dossier. Pas als de zaak-Dutroux losbarst, heeft men weer even aandacht voor verloren Conrad. Een broek, een bewijsstuk, duikt op bij een huiszoeking bij een van de verdachten: de moeder herkent het kledingstuk formeel, want ze heeft het gerepareerd. Het gerecht van Neufchâteau laat zelfs de naaimachine aanrukken om het stiksel te vergelijken. Dan valt de stilte weer in omtrent Bosmans. De gehandicapte mevrouw Bosmans mag alleen met de onderzoeksrechter en de speurders spreken als haar advocaat erbij is. Ze heeft het gevoel meer plichten dan rechten te hebben.

Bron » De Morgen | Anne de Graaf