Pierre Carette vrij na 17 jaar opsluiting

Een duidelijk ontspannen Pierre Carette verliet dinsdag omstreeks 14.30 u. de gevangenis Leuven-Centraal, omstuwd door tientallen cameramensen en fotografen. Hij stapte samen met enkele vrienden in een klaarstaande auto, zonder een verklaring af te leggen. Er waren bij de gevangenispoort ook enkele tientallen sympathisanten opgedaagd waaronder ex-CCC-er Bertrand Sassoye. Bij het verlaten van de gevangenis werd her en der “Liberté” geroepen.

Pierre Carette werd op 21 oktober 1988 tot levenslange dwangarbeid veroordeeld door het Brabantse Assisenhof voor zijn aandeel in de 27 politiek geïnspireerde aanslagen die de Cellules Communistes Combattantes tussen oktober 1984 en december 1985 in ons land pleegden. Bij de aanslag van 1 mei 1985 op het VBO-gebouw in Brussel stierven twee brandweermannen.

Carette zat met de drie andere opgepakte CCC’ers al sinds 16 december 1985 in de cel. De drie anderen kwamen in februari en juli 2000 vrij. Carette, die aanzien wordt als de leider van de CCC, bekwam zijn voorwaardelijke invrijheidstelling pas bij zijn derde verschijning voor de VI-Commissie op 11 februari jongstleden.

Zowel Justitie als de personeelcommissie van de gevangenis brachten een negatief advies uit. Omdat Carette veel langer vastgehouden werd dan de gemiddelde opsluitingsduur van 12,5 jaar voor levenslangveroordeelden lieten de advocaten en het steuncomité voor Carette de afgelopen jaren herhaaldelijk blijken dat de houding van het gerecht en de VI-commissie volgens hen politiek geïnspireerd was.

Specialisten van de antiterrorismecel van de Brusselse federatie vrezen echter dat Carette’s vrijlating tot een heropleving van het CCC-terrorisme zou kunnen leiden, zo blijkt een document dat De Morgen dinsdag publiceerde. Carette zelf is steeds blijven vasthouden aan zijn revolutionaire ideeën.

Aan de vrijlating van Carette heeft de VI-commissie wel een aantal voorwaarden gekoppeld. Zoals andere personen die voorwaardelijk worden vrijgelaten mag hij vooreerst geen nieuwe inbreuken plegen en dient hij de slachtoffers te vergoeden. Voorts mag hij de andere 3 CCC-ers niet regelmatig ontmoeten, op verzoek van de slachtoffers niet gaan wonen in Vlaams-Brabant en in de regio Kortrijk en niet naar het buitenland zonder toestemming van de commissie.

De vergoeding aan de slachtoffers te betalen door de 4 CCC’ers werd indertijd door het Assisenhof vastgelegd op 1,5 miljoen euro, een bedrag dat ondertussen opgelopen is via indexering. “Carette heeft meteen werk in een drukkerij en is dus in staat hiervoor te betalen. Met een sociaal assistent van Justitie zal een afbetalingsplan opgesteld worden. De 3 andere CCC’ers betalen momenteel in totaal 272,6 euro per maand”, aldus Carette’s advocaat Jean-Philippe de Wind.

Bron » Gazet van Antwerpen

Combattief communist tot in de kist

Zeventien jaar zat hij in de gevangenis. Hij werkte er zich met onvoorstelbaar gemak door cursussen Nederlands en informatica heen, speelde ter ontspanning in zijn eentje schaak tegen een dozijn tegenspelers en bracht tussendoor ook nog zijn medegevangenen de principes van het marxisme en het leninisme bij. Binnenkort komt kopstuk Pierre Carette, als laatste CCC’er, voorwaardelijk vrij. ‘Er zijn geen revolutionairen behalve wij. De rest is bedrog.’

Op 1 mei 1985, iets na middernacht, rijdt een rode Toyota bestelwagen de Stuiversstraat in Brussel in. Achterin de bestelwagen bevindt zich een lading gasflessen met daaraan bevestigd enkele krachtige explosieven. Voor het gebouw van het VBO, het Verbond van Belgische Ondernemingen, houdt de Toyota halt en stapt een passagier uit. Hij is gewapend en biedt dekking aan de bestuurder, die de bestelwagen de stoep op rijdt en hem met de lichten aan tegen de ingang van het VBO parkeert. Nadat ook de bestuurder is uitgestapt, strooit het duo nog snel enkele honderden pamfletten in het rond met daarop ‘Danger! Gevaar! Gepiegeerde wagen!’ en zet het op een lopen.

In hun glazen hokje vijftien meter verderop hebben enkele bewakers geïntrigeerd het tafereel gadegeslagen. Een van hen belt de politie en vertelt wat hij daarnet gezien heeft. De politie wil weten wat voor pamfletten rondom de Toyota liggen. “Ik ben niet gaan kijken”, antwoordt de bewaker. “Er moest maar eens een bom in zitten.”

Vrijwel op hetzelfde moment loopt bij de Brusselse rijkswacht een telefoontje binnen vanuit een telefooncel in Koekelberg. “Dit is de CCC. We hebben een bomauto voor het VBO geplaatst. De explosie zal plaatsvinden om halfeen. Evacueer de Ravensteinstraat en de Stuiversstraat. Evacueer de nachtwakers. Raak het voertuig niet aan! Het zal onmiddellijk ontploffen. Ik herhaal, evacueer de Ravensteinstraat en de Stuiversstraat. Evacueer de nachtwakers. De vernietiging van het VBO vindt plaats op 1 mei om nul uur dertig stipt.”

Bij de aanslag zouden twee brandweermannen het leven laten. Niet omdat ze niet begrepen hadden dat ‘gepiegeerde wagen’ een slechte Nederlandse vertaling was van het Franse voiture piégée, maar omdat de pamfletten voor hun aankomst al opgeruimd waren. Bovendien had de rijkswacht, die de brandweer naar de Stuiversstraat stuurde, alleen melding gemaakt van “een brandend voertuig”, hoewel op dat moment volkomen duidelijk was dat het om een bomauto van de CCC (Cellules Communistes Combattantes) ging.

De CCC had, voor de eerste keer overigens, op de rijkswacht gerekend om ook bij deze aanslag geen dodelijke slachtoffers te maken, maar de rijkswacht verzuimde zelfs op te dagen in de Stuiversstraat. Om onopgehelderde redenen werd alleen een patrouille naar de Ravensteinstraat gestuurd, waar zich een tweede ingang van het VBO bevindt. Over de twee slachtoffers verklaarde Carette later dat “dat bij ons tot de nodige zelfkritiek heeft geleid, maar die richtte zich niet op het principe van de actie, op haar opportuniteit of objectief, zij viseerde de concrete organisatie van de aanslag”.

Enkele weken na de aanslag op het VBO legde de CCC een bom voor de rijkswachtkazerne in Woluwe om de dood van de twee brandweerlui te vergelden, maar het Robin Hood-imago was voorgoed verloren.

Een half jaar later, in december 1985, worden de vermoedelijke leden van de CCC gearresteerd in een Quick-restaurant in Namen. Pascale Vandegeerde, Bertrand Sassoye, Didier Chevolet en ‘leider’ Pierre Carette zijn er op dat moment hun hamburgers aan het kauwen en kunnen zonder veel weerstand ingerekend worden. Het zijn allemaal gebuisde studenten die samenhokken in slecht onderhouden Brusselse herenhuizen en in het studentenmilieu van de Franstalige universiteit ULB voornamelijk bekend zijn omwille van hun deelname aan allerlei ‘linkse’ debatavonden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat met dit zootje ongeregeld de hele CCC is opgerold. Die had in veertien maanden tijd, tussen oktober 1984 en december 1985, 27 bomaanslagen gepleegd, voornamelijk gericht tegen Amerikaanse belangen, de Navo en financiële en economische instellingen.

Toch is dat drie jaar later het verdict van het Brusselse assisenhof. De vier worden veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Dat een aantal CCC’ers nooit werd gestraft, is meer dan een vermoeden. Bij een bomaanslag in december 1984 was de extreem-linkse terreurorganisatie er namelijk in geslaagd op vijf verschillende plaatsen een pijpleiding van de Navo te laten ontploffen. Bovendien trof het Brusselse gerecht in 1997 een lading explosieven aan in een garagabox in Ukkel. De explosieven bleken afkomstig van de twee indrukwekkendste acties die ooit aan de CCC werden toegeschreven: een uiterst gewelddadige inbraak in een legerkazerne in Vielsalm, en de diefstal van veertig kilo dynamiet uit een mijn in Ecaussines. Beide diefstallen dateren van enkele maanden voor de eerste bomaanslag van de CCC. De garagebox in Ukkel werd sinds 1985 gehuurd door twee personen waarvan de identiteit tot op vandaag nog altijd niet bekend is.

Van wiens doen en laten men wel altijd op de hoogte is geweest, is CCC-kopstuk Pierre Carette (50). Uit de parlementaire onderzoekscommissie Bende-bis in 1997 bleek zelfs dat Staatsveiligheid hem al sinds de jaren zeventig in de gaten hield en perfect wist wat hij van plan was. Hoe het gerecht er desondanks niet in slaagde hem tijdig te vatten, is wellicht te verklaren door vermoedens van protectie in hogere kringen. Dat Carettes vader een voormalig ambtenaar was van Staatsveiligheid, zal allicht niet in zijn nadeel gespeeld hebben.

Vanaf zijn achttiende is Pierre Carette een vertrouwd gezicht op elke linkse manifestatie. In 1976 richt hij mee een steuncomité op voor in Duitsland gevangen gehouden leden van de RAF. Twee jaar later wordt hij in Zürich gearresteerd met een partij munitie die vermoedelijk voor de RAF bestemd is. In 1981 opent hij een drukkerij in de Brusselse gemeente Sint-Gillis, voor hij zich in 1983 wijdt aan de oprichting van de CCC.

In een geschreven interview dat Carette in de zomer van 2000 heeft met enkele militanten, zegt hij dat hij tot illegale acties gedreven werd “enkel en alleen door politieke analyse. De verklaring voor de illegaliteit van de CCC geldt enkel binnen het objectief van de revolutie en de politiek-strategische keuze voor de langdurige, revolutionaire oorlog”. Want dat was het uiteindelijke doel van de CCC: “Het regime omverwerpen, de dictatuur van het proletariaat en de installatie van een socialistisch regime, zonder klassen en zonder staat.”

In datzelfde interview geeft Carette toe dat, achteraf beschouwd, er op het einde van de acties van de CCC “een overwicht was aan gewapende propaganda. Er ging te veel energie op aan de acties en te weinig aan inplanting, rekrutering, ontwikkeling en vorming”. Dat hij de “onbetwiste leider” van de CCC was, ontkent Carette. “Beslissingen werden genomen na debat, meestal door algemene overeenstemming. Als dat onmogelijk was, dan was het meerderheid versus minderheid. Het is zelfs gebeurd dat ik in een minderheidspositie zat.”

Als Pierre Carette niet de ‘onbetwistbare’ leider was van de CCC, dan toch tenminste het brein achter de aanslagen van de extreem-linkse terreurorganisatie. Vandegeerde verklaarde eind jaren negentig immers dat ze zich pas in de herfst van 1985 bij de Cellen voegde, enkele maanden dus voor de CCC opgerold zou worden in de Quick in Namen. Haar rol binnen de CCC zou niets meer om het lijf gehad hebben dan af en toe wat tikwerk. Ook de verwarde Didier Chevolet bleek niet zo handig met explosieven. Hij zou trouwens later, in de gevangenis, zijn communistische ideeën afzweren en geld inzamelen voor kankeronderzoek. Bertrand Sassoye tenslotte was een deserterende milicien die te kort in het leger zou hebben gezeten om een geweer te leren bedienen.

Dat Carette en zijn drie onhandige kompanen België op hun eentje veertien maanden in de ban van de terreur hebben gehouden, lijkt niet erg aannemelijk. Het CCC-verhaal staat dan ook bol van de randfiguren die voeding geven aan de theorie dat het hier gaat om vier naïeve idealisten die zich gewillig lieten misbruiken door duistere figuren met een hoger doel. De CCC’ers hadden bovendien contacten met hun geestesgenoten van Action Directe in Frankrijk, waar na de ontbinding van de CCC plots een deel van de explosieven uit de legermijn van Ecaussines opdoken.

In de gevangenis van Bergen gedraagt Pierre Carette zich als een voorbeeldige gedetineerde. Hij munt uit in de cursussen Nederlands die er gegeven worden, en vraagt om die reden na negen jaar een overplaatsing naar de gevangenis van Leuven. Daar kan hij zich ook toeleggen op een informaticacursus, om zich voor te bereiden op het digitale tijdperk dat ondertussen is aangebroken. Carette is immers vastbesloten om, als hij vrijkomt, opnieuw als drukker te gaan werken.

Om de tijd te doden in gevangenis speelt hij soms in zijn eentje schaak tegen een dozijn medegedetineerden, en brengt hij hen de principes van het marxisme en het leninisme bij, want ooit zal de revolutie der proletariërs er komen. Al heeft Carette niet zo’n hoge pet op van zijn medegevangenen. “Mijn verzet tegen het systeem verleent mij wel een algemeen respect, maar gevangenen zijn in de eerste plaats individuele plantrekkers. Ze zijn grotendeels afkomstig van het lompenproletariaat, of kinderen van proletariërs, vaak immigranten, die zelf nooit gewerkt hebben.”

Daarmee een revolutie beginnen, ziet Carette niet echt zitten. Toch blijft hij vasthouden aan de noodzaak van de gewapende strijd. “De kapitalisten lijken vandaag niet minder bereid mensen af te slachten, te exploiteren, te verhongeren en te vernederen om hun winsten veilig te stellen. De noodzaak van een revolutie is nog altijd evident.” En, moeten we begrijpen, die kan alleen van de communisten komen. “Er zijn geen andere revolutionairen dan wij. De rest is bedrog.”

Het ziet ernaar uit dat Carette er na zijn vrijlating alleen voor zal staan, want ook van hedendaags links heeft hij geen al te hoge pet op. “Als men het discours van de PVDA onderzoekt, merkt men dat in een straal van 300 km rond Brussel de gewapende strijd vooral provocaties zijn van fascisten en de CIA”, schrijft hij in 2000 aan zijn militanten. “Tussen 300 en 1.000 km rond Brussel is de gewapende strijd een onverantwoord avontuur, gauchistisch, kleinburgerlijk en trouwens gemanipuleerd, tussen 1.000 en 1.500 km verdient ze dan weer alle steun in het kader van de anti-imperialistische solidariteit met het IRA en DHKP-C, om tenslotte, voorbij een straal van 1.500 km, een heroïsch model te worden dat men onverdroten moet steunen.”

Levenslang veroordeelden zitten gemiddeld twaalf jaar en acht maanden in de gevangenis. Carette zou uiteindelijk zeventien jaar moeten zitten. Wanneer in 1999 de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidsstelling in werking treedt, dient hij zijn eerste invraag in. Die wordt verworpen, net als zijn tweede. Zijn kompanen Vandegeerde en Chevolet komen echter al vrij in februari 2000, Sassoye in juli van dat jaar. Het vermoeden rijst dat Carette, die sinds kort overigens aan de ziekte van Crohn lijdt, niet voorwaardelijk vrijgelaten wordt om “een politiek voorbeeld” te stellen.

“Onzin”, zegt France Blanmailland, een van Carettes advocaten. “Bij de vorige twee aanvragen zat er geen psychosociaal onderzoek in het dossier van mijn cliënt. Hij heeft dat altijd geweigerd omdat hij geen vertrouwen heeft in de psychiaters van het gerecht. Uiteindelijk stemde de gevangenis ermee in hem door een onafhankelijke psychiater te laten onderzoeken.” De uitslag was overigens positief. Carette wordt perfect normaal bevonden, klaar om terug in de samenleving te stappen.

Toch zag het er niet goed uit bij zijn derde verschijning voor de commissie voorwaardelijke invrijheidsstelling. Zowel de gevangenis van Leuven als het ministerie van Justitie gaven een negatief advies. “Alleen waren er meer argumenten om mijn cliënt voorwaardelijk vrij te laten dan er argumenten waren om hem nog langer vast te houden”, merkt Blanmailland fijntjes op.

Dat Carette nooit zijn spijt betuigd heeft over de beslissingen die hij nam in het kader van zijn gewapende strijd, vind zijn advocate niet eens belangrijk. “Aan iemand die tien jaar geen bezoekrecht gekregen heeft en drie jaar in isolement heeft moeten leven, kun je moeilijk vragen om zijn gedachtegoed zomaar naast zich neer te leggen. Al zou het me wel verbazen indien mijn cliënt nu nog de gewapende strijd aanhangt.”

Carettes vrienden zorgden ondertussen voor een vaste job en woonplaats voor hun kameraad. Als hij op 25 februari voorwaardelijk vrijkomt, kan hij gewoon weer aan de slag in een drukkerij en gaat hij weer in Sint-Gillis wonen. Net zoals in de begindagen van de CCC.

Bron » De Morgen

CCC-man Pierre Carette vrij

De commissie voor voorwaardelijke invrijheidstelling heeft beslist om Pierre Carette onder voorwaarden vrij te laten. Dat meldt zijn advocaat Jean-Philippe de Wind woensdag. Carette zat meer dan zeventien jaar in de gevangenis als mededader van de aanslagen die in de jaren tachtig in ons land werden gepleegd door de CCC, de strijdende communistische cellen.

De vrienden van Carette hebben ervoor gezorgd dat hij bij zijn vrijlating een vaste woonplaats kan betrekken en een baan als drukker krijgt. Dat waren overigens twee strikte voorwaarden voor zijn vrijlating. Piere Carette was het laatste lid van de CCC dat nog achter de tralies zat. Zijn eerdere verzoeken om te worden vrijgelaten, werden telkens afgewezen. Bij de door de CCC gepleegde aanslagen vielen twee doden.

Bron » Gazet van Antwerpen

‘Toestand staatsveiligheid bijna oncontroleerbaar en explosief’

De diepe malaise waarin de staatsveiligheid sinds geruime tijd verkeert, dreigde vorig jaar ‘oncontroleerbaar en dus zelfs explosief’ te worden. Dat schrijft het Comité I, het orgaan dat namens het parlement de inlichtingendiensten controleert, in een nota bestemd voor de parlementaire begeleidingscommissie. De Morgen kon het document, dat het label ‘beperkte verspreiding’ meekreeg, inkijken.

De nota is een repliek op de kritiek van Koen Dassen, de nieuwe administrateur-generaal van de staatsveiligheid, die begin deze maand scherp uitviel naar de volgens hem overdreven en verlammende controle van zijn dienst door het Comité I. “Het is absoluut zonder grond om het Comité I verantwoordelijk te stellen voor de interne problemen bij de staatsveiligheid”, stelt de nota. “Het is eveneens zonder enige grond om het Comité I ervan te beschuldigen de goede werking van deze dienst te verhinderen.”

De chef van de staatsveiligheid vroeg zich onder meer af waarom de ondervraagde leden van zijn dienst geen kopie krijgen van hun verhoor, waarom er systematisch aan de verhoorde personen gevraagd wordt of ze voorafgaandelijk met de hiërarchie overleg hebben gepleegd en waarom de leden van zijn dienst worden aangemoedigd om op eigen initiatief contact te nemen met het Comité I.

Dassen plaatste ook vraagtekens bij het optreden van de magistraten van het Comité I, die zelf verhoren afnemen en geïmproviseerde bezoeken afleggen aan de buitenposten van zijn dienst. Hij had voorts problemen met de bekendmaking van namen van instellingen en personen in het jaarverslag van het Comité I.

“Eigenlijk zijn dat geen ‘problemen'”, repliceert het Comité I, omdat de antwoorden daarop gewoon te vinden zijn in de organieke wet die het toezicht op de inlichtingendiensten regelt. “De categorieke en publieke stellingnames van de administrateur-generaal berusten enkel op slecht of niet onderbouwde beweringen”, zegt de nota.

“Het Comité I betreurt dat de wet op het toezicht op de inlichtingendiensten vandaag nog steeds miskend blijkt te worden door de hiërarchie van de staatsveiligheid. Het is niet de eerste keer dat het Comité I vaststelt dat niet alleen de uitoefening en de wettelijke modaliteiten van het toezicht, maar ook het principe zelf van de controle niet altijd geaccepteerd wordt door sommigen van de burgerlijke inlichtingendienst.”

Dassen heeft oorzaak en gevolg dooreengehaspeld, meent het Comité I, dat erop wijst dat de problemen bij de staatsveiligheid al vele jaren bestaan en “volgens de verklaringen van de administrateur-generaal aan de pers, heden nog blijven voortduren”. Uit de nota blijkt dat het Comité I momenteel 38 onderzoeken heeft ingesteld, ongeveer gelijk verdeeld over de staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst Adiv. Van ‘pesten’ is bijgevolg geen sprake, aldus de nota.

De aanval van Dassen op de parlementaire controle wordt in verband gebracht met de weerstand tegen de derde fase van de audit die het Comité I in opdracht van het parlement uitvoert bij de staatsveiligheid. In die derde fase zullen de operationaliteit en het beheer van de informatiestromen worden doorgelicht.

De nota brengt in herinnering dat de audit werd besteld “uit noodzaak, gelet op het veralgemeend klimaat van ontevredenheid en malaise die bestond binnen de staatsveiligheid”. De doorlichting heeft “zeker toegelaten de situatie te kalmeren, die op een zeker ogenblik riskeerde om oncontroleerbaar en dus zelfs explosief te worden”.

Het Comité I constateert dat “om diverse redenen de derde fase van de audit momenteel een zekere vertraging kent. Het moet met treurnis vaststellen dat er een bepaalde voortdurende terughoudendheid bestaat binnen de staatsveiligheid, die zich veelvuldig manifesteert op bedekte of minder bedekte wijze en die in feite aan de tegenstanders van de audit toelaten om tijd te winnen, wat tijdverlies meebrengt voor het Comité I en de met de audit belaste deskundigen”.

Bron » De Morgen

Parlement fluit chef staatsveiligheid terug

Van een beperking van de parlementaire controle op de staatsveiligheid kan geen sprake zijn, zo oordeelt de begeleidingscommissie van de Senaat die het werk van de inlichtingendiensten opvolgt. Koen Dassen, de chef van de staatsveiligheid, die zich beklaagde over de ‘overdreven’ controle op zijn dienst, moet bijgevolg inbinden.

De parlementaire begeleidingscommissie vergaderde vrijdag achter gesloten deuren over de uitspraken van administrateur-generaal Dassen, die een week geleden in de media zijn beklag deed over de “verlammende” controles door het Comité I, waardoor zijn manschappen “gefrustreerd en onzeker” raken.

Het Comité I is het orgaan dat namens het parlement toezicht houdt op de inlichtingendiensten. Dassen pleitte voor het opstellen van een protocol tussen zijn dienst en het Comité I en werd daarin gesteund door minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD). De minister noemde de uitspraken van Dassen weliswaar “ongelukkig”, maar tikte hem niet op de vingers en nam zijn kritiek zelfs gedeeltelijk over.

Voor de begeleidingscommissie verontschuldigde Dassen zich uitgebreid voor zijn uitspraken in de media, maar bleef bij zijn kritiek op de werking van het Comité I, zoals hij die op 31 januari in een brief aan Verwilghen had geformuleerd. Jean-Claude Delepierre, de voorzitter van het Comité I, weerlegde de kritiek aan zijn adres.

Uit de daaropvolgende discussie bleek dat enkel minister Verwilghen en de VLD voorstander zijn van een protocol waarmee de parlementaire controle zou worden ingeperkt. De andere leden van de commissie vinden het door Dassen opgeworpen probleem overroepen en zien geen enkele reden om een dergelijk protocol af te sluiten

Dassen werd gevraagd om, in overleg met Delepierre, werk te maken van de derde fase van de audit die het Comité I in opdracht van het parlement momenteel uitvoert.

Bron » De Morgen