Commissie-Dutroux richt spots op slachtoffers

Tijdens zijn verklaring voor de onderzoekscommissie-Dutroux gaf de toenmalige minister van Justitie, Stefaan De Clerck, met één West-Vlaamse uitdrukking haarscherp aan waarom de politiemensen en magistraten gefaald hadden in het onderzoek naar de ontvoeringen van minderjarigen. “Elk werkt op zijne vierkante meter.” Iedereen deed wat min of meer van hem werd verwacht, maar niemand bekommerde zich om het eindresultaat. Gaat het er bij de Belgische politie en justitie vandaag anders aan toe? Wat is er van al de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie geworden?

AlS slachtoffer van een misdrijf liep je vóór 1996 vaak met het hoofd tegen de muur. De behandeling van de ouders van de verdwenen Julie en Melissa door de afstandelijke onderzoeksrechter Martine Doutrèwe spreekt boekdelen. De hooghartige magistrate nam na de aangifte van de verdwijningen weinig initiatief en ging enkele dagen later gewoon met vakantie. Ze lichtte de ouders niet in over de voortgang van het onderzoek. En toen de kinderen uit de tuin van Dutroux werden opgegraven, weigerde ze de ouders een laatste bezoek. Toch allemaal zaken die volgens de parlementaire onderzoekscommissie “elementair” zijn.

Het toenmalige commissielid Renaat Landuyt (SP.A) herinnert zich nog levendig de getuigenis van Martine Doutrèwe voor de commissie. “Ze zei dat ze, naast de verdwijning van Julie en Melissa, nog andere zaken moest behandelen, zoals moordzaken. En dat op moord een hogere straf stond dan op ontvoering. Niet het menselijk leven was de maatstaf voor het belang van een onderzoek, wel de strafmaat.”

Vandaag wordt de verdwijning van een minderjarige meteen ernstig genomen. Ouders worden op de hoogte gehouden van het onderzoek, kunnen zelfs suggesties doen aan de speurders, worden niet langer wandelen gestuurd zoals destijds de Russo’s en de Lejeunes, de Marchals en de Lambrecksen. De wet-Franchimont, van 1998, heeft slachtoffers van misdrijven heel wat rechten toegekend: inzage in en kopie van het strafdossier, de mogelijkheid om bijkomende onderzoeksdaden te vragen, inspraak ook bij de vervroegde invrijheidstelling van de dader.

Het slachtoffer is niet langer de grote onbekende in een strafonderzoek maar neemt een evenwaardige positie in naast de dader, in die mate zelfs dat juristen zich zorgen maken. De rechten van slachtoffers zijn doorgeschoten, wordt wel eens gezegd. De onderzoeksrechter wordt soms overstelpt door vragen van slachtoffers of hun nabestaanden, zodat zijn onderzoek er langer door aansleept. Vooral de mogelijkheid om “waar mogelijk te helpen bij het onderzoek” baart sommigen zorgen. Elke deur die een slachtoffer openzet, moet de onderzoeksrechter sluiten. Doet hij dat niet, dan dreigt de beschuldiging dat hij niet “tot op het bot gaat” en meewerkt aan een doofpotoperatie.

De politiediensten en de parketten hebben na 1996 het slachtoffer “ontdekt”. De affaire-Dutroux heeft in dit domein haar effect niet gemist. Ook de aanbevelingen van de onderzoekscommissie over de noodzakelijke reorganisatie van de Belgische politie zijn gerealiseerd, zij het dat Dutroux hiervoor eerst in 1998 moest ontsnappen.

Pas met de Octopus-akkoorden verdween de laatste weerstand tegen de opheffing van de drie met elkaar concurrerende politiediensten: rijkswacht, gerechtelijke en gemeentelijke politie. De politiehervorming heeft nog lang niet overal tot de gewenste verbetering in de dienstverlening geleid, maar is zonder twijfel revolutionair te noemen. Commissielid Landuyt: “Het onderscheid tussen rijkswacht en politie wordt stilaan voer voor de les geschiedenis. Als de politiemensen straks hun nieuw uniform krijgen, ziet zelfs de oplettende waarnemer geen verschil meer.”

Anders is het gesteld met de verwachte hervormingen van de gerechtelijke organisatie. De onderzoeksrechter is nog vaak die alleen opererende magistraat die “op zijne vierkante meter” elk jaar honderden dossiers moet afhandelen, vaak enkel geassisteerd door een griffier. De gerechtelijke achterstand is in grote strafzaken en burgerlijke zaken niet noemenswaardig verminderd. En de informatisering van de Belgische justitie blijft een puinhoop.

Het beeld dat overblijft is dat, in tegenstelling tot wat de commissie-Dutroux verhoopte, de politie een reuzensprong voorwaarts heeft gemaakt, maar de justitie achterop hinkt. Een deel van de rechters redeneerde: Kop in kas, het zal wel overwaaien. Tot vandaag blijft bijvoorbeeld een externe controle op het functioneren van magistraten uit.

De veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt, Brice De Ruyver, was expert van de onderzoekscommissie naar de vermoorde meisjes. Hoewel de Gentse hoogleraar strafrecht zijn kritiek op het gerecht zelden onder stoelen of banken steekt, kijkt hij optimistisch aan tegen de veranderingen in de rechterlijke wereld.

“De tijd van de defensieve reacties bij de magistratuur is naar mijn aanvoelen voorbij. Maar je kunt natuurlijk niet in enkele jaren rechttrekken wat gedurende decennia schromelijk is verwaarloosd. Dat vergt kolossale inspanningen. Justitie is nog niet die performante organisatie die werkt volgens de inzichten van modern management, maar de instroom van een nieuwe generatie rechters wettigt de hoop dat het zal beteren.”

“Iedereen, van hoog tot laag, is enthousiast over die generatie – die niet langer politiek is benoemd, maar op grond van haar capaciteiten. We moeten nu wachten tot die lichting doorstoot tot de verantwoordelijke functies. Dat neemt enige tijd in beslag, en helaas is ons dat niet gegund. Het vertrouwen van de bevolking in de justitie blijft beangstigend laag. De meerwaarde van de veranderingen moet snel zichtbaar worden.”

Dat de hervormingen bij het gerecht langer op zich laten wachten, is volgens De Ruyver niet enkel toe te schrijven aan de onafhankelijke positie van de magistratuur, die geen ambtenaren zijn zoals de anderen. “Vergeet niet dat de eerste aanzet voor een reorganisatie van de politie al was gegeven met het Pinksterplan, in 1990. De Octopus-akkoorden van 1998 hebben daarop voortgebouwd.”

“Justitie daarentegen moest from scratch beginnen. Onder Melchior Wathelet is er niets verwezenlijkt. Veel ronkende verklaringen, dat wel. Stefaan De Clerck heeft nooit de kans gekregen een beleid te voeren. Vanaf 1996 was hij in een rol van crisismanager gedrongen, en hij heeft het er behoorlijk vanaf gebracht. En Marc Verwilghen kreeg af te rekenen met de weerstanden die zijn optreden als voorzitter van de onderzoekscommissie had opgewekt.”

Maar er is al een en ander gerealiseerd, stelt De Ruyver vast. “Het federaal parket, de Hoge Raad voor de Justitie, de Raad van Procureurs. Die instellingen moeten de kans krijgen te groeien en zich te bewijzen. Kijk hoe sommige procureurs de kans hebben gegrepen om een hoofdrol te spelen in het lokale veiligheidsbeleid. Sommige doen het op een indrukwekkende manier: in Antwerpen, Brussel, Dendermonde, Hasselt.”

“Die procureurs communiceren ook met de bevolking over hun beleid, en dat is essentieel voor een herstel van het vertrouwen. Neem de discussie over de wettige zelfverdediging bij overvallen op juweliers: vroeger zou het parket zo’n juwelier vervolgen zonder te zeggen waarom. Nu ontstaat daar een maatschappelijk debat over. En de eindbeslissing ligt bij de rechter.”

Op één punt heeft de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux gefaald. Van de voorgestelde tuchtstraffen tegen politiemensen en magistraten die fouten hebben begaan, is niets in huis gekomen. De Ruyver: “Samen met mijn collega Françoise Tulkens (de Franstalige expert van de commissie) heb ik van meetafaan gezegd dat de onderzoekscommissie zich beter beperkte tot het formuleren van aanbevelingen voor structurele veranderingen. Natuurlijk hebben er politiemensen en magistraten geblunderd, maar de structuren zaten zodanig slecht in elkaar dat zelfs de besten in de fout moesten gaan.”

“Sommige politici konden echter niet weerstaan aan de roep van de families van de slachtoffers en van de bevolking om schuldigen aan te wijzen. Dat heeft van hen martelaren gemaakt, en de aandacht weggetrokken van het waardevolle werk dat de commissie heeft verricht. Marc Verwilghen heeft als minister van Justitie die prijs betaald. De magistratuur is hem altijd als de voorzitter van de onderzoekscommissie blijven zien en heeft zich daarom verzet tegen zijn hervormingsvoorstellen.”

Commissielid Landuyt blijft niettemin achter de beslissing staan om individuele verantwoordelijkheden vast te leggen. “De commissie-Dutroux was een uiting van de publieke opinie om niet altijd uitsluitend politiemensen om rekenschap te vragen, maar ook procureurs en zelfs onderzoeksrechters. De publiciteit die hiermee gepaard ging, was soms al voldoende als sanctie.”

Bron » Het Nieuwsblad

Proces-Cools was nuttige “algemene repetitie”

Zeven jaar en zeven maanden na de arrestatie van Marc Dutroux begint op 1 maart voor het hof van assisen in Aarlen het langverwachte proces-Dutroux. Nooit eerder in de Belgische gerechtelijke geschiedenis heeft een misdaad zulke sterke emoties losgeweekt. Zelfs het wijdverbreide gevoel van verontwaardiging over de nooit opgeloste moorden van de Bende van Nijvel leidde er niet toe dat in de straten van Brussel 300.000 mensen opstapten tegen het falen van politie en justitie’.

Met de zaak-Dutroux was van in het begin alles anders. Belgïe werd op 16 augustus 1996 wakker met het gevoel dat er schoon schip moest worden gemaakt met het geknoei van de gerechtelijke wereld. Aan de gevoelens van woede en verontwaardiging gaven mensen op verschillende manieren uiting. Een hele week lang: de Grote Momenten van de zaak-Dutroux.

De magistraten van het rechtsgebied Luik (provincies Luik, Namen en Luxemburg) rekenen dit gerechtelijk jaar af met twee demonen die hen al jaren achtervolgen. In het najaar van 2003 kreeg voor het assisenhof van Luik het proces-Cools zijn beslag. En vóór de zomervakantie zou ook het proces-Dutroux in Aarlen achter de rug moeten zijn. 

Het proces-Cools was in elk geval een nuttige “algemene repetitie” voor het proces tegen Dutroux en zijn drie medebeschuldigden. Het lokte een wetswijziging uit waardoor het voor fantasten à la Benito Francesconi of Georges Frisque onmogelijk wordt het proces met een wrakingsprocedure stil te leggen. 

Een voorzitter van een assisenhof kan nog altijd gewraakt worden als hij zich bevooroordeeld tegenover een van de verdachten zou uitlaten. Maar zo’n wrakingsverzoek moet door een advocaat met tien jaar balie-ervaring zijn ondertekend. En elke pleiter zal er zich wel voor hoeden om kwaadwillige personen hierbij bij te staan. 

Bovendien legt een wrakingsprocedure een proces niet meer gedurende dagen stil, wat meerdere keren gebeurd is bij het proces-Cools. Dat is alvast één dreigend gevaar dat voor het proces-Dutroux is afgewend. 

Over de noodzaak van de vervanging van assisenvoorzitter Henry-Paul Godin, op het proces-Cools, blijft twijfel bestaan. Godin werd naar huis gestuurd nadat hij tegen een advocaat van een verdachte had geschreeuwd dat hij moest ophouden “de aap uit te hangen”. 

Na het spaghetti-arrest van het Hof van Cassatie in oktober 1996 volgde het aap-arrest in november 2003. “Persoonlijk vond ik de vervanging van Godin niet echt noodzakelijk, en ook niet evident”, zegt de Gentse strafrechtspecialist Philip Traest, die ook advocaat is.”Het was natuurlijk niet gepast dat de voorzitter een advocaat in dergelijke bewoordingen toespreekt. Maar was daardoor zijn onpartijdigheid in het gedrang gebracht? Ik ben daar niet van overtuigd, zeker nadat de voorzitter publiekelijk zijn verontschuldigingen had aangeboden en het incident voor de advocaat was gesloten.” 

“Er vallen in een rechtszaal wel vaker harde woorden. De uitval was ook niet rechtstreeks tegen een verdachte gericht, maar tegen diens advocaat. Hoewel dat onderscheid in de rechtspraak over wraking niet wordt gemaakt, vind ik dit een belangrijke nuance.” 

Volgens Traest speelde het hoogste rechtscollege op veilig met de verwijdering van assisenvoorzitter Godin. “Er hadden zich al enkele incidenten met die voorzitter voorgedaan en er stond een vervanger in de coulissen klaar, dus dat was geen probleem. Het Hof van Cassatie heeft het zekere voor het onzekere willen nemen. Dat belet niet dat het voor de betrokken magistraat een pijnlijke gebeurtenis moet zijn geweest, zo op het einde van zijn carrière.” 

Bron » De Standaard

Dutroux en Zicot naar correctionele rechtbank voor dossier autozwendel

Marc Dutroux en zeven anderen moeten zich voor de correctionele rechtbank van Nijvel verantwoorden in het dossier van de autozwendel. De kamer van inbeschuldigingstelling (KI) in Brussel heeft hen vandaag doorverwezen.

Naast hem op het beklaagdenbank zitten politieagent Georges Zicot, Gérard Pinon en Pierre Rochow, die in augustus 1996 door onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte werden aangehouden in het dossier van de autozwendel. Het proces over de autozwendel zal echter niet starten voor het einde van assisenproces in Aarlen.

Centraal in het dossier staat een gestolen vrachtwagen die vol elektrische kabels zat. De vrachtwagen werd in september 1995 gestolen in Eigenbrakel door Pierre Rochow en Philippe Divers. Dutroux zou om de diefstal gevraagd hebben en wordt verdacht van heling. Dutroux gijzelde bovendien de vermeende dieven even omdat hij zich door hen bedrogen voelde.

Deze gijzeling is van het autozwendeldossier afgesplitst en zal door het assisenhof van Aarlen beoordeeld worden. Dit gebeurt samen met de andere dossiers tegen Marc Dutroux.

Dutroux werd in deze zaak in voorhechtenis genomen in december 1995. Op dat moment zaten Julie en Melissa in zijn kelder opgesloten. Tijdens de daaropvolgende maanden zijn de meisjes gestorven.

Marc Dutroux zal zich voor de rechtbank van Nijvel moeten verantwoorden voor heling en bendevorming, George Zicot staat terecht voor heling, valsheid in geschriften, oplichting, passieve omkoping en gebruik van de valse stukken als openbaar ambtenaar. Ook Philippe Divers en Pierre Rochow zijn naar de correctionele rechtbank verwezen.

De kamer van inbeschuldigingstelling stelde enkel de verzekeraar volledig buiten vervolging. Ook hij was in augustus 1996 aangehouden door onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte.

De raadkamer stuurde het dossier op 23 december 2002 opnieuw naar het parket en vroeg om bijkomende onderzoeken in de zaak. Het parket ging tegen deze beschikking in beroep en zo kwam het dossier bij de kamer van inbeschuldigingstelling van Brussel terecht. Deze wijdde twee zittingen an het dossier. Dat gebeurde op 20 en 27 januari. Dutroux werd er vertegenwoordigd door een advocaat.

Bron » De Standaard