Parket wil onderzoeksrechter afschaffen

“Schaf de onderzoeksrechter, de raadkamer en de Kamer van Inbeschuldigingstelling af.” Dat advies gaf advocaat-generaal Frank Schurmans namens het college van procureurs-generaal mee aan de Senaatscommissie Justitie. Die organiseert momenteel hoorzittingen over een ‘proeve tot wetswijziging’ van minister van Justitie Stefaan De Clerck om bijstand van een advocaat toe te laten bij het eerste verhoor van verdachten.

Schurmans vond dat de huidige strafprocedure “een moeras van procedures in de procedure is geworden”. Hij wil een systeem zoals dat in de meeste landen van de Europese Unie bestaat en dan moet het parket gewoon alle onderzoeken doen, zonder onderzoeksrechter, raadkamer of KIB. Schurmans riep de Senaat ook op om eens te bestuderen of het Europees Hof zijn boekje niet te buiten gaat en zich niet in de plaats stelt van het parlement. Schurmans wil dat het parlement tegenover deze evolutie een houding bepaalt.

De Antwerpse procureur-generaal Yves Liègeois prees minister De Clerck met zijn ‘proeve tot wetswijziging’, die in een periode van lopende zaken is ingediend en die hij volledig steunt. Liègeois noemde het “struisvogelpolitiek” om de termijn van 24 uur, waarbinnen het parket een aanhoudingsbevel moet vragen aan de onderzoeksrechter, niet te verlengen.

“Als we die termijn behouden en bovendien bijstand van advocaten toelaten, zullen uitgerekend in de zwaarste zaken die de publieke opinie beroeren, fouten gebeuren die tot vrijlatingen en vrijspraken leiden. Wil men dat?”, aldus de pg. Liègeois is er voorstander van om verhoren van verdachten op te nemen, maar “dat heeft geen zin als wij dat verhoor helemaal moeten uittikken, terwijl alle betrokkenen de diskette kunnen bekijken”.

Bron » Gazet van Antwerpen

Habran mikt op derde proces met nieuw cassatieberoep

De verdediging van Marcel Habran heeft cassatieberoep aangetekend na zijn veroordeling tot een gevangenisstraf van 15 jaar. “Zodra het beroep ontvangen is door de griffie van het Hof van Cassatie hebben we twee maanden de tijd om het verslag neer te leggen met een herhaling van onze argumenten”, zegt zijn advocaat Laurent Kennes.

Eind september kondigde de verdediging van Habran al aan in hoger beroep te gaan. Als de pleidooien van de verdediging van Marcel Habran worden gevolgd door het Hof van Cassatie, zou er een derde proces kunnen plaatsvinden. De verdediging van Habran wou momenteel nog geen informatie geven over de grond van het beroep.

Bron » De Morgen

VSOA-politie staakt tegen opnemen verhoren van verdachten

De liberale politievakbond VSOA wil op 8 november staken tegen opnemen van verhoren van verdachten. Dat zegt ondervoorzitter Vincent Houssin. Door een circulaire van 4 mei jl. van het college van procureurs-generaal moeten de eerste verhoren van verdachten van ‘levensbedreigende misdaden’ en van andere misdaden die voor assisen moeten komen, audiovisueel worden opgenomen. Iedere procureur kan bovendien zelf beslissen dat nog andere verhoren in ernstige zaken worden opgenomen.

VSOA-politie gaat hiermee niet akkoord en wil dat de maatregel wordt ingetrokken. De politievakbond heeft een stakingsaanzegging ingediend voor 8 november. Houssin haalt vijf redenen aan tegen de verplichting om verhoren op te nemen: “Dit is de wereld op zijn kop. Onze speurders zullen nu moeten gaan bewijzen dat ze geen geweld hebben gebruikt, geen druk hebben uitgeoefend op de verdachten en geen suggestieve vragen hebben gesteld. Niemand moet zijn onschuld bewijzen, toch? Maar de speurders dan blijkbaar wel.”

Bovendien schenden de regels volgens Houssin de privacy van de speurders. “Wat als een speurder zegt dat hij niet wil gefilmd worden? Heeft men daar al aan gedacht? Volgens de privacywet hebben onze politiemensen dat recht.” Ook wil Houssin niet dat de lokale korpsen opdraaien voor de kosten van de aanschaf van de camera’s en opname-apparatuur. De regeling komt er officieel omdat België niet in orde is met het Salduz-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.

Maar dat gelooft Houssin niet: “Dat arrest gaat niet over het opnemen van verhoren, het gaat over de aanwezigheid van de advocaat bij het eerste verhoor van iedere verdachte.” Ten slotte betreurt Houssin dat de speurders niet opgeleid zijn om die audiovisueel begeleide verhoren uit te voeren.

Is het opnemen van verhoren dan zo ongewoon? In Engeland gebeurt het al sinds 1984 en in Denemarken werd het in dezelfde periode ingevoerd. Een studie van criminoloog Cyrille Fijnaut uit 1988 toonde aan dat de politie daar aanvankelijk tegen was, maar er nadien een groot voorstander van werd omdat de speurders beschermd werden tegen onterechte klachten.

Het Europees Parlement besloot op 6 september 2003 dat het systeem van videoverhoren in alle lidstaten moet veralgemeend worden. De goede speurders worden zo immers beschermd tegen onterechte klachten en de 6% speurders, die nu volgens onderzoek van de Gentse criminoloog Paul Ponsaers, geweld gebruiken tegen verdachten, zullen zich dan wel inhouden.

De verplichting tot video-opnames bestaat nu al in België voor minderjarigen en slachtoffers in pedofiliezaken. In september 2003 stelde ook de Antwerpse korpschef Eddy Baelemans voor om verhoren op te nemen. En volgens de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois zijn ‘de politiediensten’ gewonnen voor het opnemen van verhoren. Maar ze hebben vragen bij de kostprijs.

In 2006 schatte Dirk Van Nuffel, de voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, de kostprijs van de installatie van een videoverhoorruimte gemiddeld op 35.000 euro. VSOA-politie is nu wel eenduidig tegen. Houssin: “De situatie van Engeland en Denemarken kan niet naar België worden veralgemeend omdat ons land een heel andere rechtstraditie heeft.”

Bron » Gazet van Antwerpen

Gewezen commissaris gerechtelijke politie Georges Marnette overleden op 63-jarige leeftijd

Georges Marnette is niet meer. De ex-commissaris van de Brusselse gerechtelijke politie overleed vrijdag op 63-jarige leeftijd. Marnette dook op in zowat alle spraakmakende misdaadzaken uit de jaren ’70 en ’80. Georges Marnette wordt door velen herinnerd als de politieman die ooit voor een parlementaire commissie kwam getuigen hoe hij erin was geslaagd om, weliswaar poedelnaakt, ’te infiltreren in het milieu van de seksfuiven’. Marnette was een topflik, tot hij in 1996 aan de basis lag van een vals pedofiliedossier tegen Elio Di Rupo.

In zijn stofferige bureautje in de gebouwen van de Brusselse gerechtelijke politie prijkte altijd dat grote kartonnen promo-silhouet van Jean-Paul Belmondo of Alain Delon, zijn helden. “Ik heb iets van elk van hen in mijn”, zei Marnette. “Vooral dan mijn grote mond.” In dat kantoor stond ook een ijskastje. Grootheden uit de Brusselse onderwereld van toen kennen enkel nostalgie. “Ze hadden je opgepakt en je wist: nu willen ze praten”, zegt Alain Moussa, topcrimineel uit de jaren ’80.

“Dan brachten ze je naar mijnheer Marnette. Die schonk allereerst een whisky’tje in en bood je een sigaret aan.” Voor Marnette hadden criminelen respect. Hij had dat ook voor hen. In zijn visie was misdaadbestrijding niet mogelijk zonder betere contacten met de misdaad, beter dan met de concurrent, de rijkswacht.

Als er ooit medailles waren uitgereikt voor moed en zelfopoffering tijdens de in die jaren woedende politieoorlog, was vast niemand zo vaak gedecoreerd als hij. Georges Marnette had een hartsgrondige hekel aan rijkswachters, hersenloze soldaatjes. De GP, dat was rock-‘n-roll. Georges Marnette ging bij de GP aan de slag in 1973. Hij was daarvoor buitenwipper in een nachtclub in Luik. Hij maakte een blitzcarrière en zou meer dan twintig jaar lang de trouwe luitenant blijven van de legendarische Brusselse hoofdcommissaris Frans Reyniers.

Noem een grote zaak uit de jaren zeventig of tachtig en je noemt Georges Marnette. Hij arresteerde ooit de Franse topgangster François Besse, Hassan Maâche, Marcel Habran … Hij leidde onderzoeken naar extreem-rechtse terreurgroepjes als het neonazistische Westland New Post. Hij had een erg goed contact met WNP-leider Paul Latinus, zoals hij dat ook had met Francis Dossogne, de leider van het Front de la Jeunesse.

Hij was ook de speurder die als eerste ter plaatse was bij de zelfmoord van de enigmatische WNP-leider Paul Latinus. Die had zich verhangen met een telefoondraad die normaliter nooit het gewicht van een volwassen man kon dragen. Tegen de conclusies van de wetsdokters in bleef Marnette volhouden: “Geen zelfmoord”.

Latinus had tot kort voor zijn dood bij Marnette lopen leuren met dossiertjes over seksfuiven met hooggeplaatste politici en zakenlui. “Hij beloofde me meer informatie, maar die is er nooit gekomen.” Dit was de biotoop van Georges Marnette: geroezemoes over chantage, liquidaties en doofpotoperaties.

Marnette had het lastig met het vinden van een evenwicht tussen informatie verwerven en er naar handelen. Hij was ooit klant in de seksclub Les Atrebates in Etterbeek. En ook elders, zoals in de marge van het onderzoek naar de Roze Balletten vaak genoemde bar Le Jonathan, dook hij wel eens op. Naakt, zo moest hij in 1997 erkennen tijdens zijn getuigenis voor een parlementaire commissie: “Om te infiltreren in het milieu”.

Een geweldige reputatie had de Brusselse GP niet. De dienst loste veel zaken op, maar de manier waarop riep vragen op. In 1991 moest hoofdcommissaris Frans Reyniers opstappen wegens aantoonbare al te nauwe banden met de misdaad. Van hem had Marnette de trucs geleerd. Bevriend geboefte uit de wind zetten, een beetje knoeien met processen-verbaal. En waar mogelijk de vijand, de rijkswacht, een hak zetten.

In de zomer van 1996 breekt de zaak-Dutroux los. Het land rouwt om Julie Lejeune, Mélissa Russo, An Marchal en Eefje Lambrecks, en ook wel om het niet te vatten geklungel van de eerder elkaar dan een figuur als Dutroux bekampende politiediensten. Er gaan stemmen op voor een grondige hervorming. Anticiperend op wat komen zal, vormt zich vanuit Neufchâteau geleid dreamteam van ’s lands beste rechercheurs. Zij gaan pedofiele netwerken in kaart brengen en onopgehelderde kindermoorden ophelderen. Georges Marnette mag niet ontbreken.

Op 24 oktober 1996 stelt hij een eerste van een reeks vertrouwelijke nota’s op die korte tijd later even de regering aan het wankelen brengen. In Hasselt is de vroegere kelner van het restaurant Scholteshof gearresteerd. Het Scholteshof is een toprestaurant, waar de grote baas van de GP, Christiaan De Vroom, vaste klant is. Bij hem is de uitbater zijn beklag komen doen over zijn kelner, Olivier Trusgnach. De prille twintiger heeft al het kostbare zilveren bestek gepikt en is met zijn homovriendje naar Groot-Brittannië gevlucht. Nu is Trusgnach terug in België opgedoken en ingerekend.

Marnette en een collega komen helemaal over vanuit Brussel om de kelner te verhoren in de gevangenis van Hasselt. In hun pv schrijven ze hem deze verklaring toe: “Toen ik zeventien was, had ik intieme relaties met Elio Di Rupo.” Een dag later keert het team van Marnette naar Hasselt terug.

Er zijn redenen om te denken dat iemand ergens onderweg zijn kennis heeft bijgespijkerd over de wet op de seksuele meerderjarigheid. Trusgnach heeft een nieuwe verklaring: “Ik was toen vijftien jaar.” Op zaterdag 16 november 1996 kopt De Standaard dat er een onderzoek rond pedofilie loopt tegen vicepremier Elio Di Rupo.

In de Kamer wordt een commissie bijeen geroepen die op vraag van het Brusselse parket-generaal moet oordelen over de opheffing – of niet – van zijn parlementaire onschendbaarheid. Olivier Trusgnach blijkt achteraf niet alleen een ridicule fantast, maar ook vier jaar ouder dan Marnette liet uitschijnen.

Waarom Marnette het deed, werd nooit duidelijk. Om de in die tijd nog niet uit de kast gekomen Di Rupo een had te zetten? Om het hele Dutroux-onderzoek in de war te sturen? Of was hij, zoals hij zelf aanvoerde, ook maar een schakel in een lange ketting van manipulaties?

Hij werd geschorst, zag zich later over de hele lijn wit gewassen en werd aan het eind van zijn carrière door huidig directeur van de Brusselse federale politie Glenn Audenaert nog benoemd tot zijn adjunct. “Het was zijn grote droom om hoofdcommissaris te worden”, zegt Audenaert.

“We weten allemaal waarom. Hij was een controversieel man, maar in zijn tijd een geweldig flic.” In 2004 ging Georges Marnette, verstokte roker, met vervroegd pensioen. Hij had toen al bepaalde signalen gekregen van zijn artsen. Hij overleed op vrijdagmiddag aan de gevolgen van longkanker. Georges Marnette laat een vrouw en twee dochters achter.

Bron » De Morgen

David Van de Steen overleefde de Bende van Nijvel en schreef een boek

Bij de laatste en ook bloedigste overval van de Bende van Nijvel verloor David Van de Steen zijn beide ouders en zijn zus. Zelf raakte hij zwaargewond. 25 jaar en 33 operaties later vertelt hij zijn verhaal. Om een beetje orde te kunnen scheppen in de chaos aan herinneringen, zegt hij.

“Ik kom uit een hel. Nu wil ik vooruit.” Zaterdag 9 november 1985, 19.37 uur. David Van de Steen, zijn ouders en zijn zus hebben net gewinkeld in de Delhaize van Aalst en stappen op de parking naar hun auto. David en zijn ma lopen eerst, pa en zus er vlak achter. Het is hun laatste moment samen, beslissen drie zwaar gewapende, vermomde mannen die uit het niets opduiken.

“Niet schieten, dat is mijn papa!” roept mijn zus. Een keiharde knal, alsof er vuurwerk onder je neus ontploft. Mijn zus en mijn vader die in elkaar zakken. De pijnkreet die uit mijn vaders mond ontsnapt, zal me mijn hele leven bijblijven. Dan de schrille, paniekerige stem van mijn moeder: “Lopen, David! Maak dat je wegkomt!” Het fragment komt uit het boek dat Van de Steen samen met Humo-journaliste Annemie Bulté schreef en dat vanaf vandaag in de rekken ligt. Het is een bij momenten ondraaglijk hard document, met zoveel misselijkmakend, laf geweld dat een mens er opstandig van wordt.

“Ik wou geen boek over de honderden Bende-theorieën”, zegt Van de Steen. “Ik wilde gewoon vertellen wat we meegemaakt hebben. Eens orde scheppen in die chaos aan herinneringen.” Het was een vorm van therapie. “Ik hoop dat verleden wat beter los te kunnen laten nu alles in een boek staat. Ik ben het beu om al die details te onthouden. Ik wil vooruit.”

Maar veel van die details draagt Van de Steen sowieso mee voor de rest van zijn dagen. “Mijn zus die in de armen van mijn vader in elkaar zakt. Ze vallen neer op het beton, bijna in elkaar verstrengeld. Het witte hemd van mijn vader dat rood kleurt”, schrijft hij. En hoe hij zijn moeders laatste advies opvolgde, weer de winkel in liep en zich aan het rek met stripverhalen verschool. “Daar komt de derde gangster al aan – de grote.’ Geschminkt, met een pruik op, zijn ogen wijdopen. ‘Hij zet een bruine juten zak met de afbeelding van een posthoorn neer, pakt zijn tweeloop en mikt op ons. Ik kijk recht in de tweeloop, die vooraan scheef en slordig is afgezaagd. (…) Hij grijnst. En vuurt.”

Van de Steen was geraakt in de heup. “Er zijn hagelbollen door mijn been heen geschoten, teruggeketst op de vloer en weer mijn been binnengedrongen. Ze hebben een enorme vernieling aangericht. De heupkop is weggeschoten. De slagader en de spieren zijn doormidden gesneden.” Of, opnieuw in zijn eigen woorden: “Een brij verhakkeld bloederig vlees. Net americain préparé”.

En hij mag nog van geluk spreken: in de muts die hij droeg, zitten twee kogelgaten, net onder de pompon. De jongen zal tot augustus van het volgende jaar in het ziekenhuis liggen. Operatie na operatie. Elke dag krijgt hij bezoek van zijn vaders moeder en van de ouders van zijn ma. Kapotte mensen. “Ik merk het aan elke beweging, aan hun verstikte stem en bezorgde blikken.” “Ze hadden de overval weten beginnen”, zegt Van de Steen. “Ze woonden recht tegenover de Delhaize. Bij elk schot dat weerklonk, vroegen ze zich af of het een van ons was.” Zijn grootvader had nog twee kinderen die hadden kunnen wegvluchten, opgevangen in zijn flat.

Van de Steen zal tot zijn negentiende bij hen wonen, vlakbij die plek des onheils. Onvoorstelbaar, vinden velen. “Maar door die harde confrontatie heb ik de feiten misschien beter leren plaatsen”, zegt Van de Steen. Goed anderhalf jaar na de feiten is hij ook een eerste keer teruggekeerd naar de plaats delict, om zijn grootvader te tonen waar hij was beschoten, waar zijn pa en zijn zus waren afgemaakt.”

“Verbaasde blikken alom, herinnert hij zich. Zijn grootmoeder is vorig jaar gestorven. Tot haar dood heeft ze nooit met een woord over het drama gerept. “Ze had het wel over mijn moeder, maar dan ging het altijd over vroeger.” Een geluk dat ze gelovig was, zegt Van de Steen. “Als ze raad nodig had, richtte ze zich altijd tot hetzelfde hoekje in het appartement. Daar sprak ze dan met mijn ma.”

Zijn grootvader heeft de troost van het geloof niet. Na het drama deed hij al het mogelijke om, samen met Van de Steens oom, het antiroestbedrijf van zijn zoon draaiende te houden en zijn kleinzoon bij te staan. Elke resterende minuut ging in de zoektocht naar de daders. 89 is hij intussen. “Sinds kort ligt hij in het ziekenhuis met een longontsteking”, zegt Van de Steen. Als hij komt te gaan, zal het zeer doen. “Hij is de laatste link met mijn ouders.” Maar hij zal het aankunnen. “Mijn grootvader is moe geleefd. Over tijd, zegt hij zelf.” En ja, hij is verbitterd. “In zijn theorie heeft de rijkswacht iets met de Bende te maken. Het andere kamp, noemt hij hen. Hij heeft de oorlog meegemaakt, hè.”

Zelf heeft Van de Steen geen grote theorie. Een paar overtuigingen, dat wel. Dat de Bende in opdracht handelde, bijvoorbeeld, een piste waar ook speurder Eddy Vos in gelooft. Dat een paar leden nog in leven moeten zijn. Dat de man die hem beschoot – de zogenaamde ‘Reus’ – Patrick Haemers was, de gangster die in 1989 samen met onder anderen Philippe Lacroix en Basri Bajrami oud-premier Paul Vanden Boeynants ontvoerde en op 14 mei 1993 zelfmoord pleegde in zijn cel in Sint-Gillis.

Van de Steen was vijftien en kwam thuis van school. Zijn grootvader had de Humo gekocht. Het blad lag op de keukentafel. “Mijn blik valt op de cover, en ik krijg de schrik van mijn leven’, schrijft hij. Een man in een blauw-wit gestreept T-shirt. ‘Doordringende ogen. Een puist op zijn rechterwang. Ik ken de man niet. (…) Maar één ding weet ik zeker: dit is het gezicht dat mij al jaren doodsangsten bezorgt. (…) ‘Dat is de reus uit de Delhaize die op mij schoot’, stamel ik.” Onmogelijk, zeggen de speurders.

“Een van hen beweerde dat het Haemers niet kón zijn, omdat die op dat ogenblik in de gevangenis zat. Pas veel later kwam ik erachter dat dat niet het geval was. Haemers had op 4 november 1985, vijf dagen voor de overval in Aalst, nog een postwagen in Verviers overvallen.” De reus die hem beschoot in de Delhaize droeg een bruine postzak mee. “Maar er zijn ook getuigen die zeggen dat hij helemaal geen postzak bij had”, zegt Van de Steen. “Terwijl ik echt wel weet wat ik gezien heb. Ik ben niet seniel, hoor.”

Maar hij wil niet meer vechten voor zijn gelijk. En natuurlijk blijft hij hopen op opheldering, maar hij gelooft er niet meer in. “Of er zou iemand moeten spreken op zijn sterfbed.” En ja, ook hij vindt dat politie en justitie een zootje van dit dossier hebben gemaakt. Eén voorbeeld: pas drie weken na de feiten kwamen een paar rijkswachters eens horen wat hij had gezien, en dan nog nadat zijn grootvader daar ferm op had moeten aandringen. “Het werd een gesprek van een kwartier. Daarna elf jaar niks meer.”

Maar Van de Steen wil, neen, kan er geen energie meer in stoppen. “Kijk, ik kom uit een hel (Van de Steen ondernam op zijn dertiende een zelfmoordpoging, red.). Ik ben eruit geklauterd, en ik ga niet meer terug. Ik wil vooruit, genieten van heel gewone dingen.” Met zijn vrouw Nathalie, een psychologe. Zeventien jaar zijn ze intussen samen. “Ik heb het grote geluk gehad iemand te ontmoeten die oprecht meevoelend is”, zegt hij. Eén zoontje hebben ze: Yanni, zeven jaar. “Ja, ik ben allicht wat overbeschermend. Als hij ergens aan het spelen is, wil ik hem altijd kunnen zien. Ik zal hem nooit alleen naar school laten gaan: ik zet hem af en ga hem ophalen.”

Met of zonder zijn zoon in de buurt, Van de Steen is continu ‘alert’. “Als ik ergens ga zitten, kijk ik altijd wie er rond mij zit. Als iemand achter mij loopt en plots sneller gaat stappen, ben ik op mijn hoede.’ Van de Steen schrijft ook: “In carnaval zal altijd iets van de overval blijven hangen”. Gemaskerde mensen vertrouwt hij niet. “Overdag, dat gaat nog”, zegt hij. “Maar ’s avonds, die verklede massa in het donker, dat mijd ik.” Altijd zullen er moeilijke momenten zijn, zegt hij. Wanneer hij muziek hoort van Julio Iglesias, waar zijn ma zo dol op was. Of van Wham!, waar zijn zus graag op danste. En straks is het 9 november. Tot voor kort ging hij elk jaar op die dag een kaarsje zetten op het muurtje waar zijn zus en zijn pa in elkaar zakten.

Maar nu kan hij het leven aan, zegt hij. Al blijft het verleden hem ‘inhalen’. “Drie jaar geleden was ik er nog rotsvast van overtuigd dat de Bende van Nijvel me niet klein zou krijgen”, schrijft hij. Hij had jaren kunnen werken in het bedrijf van zijn pa, dat zijn grootvader en oom met zoveel moeite draaiende hadden gehouden. Maar toen kreeg hij die “kleine open wonde in mijn onderbeen, een infectie die de schade onherstelbaar maakte. Opnieuw operaties en helse pijn. Opnieuw frustraties over wat een paar onbekende daders me hadden geflikt, meer dan twintig jaar geleden nu al. Het machteloze besef dat er nooit een normale toekomst zal zijn”.

33 keer ging hij al onder het mes, wekelijks zit hij in het ziekenhuis. “De pijn is een constante. Lang zitten kan ik niet, lang rechtop staan ook niet, werken is helemaal uitgesloten.” Zijn doelen in het leven heeft hij aangepast aan die realiteit. “Geen grootse plannen. Gewoon genieten van mijn gezin en zoveel mogelijk uit het ziekenhuis blijven.”

Bron » De Standaard