‘Van nachtelijke contacten met misdadigers schrok Walter De Bock niet terug’

Historica Klaartje Schrijvers kreeg in 2005 als eerste toegang tot het archief van De Morgen-journalist Walter De Bock. Daarna vielen de puzzelstukken van haar doctoraat over een ondergronds, Europees anticommunistisch netwerk eindelijk op hun plaats. Over haar unieke samenwerking met De Bock heeft Schrijvers nu een boek klaar.

Walter De Bock (1946-2007) was een van de studentenleiders van mei ’68 en groeide uit tot de belangrijkste onderzoeksjournalist van het land. Zijn werk verscheen vooral in De Morgen, waarvan hij ook een tijdje hoofdredacteur was. De Bock publiceerde onthullingen over de moord op PS-leider André Cools, de Bende van Nijvel, wapenhandel en extreemrechts. Hij beschikte over een fenomenaal archief en stierf in 2007 jong aan alzheimer.

Het archief van Walter. De onderzoeksjournalist, de historica en de waarheid is geen klassieke biografie over De Bock, noch is het een academisch of journalistiek verslag. Het is een reis langs historische en journalistieke zoektochten naar de waarheid en een ode aan de heuristiek, de kunst van het vinden. Een verhaal ook over weten en vergeten: door toedoen van alzheimer voerde De Bock een gevecht tegen de tijd om nog zoveel mogelijk informatie over te dragen aan Schrijvers.

“Het deed mij nadenken over wat geschiedenis betekent wanneer de herinnering ophoudt te bestaan”, zegt Klaartje Schrijvers. Al was er ook die tweede laag. Tijdens haar onderzoek moest Schrijvers vaststellen dat er over het anticommunisme nauwelijks bronnen bestaan. “Alleen het archief van Walter vormde daarop een uitzondering.” In dertig jaar onderzoeksjournalistiek verzamelde De Bock duizenden documenten, persknipsels en briefwisseling. Het sluitstuk van zijn archief was zijn fichebak: steekkaarten met informatie over machtige figuren uit de economie en de politiek. “Toen we elkaar leerden kennen, liet Walter zich ontvallen dat zijn archief op mijn doctoraat had liggen wachten”, zegt Schrijvers.

U ontmoette Walter De Bock voor het eerst toen hij al vier jaar alzheimer had. Hoe was het om met hem samen te werken?

Klaartje Schrijvers: “In het begin hoopte hij nog dat de wetenschap met een oplossing zou komen voor zijn dementie. Walter aanvaardde niet dat de ziekte via een defect zijn hersenen was binnengeslopen. Hij bleef ervan overtuigd dat er sprake was van een vergiftiging of een afrekening.”

“Toen ik hem leerde kennen, was hij zijn archief aan het overhevelen van zijn huis naar de bibliotheek van de KU Leuven. Hij wilde zijn kennis zoveel mogelijk vrijwaren, maar zijn concentratievermogen varieerde. Het ene moment kon hij nog iets aan mij doorgeven, maar er waren dagen dat hij totaal de mist in ging. Het zat wel in zijn hoofd, maar het raakte er niet meer uit. Dat bemoeilijkte de communicatie. Al was er ook plaats voor humor: soms waren we aan het schateren over de misverstanden die ontstonden. Dat luchtte op. Het was een geruststelling dat hij wist dat ik wist dat hij aan het ontweten was.”

U werkte aan de Universiteit Gent aan een doctoraat over een extreemrechts Europees netwerk. Hoe rijmt u dat met het werkterrein van De Bock, die zijn hele leven onderzoek deed naar de verstrengeling tussen de politiek en de bedrijfswereld?

“Mijn onderzoek ging over het in kaart brengen van een extreemrechts netwerk dat na de Tweede Wereldoorlog streefde naar een rechts Europa. Ik was niet op zoek naar het Vlaamse extreemrechts, dat zijn wortels heeft in de collaboratie, maar focuste op een Europese elite de l’esprit – wat op zich al een contradictie is met het nazisme en fascisme van de Tweede Wereldoorlog, dat erg populistisch en anti-elite was.”

“Door zijn elitaire denken had dit Europees extreemrechts een minachting voor de parlementaire democratie. Het streefde naar zoveel mogelijk economische en financiële vrijheid en zo weinig mogelijk politieke inmenging. De gemeenschappelijke vijand was het communisme, dat vanuit een westers, christelijk en kapitalistisch standpunt uit alle macht bestreden moest worden.”

Die anticommunistische actie noemt u een van de spannendste periodes uit de recente Belgische geschiedenis. Waarom?

“Het was een opwindende periode, die echter ook tot de meest tragische gebeurtenissen heeft geleid: de moord op de communistische voorman Julien Lahaut en op Patrice Lumumba, de eerste Congolese premier. Toen ik in archieven op zoek ging naar die anticommunistische actie, botste ik op een muur. Ofwel was er niets over verzameld, ofwel werd het ronduit gecensureerd.”

De Franstalige Gentenaar Florimond Damman is de centrale persoon in uw netwerk. U omschrijft hem als een deep state actor. Wie was hij en wat waren zijn motieven?

“Damman was een geboren netwerker die van jongs af een reactionair en een rabiate anticommunist was. Tijdens het interbellum werd hij lid van het Nationaal Legioen (de eerste fascistische beweging in België, red.). Zijn angst voor het communisme was een obsessie die hij deelde met de Franse contraspion Jean Violet. Ze verwierpen het algemeen stemrecht en hanteerden een duidelijke visie over wat Europa zou moeten zijn: L’Europe sera de droite ou ne sera pas.”

“Een van Dammans goede vrienden was Otto van Habsburg, de laatste telg van het keizerlijk geslacht van Oostenrijk-Hongarije. Die inspireerde Damman in 1969 tot de oprichting van de AESP, de Académie Européenne de Sciences Politiques. Daarin verzamelde zich de Europese jetset die tijdens zogenoemde charlemagnediners de linkerzijde van de Europese beweging probeerde in te dijken en tegelijk fungeerde als anticommunistisch bolwerk en bondgenoot van de Verenigde Staten.”

Veel protagonisten uit uw netwerk hadden een band met Paul Vanden Boeynants en diens CEPIC, de extreemrechtse vleugel van de vroegere PSC (voorganger van cdH, red.). Vanden Boeynants wordt vaak in één adem genoemd met de Bende van Nijvel. Is de Bende een uitvloeisel van het netwerk dat u bestudeerde?

“Dat heb ik niet onderzocht. Maar de witteboordencriminaliteit van de elite die ik heb bestudeerd, past totaal niet in het gratuite, hooliganeske geweld van de Bende. Het netwerk had dat geweld niet meer nodig: de meeste van zijn doelen waren al bereikt. De neoliberale samenleving waarin de financieel-economische elite doet wat ze wil, was een feit.”

“Paul Vanden Boeynants zat ook in de Cercle des Nations, een elitaire Brusselse club waarvan heel wat politici en zakenlui lid waren. Net als de AESP faciliteerde zij connecties. De Cercle des Nations wilde van Brussel het Manhattan van Europa maken – onder meer de bouw van de Manhattantorens in de Brusselse Noordwijk is daar beklonken met projectontwikkelaar Charly De Pauw. Verschillende bedrijven hebben in de Cercle lucratieve deals met elkaar gesloten. De bedrijfswereld beïnvloedde er de politieke besluitvorming en omgekeerd. En wie anders dan Vanden Boeynants belichaamde precies die verstrengeling tussen politiek en economie?”

“Dat is ook de reden waarom Walter al op de unief zijn tanden zette in de handel en wandel van Vanden Boeynants. In het Staatsblad ontdekte hij dat Vanden Boeynants niet alleen politicus was, maar ook belangen had in bedrijven – een typisch recept voor sjoemelarij, waardoor de democratische besluitvorming in het gedrang komt.”

U schrijft dat De Bocks alzheimer u geholpen heeft als onderzoeker. Hoezo?

“Bij historisch onderzoek vertrek je altijd van datgene wat je weet, om dan verder te exploreren. Maar het gevaar is dat je gezichtsveld beperkt blijft door de weg die je insloeg. Wat dan ontbreekt, is een caleidoscopisch perspectief. In de gesprekken met Walter was ik op dat bredere perspectief aangewezen, omdat de contactlijnen tussen de verschillende herinneringen bij hem ontbraken. Ik moest zelf, via een omweg, betekenis geven aan onsamenhangende feiten. Op die manier kreeg ik nieuwe informatie die een beter beeld schiep van mijn netwerk, dat op zich al onmetelijk complex was. Je zou kunnen zeggen dat Walter mij anders leerde denken.”

U laat kennissen ook een portret schetsen van De Bock. Het valt op dat ze hem neerzetten als een moeilijke man, maar ook met veel liefde over hem spreken.

“Het verhaal was nooit eenduidig. Het is ook nooit mijn bedoeling geweest om een hagiografie van Walter te schrijven. Soms was het zoeken, bijvoorbeeld als ik het heb over de bizarre relatie met zijn tweede vrouw, een Chinese die hij er op een gegeven moment van verdacht een spionne te zijn. Maar ik denk dat ik het fijngevoelig genoeg heb verteld.”

De Bocks leven was bijna een film. Hij verdween soms weken van het toneel en was alleen maar bezig met zijn dossiers. Soms publiceerde hij maandenlang niets, tot ergernis van sommige collega’s bij De Morgen.

“Walters passie lag bij de waarheid, koste wat kost. Het was een van zijn overtuigingen dat de onder- en bovenwereld niet van elkaar gescheiden zijn, maar in elkaar overvloeien. Zijn onderzoek situeerde zich meestal op het raakvlak van die twee werelden. Van geheime nachtelijke contacten met figuren uit het misdaadmilieu schrok hij niet terug.”

Het grote drama van De Bocks ziekte was dat hij daardoor zijn werk niet meer kon doen. Hoe hard leed hij daaronder?

“Hij kon daar kwaad en immens verdrietig over zijn. Walters laatste grote case was de smeergeldaffaire bij Tractebel (dat Belgische bedrijf betaalde geheime commissielonen om een pijpleidingennet van Kazachstan naar het Westen te mogen aanleggen, red.). Hij onderzocht die zaak, maar het schrijfwerk is bijna volledig gedaan door zijn toenmalige collega Walter Pauli (nu journalist bij ‘Knack’, red.).”

“Eind 2003 is hij nog gaan getuigen op het assisenproces over de moord op André Cools. Voor hem was dat een eerherstel: het gerecht gaf hem over de hele lijn gelijk met zijn onderzoek, dat hij in 1992, een jaar na de feiten, al in De Morgen had gepubliceerd.”

“Walter bleef altijd voortdoen. Hij deed het niet om de scoop of de roem. Walter wilde de waarheid achterhalen en de leugen doorprikken. Dat was de reden waarom hij journalist was geworden.”

U bent voorlopig een van de weinigen die toegang kreeg tot het archief van De Bock. Een voorrecht?

“Het archief is toegankelijk, maar niet voor het publiek. Het is de Raad voor de Journalistiek die toelating geeft aan onderzoeksjournalisten nadat ze hun aanvraag omstandig hebben gemotiveerd. Het probleem is vooral dat het archief nog niet professioneel is gearchiveerd, waardoor veel interessant materiaal onbereikbaar is. Bovendien is het voor een leek onbegonnen werk om je weg erin te vinden. Daar is dus nog werk aan.”

Bron » De Morgen | Sue Somers

Private bedrijven azen op data van Justitie

De jacht op de data van Justitie is open. De magistratuur vreest luidop voor een digitale uitverkoop aan private bedrijven. Volgens gewezen topmagistraat Bruno Luyten liggen de data van het gerecht bijna op straat. De FOD Justitie zegt de controle te blijven behouden.

“Als minister van Justitie hecht ik veel belang aan een correcte verwerking en gebruik van uw gegevens.” Zo ondertekent CD&V-kopstuk Koen Geens de ‘Week van Geens’, uitgestuurd als nieuwsbrief door de FOD Justitie. Niemand die daaraan twijfelt. Vraag is of de minister nog wel vat heeft op de gerechtelijke data, of althans een deel daarvan.

Justitie beschikt niet over de financiële middelen om elektronische data zelf te beheren. Die data zijn belangrijke instrumenten om de veiligheid te verzekeren en recidive te bestrijden. In de zoektocht naar partners klopte de federale overheidsdienst in tempore non suspecto aan bij aanverwante beroepsgroepen: advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen.

Die voor de hand liggende keuze resulteerde in 2016 in een samenwerkingsprotocol. De conventie werd ondertekend door de FOD Justitie, de Ordes van Advocaten, de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en de Nationale kamer van Gerechtsdeurwaarders. Het protocol bepaalt dat de uitwisseling van informatie verloopt “via door de beroepsgroepen opgerichte digitale platformen”.

De magistratuur was niet geraadpleegd. De poppen gingen meteen aan het dansen. Het College van hoven en rechtbanken, dat alle rechters in ons land vertegenwoordigt, waarschuwde voor een verregaande privatisering. “Door een gebrek aan budget kiest Justitie voor een uitbesteding van ICT aan externe partners, waarbij privébedrijven het monopolie vergaren op cruciale tools.”

“De magistraten hebben altijd gezegd dat de overheid de gegevens moet beheren. Wij zijn eigenaar van de data”, zegt Bruno Luyten, ere-eerste voorzitter van het hof van beroep in Antwerpen. “De beroepsgroepen zijn met onze gegevens weg. Dat bleek een onderdeel van de agenda te zijn. Wij hadden dat helaas niet door. De data van het gerecht liggen bijna op straat.”

Pad naar favoriete rechter

De Vlaamse en Brusselse advocatenbalies stampten een eigen commerciële vennootschap uit de grond: Diplad. Die ICT-onderneming beheert onder meer de gegevens van het Digital Platform for Attorneys (DPA). Advocaten gebruiken dat voor het digitaal indienen van processtukken. De gegevens van DPA, waaronder conclusies en overtuigingsstukken, worden bewaard in een niet-geanonimiseerde databank. De ontwikkeling kostte 8,5 miljoen euro.

Diplad mag de data twee jaar bewaren. Niet langer. Maar het bedrijf kan ze in die tijdsspanne wel in de etalage zetten. “Het risico dat de gegevens aan derden verkocht worden, is zeker niet onbestaande. Om niet te zeggen reëel. Ook al benadrukken ze dat niet te zullen doen, bij gebrek aan eigendomsrecht van deze data”, stelt Luyten.

In de ogen van Luyten is de rechterlijke orde de behoeder van de privacy, die sterk in het gedrang komt. “De databank van Diplad bevat gevoelige informatie die je niet zomaar op straat wil gooien. Bijvoorbeeld over een arbeidsongeval. Of over een Bekende Vlaming die aan aids lijdt. Het is alsof de belastingaangifte terechtkomt bij de vereniging van belastingconsulenten.”

Op de vraag wat potentiële klanten met de gegevens kunnen doen, geeft de gewezen voorzitter van het hof van beroep een kort en bondig antwoord: “Alles”. Zo kunnen de data burgers en bedrijven de weg wijzen naar de rechter van hun keuze. “Door gegevens te vergelijken kunnen ze nagaan welke rechter milder is voor bijvoorbeeld vluchtmisdrijf. Of voor welke burgerlijke rechtbank je het best kan dagvaarden.”

“In burgerlijke zaken kan gecheckt worden of een cliënt geld heeft en of hij al eerder in soortgelijke zaken betrokken is geweest. Dat iemand over een belangrijk vermogen beschikt, is interessante informatie bij een procedure rond ‘private banking’.” Bij die financiële dienstverlening van banken moeten welgestelde particulieren doorgaans beschikken over minimaal 1 miljoen euro om vrij te besteden. Volgens Luyten laten de financiële voordelen zich raden. “Bedrijven gaan zich toeleggen op de meest lucratieve business. Informatisering is de heilige graal van Justitie.”

Twee spelers in arena

Met het platform RegSol beheert Diplad de uitwisseling van digitale gegevens van een faillissement. En dat tussen alle spelers: ondernemingsrechtbanken (de vroegere rechtbanken van koophandel), curatoren, schuldeisers en andere belanghebbenden. Banken, werknemers en leveranciers die geld eisen van een failliet bedrijf maken dat digitaal kenbaar. Op het platform passeren jaarlijks 200.000 schuldvorderingen.

Caroline Daniels (Leuven Centre for Public Law): ‘Privébedrijven krijgen een monopolie op applicaties van Justitie. Soms zelfs zonder enige vorm van aanbesteding’
“Dossiers over faillissementen vind je niet meer terug bij de griffies. Die zijn ondergebracht bij RegSol. Ook hier gaat het om gevoelige info, zoals de solvabiliteit van mensen. Gegevens over takken van de Russische maffia moet je opvragen bij curatoren en niet langer bij ondernemingsrechtbanken.”

Een volgende uitbesteding is volgens Luyten de collectieve schuldenregeling, die de jongste jaren een spectaculaire stijging kent. “Justitie gaat daarvoor 1,5 miljoen euro aan Diplad betalen. In de ogen van balies en deurwaarders verschijnen dollartekens.”

“De strijd om de data van Justitie is volop aan de gang”, stelt Luyten. “In de arena staan twee spelers. Aan de ene kant Justitie en de beroepsgroepen. Aan de andere kant de magistraten, die maar al te goed begrijpen wat er aan het gebeuren is. Zij voelen zich gesteund door de Gegevensbeschermingsautoriteit, die uitdrukkelijk gesteld heeft dat privébedrijven de gerechtelijke data niet mogen bewaren.”

Digitale uitverkoop

Bruno Luyten staat lang niet alleen met zijn kritische bedenkingen. “Bij de magistratuur leeft terecht de vrees dat er een soort van digitale uitverkoop aan de gang is”, zegt Caroline Daniels, advocate aan de balie van Brussel en medewerkster van Leuven Centre for Public Law. “Privébedrijven krijgen een monopolie op applicaties van Justitie. Soms zelfs zonder enige vorm van aanbesteding.”

Volgens Luyten is dat al het geval met de dossierbeheerapplicatie Mammoet@CentralHosting, kortweg MaCH. Dat is het technologisch paradepaardje van Justitie. Daarvoor moest VAJA wijken, de technologie die had moeten leiden tot de oprichting van een nationale digitale databank met vonnissen en arresten.

Kabinet-Geens: ‘Alle data blijven gewoon op onze servers. Neem de faillissementsdossiers: die zijn digitaal verzameld bij de balies, maar er is strenge controle op’
Beheerder van MaCH is Axilys, een privébedrijf uit Willebroek. “Karel Tobback van de FOD Justitie heeft VAJA stilgelegd omdat hij de MaCH-applicatie wil opleggen in alle rechtbanken. Hij is dat nu aan het opdringen bij de rechtbanken van eerste aanleg. In de correctionele rechtbanken leidt het tot heel wat problemen. Ze creëren voor zichzelf een monopolie, want ze zijn er twintig jaar aan gebonden”, zegt Luyten.

Karel Tobback is adjunct-directeur informatisering en modernisering bij Justitie. Hij is gewezen voorzitter van FVIB, de met ondernemersorganisatie Unizo geassocieerde Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen. In die functie volgde hij in 2005 zijn huidige baas Koen Geens op. Tobback is erevoorzitter van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en geassocieerd notaris in het kantoor Tobback, Wellekens & Rooms in Boom, buurgemeente van Willebroek. Luyten neemt het woord belangenvermenging net niet in de mond.

Gedaan met prestigeprojecten

Het kabinet-Geens weerlegt dat Justitie zich voor de kerntaken afhankelijk maakt van externen. “Alle data blijven gewoon op onze servers. Neem de faillissementsdossiers: die zijn digitaal verzameld bij de balies, maar er is strenge controle op.”

Justitie moet niet alleen afrekenen met oppositie van de magistratuur, die de medewerking aan ICT-projecten in de koelkast stopte. Ook met die van de leden van de beroepsgroepen, advocaten op kop. “Voor sommigen gaat het te snel en voor anderen te traag. Maar op het einde van de dag is er niemand die zegt dat de digitalisering niet nodig was”, zei Karel Tobback daarover in Ad Rem, het tijdschrift van de Orde van Vlaamse Balies.

Justitie erkent dat het zich mispakt heeft aan enkele grootschalige prestigeprojecten. Volgens Tobback komen ze daar niet langer mee aandraven. “De digitalisering zal nooit afgerond zijn, maar terugkeren is geen optie. De tweede digitaliseringsgolf met artificiële intelligentie en big data mogen we niet missen.”

In ‘Court of the Future”’ de toekomstvisie van minister Geens over de rechtbank van morgen, is onder impuls van Tobback een sleutelrol weggelegd voor MaCH. De kritiek dat het computerprogramma gebaseerd is op achterhaalde technologie wordt weggewuifd: “Er zijn geregeld nieuwe versies”. Sinds de start in 2007 werden tachtig updates geïnstalleerd.

Meer dan 97 miljoen dossiers

De op punt gestelde applicatie vervangt de dertien vroegere dossierbeheersystemen. De samenwerking met externe partners zoals politie, andere overheidsdiensten en juridische beroepen moet daardoor meer gestroomlijnd verlopen. De functionaliteiten evolueren doorlopend. Bij de vredegerechten in Tienen en Nijvel werden proefprojecten voor het digitaal tekenen en versturen van vonnissen opgestart.

Bij de FOD Justitie zijn ze best tevreden met de vooruitgang die de voorbije jaren geboekt werd met MaCH. “Het portaal beheert inmiddels al 97.603.473 strafrechtelijke en burgerlijke dossiers”, zegt Edward Landtsheere, woordvoerder van de FOD Justitie. Volgens de laatste officiële cijfers van 2019 stond die teller op 87.123.844 (zie grafiek). Ruim 58 procent van de gerechtelijke entiteiten (382 op 654) draait op de applicatie. Van de 10.143 personeelsleden werkten er eind vorig jaar 5.358 met het informaticaplatform, of bijna 53 procent.

De parketten, politierechtbanken, correctionele rechtbanken, en vredegerechten zijn uitgerust met het systeem. De uitrol naar de arbeids- en ondernemingsrechtbanken en na de correctionele ook de andere afdelingen van de rechtbanken van eerste aanleg (burgerlijke rechtbank, jeugd-, familie- en strafuitvoeringsrechtbank) staat voor dit jaar gepland.

Budget moet omhoog

Het voordeel voor de burger is volgens Geens een vlottere dienstverlening. Voor de verdere informatisering van de rechtbanken moet volgens de minister het ICT-budget in de volgende legislatuur met 35 miljoen euro opgetrokken worden. Zelf bracht hij dat budget van 16,4 miljoen euro bij zijn aantreden in 2014 tot 48 miljoen euro, bijna een verdrievoudiging.

Koen Geens heeft van zijn thuishaven Leuven de proefsite gemaakt om Justitie digitaler te maken. “Bij het begin van de legislatuur kozen we doelbewust voor een stapsgewijze aanpak. Dat begint te renderen”, zei de minister bij zijn laatste werkbezoek aan het Leuvense gerechtshof.

“In Nederland is een digitaliseringsproject na vijf jaar proefdraaien opgedoekt. Wij hebben geleerd van eerdere ervaringen. Eenvoudig is het niet, want je moet vaak van nul beginnen. Maar het keerpunt is ingezet. Lijvige papieren dossiers worden stilaan overbodig. De kelders van de justitiegebouwen kunnen beetje bij beetje geledigd worden.”

Gevloek, maar niet blind

In het Leuvense gerechtshof wordt aardig wat gevloekt op de hard- en vooral software van de FOD Justitie. Maar medewerkers zijn niet langer blind voor de voordelen van de digitalisering. Zo is het werk van de parketmagistraten een stuk efficiënter geworden.

“Door de unieke code van elk dossier zien we meteen wie de betrokken partijen zijn: van verdachten over benadeelden tot getuigen. Opdrachten voor de politie komen automatisch terecht bij de betrokken zone. Alle parketten kunnen voortaan bij elkaar binnenkijken”, zegt substituut-procureur Stephanie Vanthienen.

Rechters moeten bij het opstellen van een vonnis alleen nog de motivering toevoegen. De input van gegevens gebeurt voordien en dat levert tijdwinst op. “Als een correctionele rechter in beroep de straf van een politierechtbank bevestigt, worden de gegevens gewoon overgeheveld. MaCH checkt daarbij welke partijen over de uitspraak geïnformeerd moeten worden”, stelt Lisa Claus van de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. “Als iemand zijn rijbewijs komt inleveren, controleert het systeem veroordelingen en uitvoeringen van een andere rechtbank. Dat zorgt bij een rijverbod voor een aaneensluitende periode zonder onderbrekingen.”

Bij Diplad hebben ze inmiddels de handen vol met het informatiseringsproces. Dat weegt kennelijk al zwaar genoeg. “Met de digitalisering van de advocatuur en bij uitbreiding van Justitie is werk aan de winkel”, zegt CEO Bruno Segers. “Dat gaat nog een hele tijd duren.”

“Bij een meerderheid heb ik nog altijd de sense of urgency niet gevonden. Men staat er echt niet bij stil wat er allemaal aan het gebeuren is. We moeten met zijn allen vooruit. En we zouden beter wat sneller gaan. Want eigenlijk is het een ramp.”

Bron » Apache | Paul Gebruers

Parketten lopen leeg

Procureur wordt een knelpuntberoep. Er zijn te weinig kandidaten om de uitstroom van magistraten op te vangen. ‘Onderzoeken zullen langer duren.’

Parketmagistraten onderzoeken criminele feiten en brengen de verdachten voor de rechter: zonder hen valt de ­gerechtelijke keten stil. Cijfers van de Hoge Raad voor de Justitie en het College van Procureurs-Generaal maken duidelijk dat die ­schakel in de ketting het hard te verduren heeft. Vorig jaar was er voor een vijfde van de vacatures niet eens een kandidaat, blijkt uit cijfers die De Standaard opvroeg bij de Hoge Raad: 18 van de 88 vacante plaatsen werden niet in­gevuld. Het probleem is volgens de statistieken iets groter aan Franstalige kant.

Ontslagnemend minister van Justitie Koen Geens (CD&V) is zich bewust van de situatie. ‘Er is momenteel een globaal probleem van instroom van nieuwe kan­didaten’, zei hij tijdens een par­lementair debat over het onderzoek van de Hoge Raad voor ­de Jus­titie naar de opvolging van ­Steve B., de man die verdacht wordt van de moord op Julie Van Espen.

Er zijn twee manieren om ­magistraat te worden: via een ­gerechtelijke stage (meestal de ‘ingang’ voor jonge juristen) of via een ‘examen beroepsbekwaamheid’ (waarbij bijvoorbeeld er­varen advocaten de stap naar de magistratuur zetten). Maar die ­ingangen worden te weinig gevonden: ‘Het aantal laureaten van de examens beroepsbekwaamheid en de toegangsproef voor de stage daalt al enkele jaren. Anderzijds verlaten zo’n 120 magistraten (per jaar, red.) de magistratuur’, zei Geens toen.

Prioriteiten stellen

Wanneer een rechter met pensioen gaat, wordt zijn of haar functie bovendien vaak ingevuld door iemand die van een parket komt: zo’n overstap van de staande naar de zittende magistratuur wordt gezien als een stap omhoog op de carrièreladder. Maar daardoor voelen de parketten de ­wanverhouding tussen de in- en uitstroom meer dan andere takken van de rechterlijke orde. Bij de parketten zelf gaan ook veel mensen met pensioen, maar doordat zij aan de basis van de rechterlijke orde zitten, is het extra moeilijk om de vacatures ingevuld te krijgen.

‘De leeftijdspiramide van het openbaar ministerie zal de ­komende jaren een grotere rol spelen’, voorspelt het College van Procureurs-Generaal.

De procureurs waarschuwen voor de gevolgen. ‘De onder­zoeken zullen langer aanslepen’, zegt Filiep Jodts, de procureur van West-Vlaanderen. ‘We zullen nog meer moeten bepalen waar onze prioriteiten liggen, en dat zal een effect hebben op het vervolgingsbeleid. Op dit moment is er geen gerechtelijke achterstand, maar met de huidige gang van zaken komt die er wel weer aan. Op een kader van 62 zijn er nu 57 mensen in dienst, maar dat zal zakken naar 52.’

Vijver leeggevist

In Oost-Vlaanderen verwacht procureur Johan Sabbe dat de ­invulling van het kader ‘op korte termijn een duik zal nemen’. ‘De parketten zijn de vijvers waarin iedereen komt vissen: het parket-generaal, de voorzitter van de rechtbank, de politierechters, de arbeidsrechtbank … Iedereen plukt onze goede magistraten weg’, zegt Sabbe. ‘De minister heeft er altijd voor gekozen om de wettelijke kaders voor 90 procent in te vullen. Dat is vrij goed gelukt, bij ons gaat het er zelfs boven: 84 van de 86 plaatsen zijn ingevuld. Maar binnenkort zakt dat naar zo’n 70. We zullen inderdaad nog meer dan nu moeten kijken waar onze prioriteiten liggen.’

Ook in Antwerpen is de situatie nijpend. ‘Onze kaders zijn niet meer afgestemd op de maatschappelijke noden’, zegt procureur Franky De Keyzer. Het parket ­bestaat in theorie uit 98 magistraten, in de praktijk zijn het er 87. ‘Minstens vier magistraten gaan hier op korte termijn weg. Volgens het bevolkingsaantal en de groeiende instroom van dossiers zou parket Antwerpen 123 voltijdse equivalenten nodig hebben. Ons achterhaalde kader maakt dat ­veel mensen uitvallen wegens de grote werkdruk, wat betekent dat we met minder mensen meer werk blijven verzetten. Gemo­tiveerde collega’s postuleren om die reden ook weg van de parketten. Het duurt bijzonder lang voor we vacatures kunnen invullen.’

Zelf schilderen

De Hoge Raad voor de Justitie en de parketten hebben geen duidelijk zicht op de redenen waarom er zo weinig kandidaten zijn. ­Algemeen nemen ze aan dat de magistratuur met een imago­probleem zit. ‘Zijn we te oubollig of te negatief?’, vraagt de Gentse procureur-generaal Erwin Der­nicourt zich af. ‘Is er de voorbije jaren te veel geklaagd over de ICT? Of zijn er voor de potentiële kandidaten interessantere aanbiedingen in de private sector?’

De West-Vlaamse procureur Jodts vermoedt dat het ook te ­maken heeft met het verouderde statuut van de parketmagistraten. ‘De verloning is zeker correct, maar als je het vergelijkt met de privésector, dan is het globale plaatje daar toch interessanter. Als geïnteresseerde mensen horen dat de magistraten soms zelf ­opdraaien voor het onderhoud van een gebouw of voor de schilderwerken, gaan ze twee keer ­nadenken. Onze omkadering is niet te vergelijken met die van veel advocaten. Maar het blijft wel een zeer aantrekkelijke job.’

‘Een goede parketmagistraat is als een goede fles champagne’, vult Johan Sabbe aan. ‘Bij de zetel (de rechtbanken, red.) kun je de ­magistraten meer vergelijken met een goede fles rode wijn. Bij ons is het werk avontuurlijk, gevarieerd en boeiend. De dynamiek is hier zeer intens.’

Bron » De Standaard

Staatsveiligheid vraagt beter beveiligd communicatienetwerk

Naar aanleiding van de grote CryptoLeaks-spionagezaak doet de Staatsveiligheid een oproep om de Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten eindelijk een goed, beveiligd communicatienetwerk te geven.

Begin vorige maand maakte De Tijd samen met het Nederlandse onderzoeksplatform Argos bekend dat ook België het doelwit was van een jarenlange spionageoperatie van 1970 tot 1993 door de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en de Duitse BND. In een zeer geheim evaluatierapport van 96 pagina’s dat de CIA in 2004 opstelde over de spionageoperatie Rubicon stond volgende passage over België: ‘Verschillende klanten, in het bijzonder Brazilië, België en Italië, waren waardevol voor de verheldering die hun rapporten boden over diplomatieke gebeurtenissen wereldwijd.’

De spionage gebeurde via codeermachines die landen aankochten bij de Zwitserse firma Crypto AG, die stiekem in handen was van de CIA en de BND. In ons land gebruikte het leger de toestellen van Crypto AG alleen maar van de jaren 50 tot het midden van de jaren 60. Maar onze diplomatie heeft de toestellen van Crypto AG wel lang gebruikt, van 1952 tot ongeveer 1980.

De Staatsveiligheid kan uitsluiten dat de dienst de afgelopen tien jaar machines van Crypto AG heeft gebruikt. Maar wat met de jaren ervoor? Ingrid Van Daele, de woordvoerster van de Staatsveiligheid: ‘We nemen de zaak ernstig en onderzoeken de details van de toestellen die in het verleden zijn gebruikt. Omdat het gaat om aankopen van meer dan 20 jaar geleden, die toen via de federale overheidsdienst Justitie gebeurden, hebben we hen gevraagd de zaak verder te bekijken.’

Beveiligd

‘Voor de toekomst vraagt de Staatsveiligheid dat de nodige aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van een adequaat beveiligd netwerk, waarmee de veiligheids- en inlichtingendiensten versleutelde berichten kunnen uitwisselen’, zegt de woordvoerster van de Staatsveiligheid aan het adres van de politieke partijen.

De Staatsveiligheid geeft liever geen details over de communicatienetwerken die ze gebruikt. Maar het is geen geheim dat voor de communicatie met andere Belgische veiligheidsdiensten het zogeheten BINII-netwerk wordt gebruikt. Dat is ontwikkeld door Defensie. Minister van Defensie Philippe Goffin (MR) garandeerde onlangs nog in de Kamer dat het BINII-netwerk goed beveiligd is en dat er geen klachten zijn. Maar het systeem is log en moeilijk te gebruiken. En wat met de communicatie met andere diensten die niet zijn aangesloten op het BINII-netwerk en met wie de Staatsveiligheid ook gevoelige dossiers moet uitwisselen, zoals de parketten?

Philips

Daar komt nog bij dat na het CryptoLeaks-schandaal bekendraakte dat ook de Nederlandse fabrikant Philips in de jaren 70 een chip ontwikkelde om codeermachines van landen te bespioneren. Philips bouwde eind jaren 70 samen met Siemens een versleutelingsmachine, de Aroflex, die ook door verschillende Belgische diensten werd gebruikt.

Onder andere de federale overheidsdienst Justitie, waaronder de Staatsveiligheid valt, kocht meerdere Aroflex-toestellen, blijkt uit documenten die Argos in handen kreeg en die De Tijd kon inkijken. Buitenlandse Zaken en Defensie zouden er zelfs ettelijke tientallen hebben gekocht. Het is de vraag of die allemaal waterdicht waren. Het staat in elk geval buiten kijf dat andere landen en inlichtingendiensten onze communicatie blijven viseren.

Bron » De Tijd | Lars Bové