Alain Remue (Cel Vermiste Personen) bijna met pensioen: “In mijn ogen bestaat er niets ergers dan een kind verliezen”

“Eigenlijk zou ik het liefst van al mijn werk zo technisch mogelijk doen, alleen en ver van alle emotie.” Dat bekent Alain Remue, hoofd van de Cel Vermiste Personen. In de 29 jaar dat die cel bestaat, heeft hij een bijzondere band opgebouwd met veel ouders. Al bezorgde hem dat ook wel eens een dubbel gevoel. “Je wil me niet bij jou in huis”, zegt hij 1 jaar voor zijn pensioen.

Het was al een drukke zomer voor Alain Remue. Hij heeft er net 2 weken permanentie opzitten, en zijn team moest ook deze zomer weer slecht nieuws aan ouders brengen. Zo raakte Daan, een 25-jarige scoutsleider, vermist na een val in het meer van Vielsalm. Een dag later werd zijn lichaam gevonden, na een zoektocht van de hulpdiensten en de Cel Vermiste Personen.

Het verhaal van Daan is een van de ruim 32.000 dossiers die de Cel Vermiste Personen in de afgelopen 29 jaar heeft behandeld. Het gaat om onrustwekkende verdwijningen. “Daar zitten de weglopers dan niet eens tussen, want die dossiers komen niet bij ons terecht”, zegt Remue in ‘Op stap met Michaël’. In dat Radio 1-programma liet hij 1 uur lang in zijn hart en in zijn hoofd kijken.

Bijzondere band met getroffen ouders

“Eigenlijk kan je mijn job samenvatten in 2 woorden: antwoorden geven”, vertelt Remue. “Ik heb geleerd dat het voor sommige mensen niet uitmaakt wat dat antwoord ook is. Een antwoord hebben is belangrijker dan niks weten. Slecht nieuws is beter dan geen nieuws. Dat heb ik geleerd van ouders van vermiste kinderen. Het kan een verlossing zijn.”

Als hij het over die ouders heeft, gebruikt hij gewoon hun voornaam: Eric, Anita, Dirk, Danielle. (de ouders van Nathalie Geijsbregts en die van Liam Vanden Branden, red.) Remue kent hen na zoveel jaren dan ook erg goed, en ze mogen hem altijd bellen. “Ik heb liever dat ze een deftig antwoord krijgen, dan dat ze met twijfels blijven zitten.”

Toch schuurt die emotionele relatie ook wel eens. “Eigenlijk zou ik het liefst van al mijn werk zo technisch mogelijk doen, alleen en ver van alle emotie”, bekent Remue. Die emotionele betrokkenheid maakte het hem niet altijd makkelijk.

“Toen we in 2011 op zoek gingen naar Amélia en Alison, 2 zusjes die in de Maas waren gevallen, kwam de papa bij ons staan, met nog een broer en een zus”, geeft hij als voorbeeld. “Ze vertelden me hoe het vroeger allemaal was, en hoe die kinderen waren. En eigenlijk denk ik dan bij mezelf: ik wil dit niet horen. Die kinderen sluipen dan mijn emotioneel leven binnen.”

Het is een heel aparte band die hij heeft met al die ouders. “Als mensen me zien, bezorgt hen dat ook altijd een dubbel gevoel. Je wil me niet mij jou in huis, toch niet professioneel. Anderzijds roept het ook vertrouwen op als de ‘Cel Vermiste Personen’ ergens mee bezig is.”

Intense job en gezin veel gemist

Het is een understatement om zijn job ‘intens’ te noemen. Soms blijft hij wel 18 dagen ter plaatse. “Elke zaak is anders natuurlijk”, legt hij uit. “Het hangt allemaal van de omstandigheden af, maar als het over een kind gaat, dan blijf je, punt. Af en toe ga ik dan wel even naar huis, al was het maar om mijn eigen kinderen te zien slapen. Dat is heel belangrijk voor mij.”

Hij heeft veel steun gehad van zijn gezin. “Ze hebben me vaak moeten missen, ik was vaak het terrein op. Ik heb redelijk wat feestjes niet meegemaakt, of eerder moeten verlaten. Maar niemand heeft er ooit over gezaagd. Als ik hen niet had, had ik dit nooit op deze manier kunnen doen.”

Remue heeft veel leren relativeren doorheen de jaren. “Als je vrouw ergens vaststaat met een platte band, moet je natuurlijk niet aan haar zeggen dat er belangrijkere dingen in het leven zijn”, vertelt hij. “Je moet niet alles plat relativeren, maar ik heb wel geleerd dat sommige dingen ook mij hadden kunnen overkomen.”

Een zaak die hem enorm heeft doen nadenken is die van Julie Van Espen. Zij was onderweg met de fiets naar haar vrienden en raakte vermist. “Julie was een 23-jarige knappe, grote, flinke ‘madam’, met heel haar leven nog voor zich”, vertelt hij. “Ik zie haar nog altijd liggen op het asfalt onder de brug van Merksem, onder een zeil. Op dat moment was mijn dochter Eva ook 23. Zij is er nu 28, en haar leven gaat verder. Dat van Julie was gedaan.”

Hij heeft zich in die periode ook heel erg opgejaagd. “Mensen schreven of vertelden dat Julie pech had, en op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. No fucking way, Julie had alle recht om op dat moment op die plek te zijn. De enige die er niet mocht zijn, was de dader.”

Slecht nieuws brengen

“In mijn ogen bestaat er niets ergers dan een kind verliezen”, zegt Remue meermaals tijdens het gesprek. Hoe moeilijk is het dan om slecht nieuws aan de ouders te brengen? “We moeten dat niet altijd zelf doen. Daarvoor hebben we slachtofferbejegenaars, goed opgeleide mensen binnen de politie.”

Maar in veel gevallen doet Remue het toch zelf. “Ik herinner me de zaak rond Aurore in Gent. Ik heb toen de slechtnieuwsmelding gedaan, en ik besefte 10 seconden voordat ik aanbelde dat ik die mensen hun leven ging kapotmaken. Je wil dan overal zijn, maar niet op de oprit van die mensen, dat kan ik je wel vertellen.”

“Hoe ik zoiets ga vertellen, weet ik vooraf nooit. Ik troost de mensen dan ook, maar wat stelt mijn troost dan voor? Het bizarre is trouwens dat mensen me op dat moment van allerdiepste ellende nog bedanken. Hoe sterk kunnen mensen zijn?”

Bijna met pensioen

Remue begon zijn carrière in de rijkswacht, maar werkt ondertussen al 29 jaar voor de Cel Vermiste Personen. Al loopt die carrière stilaan ten einde: hij is 64 jaar oud en gaat in september 2025 met pensioen. Zijn vrije tijd gaat hij zeker opvullen met ritjes op de motor, dat staat al vast.

“Ik heb het voorrecht gehad om deze fantastische job te mogen doen. Ik heb me er altijd goed in gevoeld, ondanks klotemomenten en triestige momenten. Ik voel me echt bevoorrecht dat ik dit hebben kunnen en mogen doen.”

En wie hem gaat opvolgen? “Ik denk daar toch vaak aan, er zijn al een paar ideeën. Maar weet je, iedereen is vervangbaar.”

Bron » VRT Nieuws | An Steegmans

DNA-databank van vermiste personen identificeert vier onbekende lichamen in één jaar tijd

Dankzij de DNA-databank voor vermiste personen zijn vorig jaar vier onbekende lichamen geïdentificeerd. Het gaat onder meer om het stoffelijk overschot van Britta Cloetens. Dat blijkt uit cijfers van het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC). Dat kon in 2023 ook 69 nieuwe profielen toevoegen aan de databank.

De DNA-databank werd op 1 juli 2018 opgericht met als doel onbekende lichamen te identificeren of sporen van vermiste personen te vinden.

Er bestaan drie soorten DNA-profielen. Ten eerste zijn er de niet-geïdentificeerde lichamen. Daarnaast worden ook sporen van vermiste personen, zoals tanden, aan de databank toegevoegd. Tot slot wordt het DNA van verwanten van vermiste personen bijgevoegd.

Bijna 12 jaar vermist

Vorig jaar zijn 17 niet-geïdentificeerde lichamen, sporen van 9 vermiste personen en DNA van 43 verwanten van vermiste personen toegevoegd aan de databank. In vier gevallen heeft de databank kunnen bijdragen in de identificatie van een onbekend lichaam.

Zo slaagden speurders er dankzij de databank in om gevonden menselijke resten te linken aan Britta Cloetens, die bijna twaalf jaar vermist was. In december 2022 vond een jager menselijke resten terug. Op basis van DNA-onderzoek werd in april vorig jaar een match gevonden met Cloetens.

In een ander geval werd een veroordeelde geïdentificeerd.

Bron » Het Laatste Nieuws

“Speurders houden soms meer dan 30 jaar cold cases warm, dat is geruststellend”: Fatma Taspinar volgde opnieuw de cel vermiste personen

Van de zoektocht naar verdwaalde mensen met dementie over weggelopen kinderen tot de slachtoffers van de overstromingen in Wallonië: in zowat elke denkbare verdwijningszaak in ons land speelt de cel vermiste personen van de federale politie een rol. In het nieuwe seizoen van “De cel vermiste personen” loopt journaliste Fatma Taspinar weer mee in het spoor van speurders. Dit is haar bijgebleven.

We kennen de cel vermiste personen van de federale politie allemaal van de grote, spectaculaire zaken: verdwenen kinderen, Annick Van Uytsel, Julie Van Espen, … Toch is dat maar een fractie van wat de cel eigenlijk doet, leert ook het tweede seizoen van “De cel vermiste personen” op Eén. “Het gros van de tijd zijn ze aan het zoeken naar bijvoorbeeld minderjarigen die weglopen van huis of mensen met dementie”, legt journaliste Fatma Taspinar uit.

Recent was er nog het verhaal van Emilia Chini, de 75-jarige dame met dementie die verdween in Maasmechelen en uiteindelijk dood werd teruggevonden. Sinds 2010 behandelden de speurders zo al 1.532 dossiers rond mensen met dementie, gemiddeld een tweetal per week. Van hen werden er 1.423 levend teruggevonden, 104 mensen waren overleden, 5 dossiers staan nog open. “We leven in een vergrijzende samenleving, dus dat gebeurt vaker en vaker”, weet Taspinar.

“Je kan bij zulke mensen heel moeilijk inschatten wat er zal gebeuren, omdat hun gedrag zo onvoorspelbaar is”, legt Taspinar uit. “Ze volgen geen logica en daarom heeft de cel vermiste personen met woonzorgcentra een project. Ze houden van de mensen van wie ze weten dat ze dementie hebben een fiche bij. Als zo iemand verdwijnt, vinden ze daarin bijvoorbeeld het oude adres, want daar durven zulke mensen vaak naartoe gaan.”

De cel vermiste personen kan heel snel reageren in zo’n situatie en bij dat soort mensen is dat cruciaal. “Daarom bijvoorbeeld de oproep: zie je iemand die in een kamerjas rondloopt op een vreemde plek, reageer dan.”

Operatie Kerkhof

Recent was er ook het grote nieuws dat in Dinant na 12 jaar het lichaam van de vermiste Britta Cloetens was gevonden. Ook dat is het werk van de cel vermiste personen, die een databank heeft met DNA van mensen die vermist zijn. “Bij alle lichamen of lichaamsdelen die worden gevonden, kunnen zij gaan kijken of er een DNA-match is. Zo is dat ook gegaan bij Britta Cloetens”, legt Taspinar uit.

Om dat mogelijk te maken werkt de cel aan “Operatie Kerkhof”: alle ongeïdentificeerde lichamen die ooit zijn gevonden in ons land zijn ze een voor een aan het opgraven, om een DNA-staal te nemen en na te kijken in de databank. In totaal zijn er zo tot dusver 10 opgravingen gebeurd. In 3 gevallen was er een positieve match. Momenteel zijn er ook nieuwe dossiers in voorbereiding.

De cel vermiste personen doet ook een oproep: “Als er iemand van je familie of kennissen zou verdwenen zijn voor het jaar 2000: laat het ons weten, zodat we kunnen kijken of het dossier gekend is bij ons”.

Koekendoos vol brieven

De reeks toont hoe de speurders zelfs een nieuw spoor proberen te onderzoeken in de zaak rond Ilse Stockmans, een meisje dat al meer dan 36 jaar geleden verdween toen ze op weg was van Leuven naar Aarschot. Met een koekendoos vol dagboeken en brieven kloppen ze bij een specialist aan in de hoop zuiver DNA te vinden van het meisje, iets wat in die tijd nog niet werd bijgehouden.

“Haar mama heb ik ook gesproken”, vertelt Taspinar. “Een prachtige, kranige vrouw, die hoopt ooit nog een antwoord te krijgen om haar een laatste rustplaats te geven. We hebben gezien bij Britta Cloetens hoe belangrijk dat is.”

“Ik heb in die context ooit iemand horen spreken over de cel GEmiste personen. Want voor elke vermiste persoon is er minstens een iemand die hen mist. Dat deze speurders na meer dan 30 jaar alles op alles zetten om die zogeheten cold cases warm te houden, vind ik een heel geruststellende gedachte.”

Bron » VRT Nieuws

25 jaar Cel Vermiste Personen: “Daar stonden we dan, samen te blèten”

Toen Julie, Melissa, An en Eefje van de radar verdwenen en ons land op zijn kop stond, kwam er een niet te weigeren missie: in allerijl een Cel Vermiste Personen oprichten. Founding fathers Alain Remue (60) en Guido Van Rillaer (65) stonden een kwarteeuw lang samen langs elke waterloop en doorploegden elk bos. Beiden gezegend met één cruciale eigenschap om vermiste kinderen of demente bejaarden tijdig terug te vinden: fingerspitzengefühl. “88 procent van onze dossiers loopt goed af.”

Twee letters van een nummerplaat: een F en een R. Meer had Guido Van Rillaer niet nodig om seriemoordenaar Marc Dutroux te ontmaskeren. We schrijven 1996 en het land staat al een jaar in rep en roer na een tweedubbele ontvoering. Verontrustende verdwijningen die in het collectieve geheugen zitten, alleen al door hun voornamen.

“Eerst verdwenen Julie en Melissa, niet veel later An en Eefje”, vertelt hij. “We stonden onder grote druk en het onderzoek liep voor geen meter. We hadden aangedrongen op een buurtonderzoek rond het zwemdok van Bertrix, waar iemand een verdachte camionette had gezien.” Collega-speurder Albert Priem had een getuige gesproken die op dat ogenblik in een gracht stond te plassen, hij kon slechts twee letters van de nummerplaat van de Renault-camionette doorgeven. Twee, geen drie, dus eigenlijk konden ze wettelijk weinig doen.

“We hebben geen drie letters dus ze gooien die info hier in de vuilnisbak, maar ik geef het toch maar mee, Guido, zei hij. Gezond boerenverstand leert me dat het alfabet 26 letters telt, dus ging ik aan de slag met het computersysteem en deduceerde na een uurtje speurwerk 77 nummerplaten. Daar stond ene Marc Dutroux tussen, ooit al geschaduwd in een ander onderzoek, Operatie Othello. Het kostte hemel en aarde om de collega’s in Neufchâteau tot enige actie aan te manen, maar we zaten juist.”

Van Rillaer vertelt het zonder een spat gepoch. Hij is, wanneer u dit leest, “met tegenzin” toe aan zijn eerste pensioendag na 43 dienstjaren. Een vintage speurder is hij. Een flik met stropdas die de schijnwerpers mijdt en zijn daden laat spreken.

Gedijen deed de rijkswachter het best in de schaduw van Alain Remue, de voorbije 25 jaar zijn baas en net op zijn best in de schijnwerpers. Altijd vriendelijk voor mensen achter het politielint, kordaat als er aasgieren opduiken. “Ik ben vaak het uithangbord van de hele cinema geweest”, zegt Remue daarover, “maar heb vooral 25 jaar het voorrecht gehad om met topflikken als Guido te werken. Guido was de eerste die Dutroux linkte aan de verdwenen meisjes, dat feit alleen al kan nooit onderschat worden. Alleen al over dat staaltje speurwerk zou je films en documentaires kunnen maken. Hoe vaak heeft hij niet meegeschreven aan scenario’s voor Vermist, Witse of Heterdaad? Nooit ging het over Guido’s verdiensten zelf. Of wie stond er als eerste in de gruwelkelders van de Hongaars-Belgische seriemoordenaar Andras Pandy, denk je? Guido.”

Hoe zijn ze bij jullie terechtgekomen om de Cel Vermiste Personen op te richten?

Van Rillaer: “Ik leidde destijds de sectie zeden en geweld op het Centraal Bureau Opsporingen. Wij deden alles: moord, ontvoeringen, gijzeling, verkrachtingen, noem maar op. Toen, in de zomer van ’95, waren er vier meisjes verdwenen en stond Justitie onder grote druk om een speciale cel op te richten. Ik kreeg telefoon van majoor Danny Decraene. Ik kreeg één uur om te beslissen, hapte toe en nam nog drie goede collega’s mee. De eerste weken van de Cel waren gekkenwerk. Vergelijk het met iemand die een winkel opendoet, nog volop zit te vloeren terwijl de eerste klanten al in de winkel staan. En het ergst van al: we kregen als baas een ‘onderrichter’, een soort strenge onderwijzer van de rijkswachtschool, een zekere Remue. Dat was niet het type op wie rijkswachters als ik zaten te wachten.” (lacht)

Remue: “We hadden elkaar nog nooit gezien of gesproken. Maar het marcheerde meteen. We hadden ook geen tijd om te zeuren en werden onmiddellijk meegesleurd in de zaak-Dutroux, naast lopende zaken als de verdwijningen van Nathalie Geijsbregts en Elisabeth Brichet. Het waren zotte tijden eigenlijk.”

In plaats van lof kwam er in die woelige periode, midden jaren 90, een stortvloed aan kritiek. De eerste pagina uit 25 jaar Cel Vermiste Personen werd meteen de donkerste.

Remue: “Ik ben een zeer positief ingestelde mens, maar het is de enige periode in mijn leven waar ik met bitterheid naar terugkijk. Eigenlijk was er niets logisch aan die hele periode. Wij, net in het leven geroepen om jacht te maken op vermiste kinderen, werden met alle zonden van Israël beladen. We kwamen in een politieke mallemolen terecht, waar we geen enkele vat op hadden. Er moesten koppen rollen en wij waren een makkelijke schietschijf. Genre: wij bij de rijkswacht wisten van de ontvoeringen, hielden alles achter en wilden nog meer kindjes laten ontvoeren om dan, veel later, tot meerdere eer en glorie van de rijkswacht de zaak op te lossen. Verzin het en het gebeurde. Tijdens de Dutroux-commissie werden wij behandeld als criminelen. Gelukkig zijn wij voor 200 procent over de hele lijn vrijgepleit. (fel) Het was gebakken lucht, er was nul komma nul achtergehouden.”

Liam Vanden Branden (2) verdwijnt op 3 mei 1996 in de buurt van Mechelen. Wat er met hem gebeurd is, is tot op vandaag niet duidelijk.

Van Rillaer: “Wij werden uitgescholden. Op school gaf men lessen over hoe slecht de rijkswacht wel was. Het was ongelooflijk hoe wij compleet ten onrechte werden aanpakt, terwijl wij net Dutroux hadden gepakt. De rijkswachters, zo ontstond de perceptie, dat waren de slechteriken. René Michaux, de befaamde rijkswachter die in het huis van Dutroux stond maar de meisjes niet vond, is aan de schandpaal genageld. De man is later vrijgepleit, maar heeft zich letterlijk dood gedronken, in totale eenzaamheid. Het is een periode die aan onze ribben is blijven kleven. Gelukkig is die perceptie, door succes te boeken en hard te werken, ook snel gekeerd.”

Remue: “Laat duidelijk zijn: de shit die wij toen onterecht over onze kop kregen, valt in geen duizend jaar te vergelijken met het leed dat de ouders van de vermoorde meisjes moesten doorstaan. Ik zie die mensen graag, en dat weten ze.”

Intussen zijn we bijna 29.000 dossiers van vermiste kinderen, demente ouderen, criminele feiten, accidenten en wanhoopsdaden verder. Hoe emotioneel betrokken raak je bij die dossiers?

Van Rillaer: “Je kan dat nooit helemaal afsluiten. Ik ben jarenlang op VN-missie geweest in Kosovo, om daar massagraven te onderzoeken als head mission of missing persons. Soms zat de lijkgeur drie weken in mijn auto als ik huiswaarts naar Pristina reed. Ik heb vier jaar in Pristina gewoond en heb er meer lijken gezien dan hier, maar het was een schone tijd. Zeker als je zelf kinderen hebt, kruipen al die zaken onder je vel. Ik geef een voorbeeld: een van mijn laatste operationele zaken in België, in de provincie Namen, was een vrouw die we terugvonden met een bijl in haar borst, verstopt onder een stapel hout. Vermoord door een Rus op zoek naar geld. Nadat we haar lichaam vonden, heb je ’s avonds wel nood aan een debriefing met een pintje.”

Remue: “Iedereen op het bureau heeft zo zijn eigen, emotioneel geladen dossiers. Voor mij zijn dat Aurore Ruyffelaere, de studente die op de Gentse Feesten verdween en door ons dood werd teruggevonden. Annick Van Uytsel ook, slachtoffer van Ronald Janssen. En, met stip: Julie Van Espen. Een blonde, knappe, ambitieuze jonge vrouw van 23. Mijn dochter? Eva, 23 jaar, blond, knap, ambitieus. Ik heb dat arme meisje gezien als ze uit het kanaal werd gehaald. Fuck! Dat vergeet je nooit meer. (lange stilte) Het kon ieders dochter geweest zijn. Mijn dochter, Guido’s dochter. Ik word boos als ik mensen hoor zeggen dat Julie pech had omdat ze op de verkeerde plek op het verkeerde moment was. No way!(fel) Die pipo, Steve Bakelmans, moest daar niet zijn. Ieder kind, elke jonge vrouw, is een kras op je ziel.”

Van Rillaer: “Het is onze taak om in zulke stresssituaties professioneel te blijven. Maar je denkt daar wel aan natuurlijk. Julie Van Espen was heel erg. Maar ook drie dagen eerder was er iets heel ergs gebeurd, waar amper een haan naar heeft gekraaid: de moord op een mannetje van 9, Daniël, in het asielcentrum in Broechem. Dat was ook een heel heavy verhaal. Ik heb het er persoonlijk moeilijk mee dat zulke verhalen, op jullie reconstructie in Het Nieuwsblad na, amper aandacht hebben gekregen.”

Wat is de schoonste zaak die jullie samen hebben opgelost?

(In koor) “Alizéetje. Furfooz, paasvakantie 2006.”

Remue: “Als leidinggevenden gingen we niet constant samen op pad. We hadden de dag en nacht voordien net een ander meisje levend teruggevonden toen de telefoon ging. Guido belde. Klein meisje vermist, op een camping, langs de Lesse. Alizée heette ze, twee jaar oud en al twee uur weg.”

Van Rillaer: “We hebben meteen helikopters gestuurd, speurhonden, alle grote middelen. Op zo’n moment twijfelen we nooit. Het is meteen met de grote karavaan.”

Remue: “Ik herinner me nog het geluid van die kolkende rivier wanneer ik arriveerde. Het was slecht weer, het was koud, het was nat. Links zie je dat donkere bos, rechts de donkere Lesse. Ook haar ouders wisten dat het er heel benard uitzag.”

Van Rillaer: “In de gietende regen zijn we toen dat bos beginnen uit te kammen. Plots vonden we haar broekje. En dan haar laarsje. En wat verder: haar slipje. Dan denk je: Oh my God, dit kan toch niet waar zijn. Zeg dat het niet waar is.”

Remue: “De ochtend nadien hebben we Alizée alsnog levend en wel teruggevonden. Ze lag kletsnat te slapen in een bos. Wat bleek? Dat arme meisje was al twee kilometer uit de richting gelopen en moest plassen. En had dus haar broekje uitgedaan.”

Van Rillaer: “Ik zie een van de speurders nog met haar op de arm uit het bos komen. Een onwaarschijnlijk beeld. En wij: op ons knieën in de modder zakken en huilen, een kwartier aan een stuk.”

Remue: “Het was magisch. Ik mocht toen het goede nieuws gaan vertellen aan de ouders, die compleet radeloos in hun tentje zaten. Ik zal het nooit vergeten, omdat ik mij als een lompe hond gedroeg. (lacht) In plaats van meteen We hebben haar! te roepen, zei ik: Ik heb nieuws, blijf kalm. We wisten duidelijk nog niet goed hoe we goed nieuws moesten brengen.”

Hoe vaak is het nieuws dat jullie moeten brengen slecht?

Remue: “Ik heb het speciaal uitgezocht. 88 procent van onze dossiers loopt goed af. Meestal gaat het om vermiste, vaak demente bejaarden of weglopers. Helaas ook wel mensen die een wanhoopsdaad plegen of een bizar ongeval meemaken. Mensen associëren ons altijd met vermiste kinderen in criminele dossiers, bijvoorbeeld zoals de langs een Luikse spoorweg dood teruggevonden zusjes Stacy en Nathalie, maar dat is maar 1 procent van ons werk. Twaalf procent loopt dus slecht af.”

Van Rillaer: “Je intuïtie leert je vrij snel in welke richting het gaat. Elke zaak is anders, zegt Alain altijd. En dat klopt. Bij ons zijn er geen standaardrichtlijnen, en toch weet je vaak of het goed of slecht dreigt af te lopen. Dat mag ook wel na 29.000 dossiers. Voor ons is dat fingerspitzengefühl.”

Remue: “En toch gaat het soms toch nog totaal anders. Neem de recente verdwijningszaak van Eduard Timmermans in Heverlee. 77 jaar en weggelopen uit het rusthuis. Ik had het gevoel dat we hem na een halfuur zouden terugvinden. Uiteindelijk is hij pas drie weken later teruggevonden na een zoveelste zoekactie. De heli met warmtecamera was wel al over de plek gevlogen. Maar geloof niet in fabels of filmscenario’s: onder een dicht loofbos detecteert zo’n camera niks. Chapeau voor die familieleden die drie weken lang hebben gezocht naar zijn lichaam. We kregen dan de vraag om naar de herdenking te gaan, maar ik doe dat nooit. De voorbije 25 jaar hebben we exact 3.390 mensen dood teruggevonden. Dat zijn 3.390 begrafenissen, maar wij gaan nooit. Onze taak is dan volbracht en hoezeer ik die nabestaanden ook in mijn hart sluit, ik probeer die persoonlijke band af te houden.”

Alain, je bent de voorbije jaren in nagenoeg elk rusthuis gaan spreken over de problematiek van dementie.

Remue: “Ik kom terug op Eduard. Wat is het eerste wat wij doen? Dat rusthuis binnenstebuiten keren. Liefst 65 procent van alle vermiste bejaarden vinden we terug ín het rusthuis. Vandaar de sensibilisering. De bewustwording van die problematiek, ook alzheimer bijvoorbeeld, is mijn grote dada.”

Van Rillaer: “Ze zitten in het verwarmingskot, in een ander bed, in de kelder. De ervaring leert ons dat als er op het proces-verbaal staat dat de initiële zoeking negatief was, je het best opnieuw begint te zoeken.”

Remue: “Eerst het elementaire: elke deur openen, elke kast, onder elk bed. Pas als we zeker zijn, gaan we naar buiten.”

Na 25 jaar tussen hoop en wanhoop: hoe heeft deze job jullie visie op het leven bepaald?

Remue: “Als ik één ding geleerd heb doorheen onze carrière, dan is het wel het leven an sich te omarmen. Wij hebben intussen heel wat collega’s zien afhaken door ziekte, door kanker. Veel fijne collega’s die zo graag leefden. Als ik dan zoveel wanhoopsdaden zie van jonge mensen, van gasten die zich verhangen aan een boom omdat hun lief het heeft uitgemaakt, dan kan ik mij daar soms wel lastig in maken. Ge gooit het meest kostbare, uw eigen leven, zo weg. Die confrontatie vind ik soms hard om dragen.”

Nu je dat zegt: het leven is zoveel waard. Denken jullie dan achteraf soms nog: “Hadden we maar sneller dit of dat gedaan?”

Remue: (kordaat) “Neen. Uiteraard volgt er altijd een debriefing, en uiteraard is er ruimte voor kritiek en bijsturing. Maar het wordt nooit of nooit persoonlijk. Dat is een heilige lijn waar ik als chef over waak.”

Van Rillaer: “Uiteraard heb ik de voorbije 25 jaar wel een paar keer serieus onder mijn klo* gekregen. Maar dat was altijd terecht.” (lacht luid)

“Vergeet niet: zonder ons blijven veel zaken onder de radar. Een man die verklaart dat zijn vrouw verdwenen is. Een meerderjarige die zogezegd in haar auto is gesprongen en vertrokken. Zoiets is niet verboden. Zonder tussenkomst van de Cel blijft het daar ook bij. Tot dan blijft het dat mijnheer om 7.30 uur al de auto stond te stofzuigen. Op een zondag dan nog. En ook haar sacoche lag nog thuis. Verdacht!”

Naar aanleiding van 25 jaar Cel Vermiste Personen maakte VRT een vierdelige documentaire, gepresenteerd door Fatma Taspinar. Elke woensdag in september op Eén.

Bron » Gazet van Antwerpen | Pieter Huyberechts

Achter de schermen bij de Cel Vermiste Personen: “Maar 1 procent van verdwijningen is crimineel”

VRT NWS-journaliste Fatma Taspinar kon enkele weken meelopen achter de schermen van de Cel Vermiste Personen. Naar aanleiding van de 25e verjaardag van de Cel toont Eén vanavond de eerste aflevering van een vierdelige reeks over de veelbesproken afdeling van de Federale Politie.

De Cel Vermiste Personen is opgericht in 1995, na de ontvoeringen door Marc Dutroux. Sindsdien heeft ze al bijna 30.000 dossiers onderzocht. “Dat zijn er veel, maar 97 procent daarvan is opgelost”, zegt Fatma Taspinar in “Het Journaal”. Amper 1 procent van de verdwijningen blijkt te maken te hebben met criminaliteit.

Taspinar kon niet alleen meekijken over de schouders van 15 rechercheurs op hun bureau, maar ging ook mee tijdens zoekacties. Zo krijgt de kijker niet alleen een inkijk in de werkwijze van de Cel Vermiste Personen, maar maakt die ook kennis met de mens achter de rechercheur.

De media belichten vaak de grote zaken – wat normaal is – maar dat is maar een kleine minderheid van wat de Cel Vermiste Personen doet. 80 procent van de gevallen gaat over kinderen die thuis weglopen, mensen met dementie die verdwaald zijn en vooral mensen die uit het leven willen stappen of al zijn gestapt. “Dat kwam bij mij erg binnen. De rechercheurs willen aandacht voor die andere zaken, want ook die mensen hebben een gezicht en geliefden die hen missen.”

Bron » VRT Nieuws