‘Staatsveiligheid zat jarenlang te suffen’

In het activiteitenverslag over 2000 van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingendiensten (Comité I) krijgt de Staatsveiligheid enkele harde tikken op de vingers. Hoewel de Staatsveiligheid gegevens had over ophefmakende zaken, zoals de archieven van KGB-overloper Mitrokhin of de illegale wapenhandel van de Belg Jacques Monsieur, werd die informatie niet geëxploiteerd en werd ze niet uit eigen beweging overgemaakt aan het gerecht.

Het jongste jaarverslag van het Comité I, dat de redactie kon inkijken, wordt vandaag besproken door de gemengde commissie van Kamer en Senaat, die is belast met de parlementaire begeleiding van het Comité I. Uit het rapport blijkt dat er nog een en ander mank loopt inzake de samenwerking en informatiedoorstroming tussen de inlichtingendiensten en de gerechtelijke autoriteiten.

De enquêtedienst van het Comité I kreeg eind 1999 de opdracht om een onderzoek te voeren naar “de wijze waarop de inlichtingendiensten de gegevens omtrent activiteiten van de voormalige KGB in België hebben verwerkt”. Het onderzoek begon naar aanleiding van de publicatie van het boek The Mitrokhin Archive, gebaseerd op de verklaringen van een KGB-kolonel die in 1992 overliep naar het Westen. Het boek onthulde het bestaan van drie geheime KGB-opslagplaatsen met zendapparatuur in ons land, waarna een gerechtelijk onderzoek werd geopend en de opslagplaatsen inderdaad werden ontdekt en ontmanteld.

Het onderzoek van het Comité I leert dat de Staatsveiligheid pas in 1995 op de hoogte was van het bestaan van Mitrokhin. “We stellen vast dat de Staatsveiligheid kennis kreeg van de feiten meer dan twee jaar nadat de Amerikanen op de hoogte waren gebracht en nadat daarvan melding werd gemaakt in een boek dat in 1993 in de VS verscheen”, zo stelt het jaarverslag. “De Staatsveiligheid zou slechts via de Belgische pers kennis hebben gekregen van de identiteit van Mitrokhin en van de volledige context van de zaak.”

Tijdens een gesprek met een verantwoordelijk van de studiedienst van de Staatsveiligheid bleek dat de betrokkene “geen weet had van de weerklank die deze zaak vanaf 1993 in andere landen had gevonden in de media, en vanaf 1996 in de internationale pers”. Kortom, uit de vaststellingen van het Comité I blijkt dat de Belgische contraspionage geen informatie kreeg over het Mitrokhin-archief van bevriende buitenlandse inlichtingendiensten en dat de Staatsveiligheid bovendien de bestaande open bronnen “niet op behoorlijke wijze exploiteert”.

Bovendien ontstaat de indruk dat de Staatsveiligheid niet alles heeft verteld aan de enquêteurs van het Comité I. Waarom trekt het jaarverslag immers van leer tegen “een verkeerde interpretatie die samenhangt met een bepaalde geheimhoudingscultuur, die in extreme gevallen kan leiden tot een verkeerd gebruik”? Het Comité I maakt de vergelijking met “de recente ongelukkige ervaring met bepaalde gerechtelijke dossiers, waaruit is gebleken hoe belangrijk het is dat de informatie goed wordt beheerd” en stelt dat gegevens optimaal en tijdig moeten worden meegedeeld. “Moeten we herinneren aan de nadelige en soms tragische gevolgen waartoe disfuncties in deze sector aanleiding kunnen geven?”

Gelijkaardige problemen kwamen aan de oppervlakte tijdens een ander onderzoek van het Comité I, meer bepaald naar de werking van de inlichtingendiensten in de zaak van internationale wapensmokkel omtrent de Belg Jacques Monsieur (die overigens niet met naam wordt genoemd in het verslag). Dat toezichtsonderzoek begon naar aanleiding van een artikel in De Morgen. Zowel de Staatsveiligheid als de militaire veiligheidsdienst bleken over omvangrijke dossiers te beschikken over de praktijken van Monsieur, maar lieten die informatie ongebruikt liggen. Pas nadat Buitenlandse Zaken om uitleg vroeg, gealarmeerd door de mediaberichten over de arrestatie van de wapenhandelaar in Iran, stuurde de Staatsveiligheid een samenvattende nota.

Het Comité I stelt vast dat “een blijkbaar omvangrijke documentatie, die al in 1999 in het bezit was van de Staatsveiligheid en die bestond uit ‘werkdocumenten’, nog steeds niet aan een bijzondere operationele exploitatie is onderworpen”. Het Comité I verbaast zich erover dat er niet het minste contact heeft plaatsgevonden met de gerechtelijke overheden over die documenten, “terwijl de betrokken leden van de Staatsveiligheid niet onwetend waren van het bestaan van lopende gerechtelijke onderzoeken”.

Bron » De Morgen

KGB had minstens 50 spionnen in België

Het jaarverslag van het Comité I geeft voor het eerst officiële cijfers en andere gegevens over de aanwezigheid van de KGB in België. “In totaal kunnen we ervan uitgaan dat tijdens de jaren tachtig permanent een dertigtal inlichtingenofficieren van de KGB en een vijftiental officieren van de GRU (militaire inlichtingen) in België actief waren”, zo meldt het rapport.

Naast de officiële residentie van de KGB bestond er bovendien in ons land ook een illegale residentie, bestaande uit “enkele” agenten met een valse identiteit, die elk contact met de ambassade vermeden. Het belangrijkste en productiefste onderdeel van het KGB-spionageapparaat in ons land behoorde tot de zogenaamde lijn ‘P’, bestaande uit officieren die politieke, militaire en algemene economische informatie moesten inwinnen, meestal onder de dekmantel van diplomatiek personeel of poserend als medewerker van een persagentschap.

Volgens het Comité I hielden de KGB’ers zich ook bezig met het beïnvloeden van de publieke opinie. “Daarvoor deden ze een beroep op schrijvers of journalisten, die in hun boeken of artikelen, eventueel in ruil voor een vergoeding, vooraf bepaalde standpunten verdedigden waarmee de KGB de publieke opinie probeerde te manipuleren, meestal door op subtiele wijze het Westerse bondgenootschap aan te vallen.”

Vanaf de overbrenging van het hoofdkwartier van de NAVO naar België in 1967 tot de val van de Berlijnse Muur in 1990 “bleven de inspanningen van de Staatsveiligheid inzake contraspionage op hetzelfde niveau”, aldus het rapport. Daarna werd die sectie geleidelijk ontmanteld, omdat nieuwe werkterreinen steeds meer energie opslorpten. Als gevolg van de zaak Mitrokhin liet de Staatsveiligheid echter weten “dat er opnieuw voorrang zou worden gegeven aan de strijd tegen de activiteiten van de SVR (de opvolger van de KGB), vooral in het kader van de bescherming van het economische en wetenschappelijke potentieel van het land”.

Bron » De Morgen

‘We hebben een paar aanslagen kunnen verijdelen’

De staatsveiligheid houdt grote schoonmaak. Een klein half miljoen persoonlijke dossiers op papier, steekkaarten en microfiches worden ter hand genomen en kritisch geëvalueerd. (Zie DM van gisteren). Jean-Luc De Raeve leidt die uitzuiveringsoperatie. Geen extreme beweging, radicaal splinterpartijtje of duistere figuur of De Raeve heeft er weet van. Toch heeft de staatsveiligheid zich in het verleden te veel bezig gehouden met kleine garnalen, vindt hij.

Meneer X uit Antwerpen heeft in mei 1954 een reis geboekt naar Roemenië. Bij het dossier op microfiche zit een kopie van zijn visumaanvraag en het nummer van de vliegtuigreis. Het was een eenmalige trip naar het Oostblok. Meer zit er ook niet in het dossier, dat vernietigd zal worden.

Een ander papieren dossier – vol met visumaanvragen, zelfs originele pasfoto’s van een jonge blondine en verslagen van schaduwoperaties – zal wellicht hetzelfde lot ondergaan. Net als talloze dossiers van academici uit het Oostblok die ooit in België een lezing kwamen geven. Minutieus werd genoteerd waar de professor kwam spreken, waarover het ging en welke organisatie de man of vrouw had uitgenodigd. “Die ‘lichte’ dossiers werden in de Koude Oorlog aangelegd en hebben nu geen bestaansreden meer”, zegt woordvoerster Hilde Lemmens.

De Raeve en nog vijf andere ambtenaren van de dienst leggen sinds 1996 ieder dossier op een van drie figuurlijke hoopjes: weg te gooien (want in het licht van de geschiedenis te banaal), te bewaren (want nog gelieerd aan de wettelijke opdrachten) en door te geven aan het rijksarchief (want historisch belangrijk). Alle dossiers op papier en op steekkaarten en goed 25.000 dossiers op microfiche zijn al verwerkt. Wat rest, zijn nog naar schatting 167.000 dossiers op microfiche.

Die beoordelen is nog een hele karwei. De microfiche blijkt, in tegenstelling tot wat vroeger werd gedacht, geen efficiënte methode om informatie te bewaren en snel op te sporen. Stukken zijn vaak onleesbaar of de lettertjes zijn zo klein dat het pijn doet aan de ogen.

Het gaat veelal om oude dossiers uit de Koude Oorlog die nu alle relevantie hebben verloren. Het hoeft niet te verwonderen dat van alle tot nu toe bekeken microfiches er slechts 1 procent nog bewaard zal blijven bij de staatsveiligheid. Meer dan de helft verhuist, wegens hun historische waarde, naar het rijksarchief (dat van de vermoorde communist Julien Lahaut bijvoorbeeld) en 42 procent zal vernietigd worden.

Zal er op die manier geen ‘gevoelige’ informatie verdwijnen? Een opruimactie is toch de geschikste manier om enkele donkere bladzijden uit de eigen geschiedenis te verwijderen? Jean-Luc De Raeve heeft al meer dan eens die vraag gekregen. “(ironisch) Niemand vertrouwt blijkbaar de staatsveiligheid, hé. Dat is onterecht. Ik garandeer u: er zal niets worden weggegooid zolang onder meer het comité I – dat de inlichtingendiensten controleert – niet zijn zegen heeft gegeven. Er zal echt niets gebeuren.”

De ‘weg te gooien’ dossiers terugsturen naar de persoon in kwestie, is een onbegonnen werk – “Meneer Y, Cubaan… begint er maar eens aan” – en bovendien is het niet legaal. De staatsveiligheid is wettelijk verplicht de ingewonnen informatie geheim te houden. Het heeft dus ook geen zin om aan de staatsveiligheid te vragen of je zelf een dossier hebt en zo ja of je dat mag inkijken.

Woordvoerster Lemmens: “Wie dat toch doet, krijgt een antwoord terug dat hij of zij zich kan wenden tot de commissie voor de bescherming van de privé-levenssfeer. Die controleert of wij de gegevens op een wettelijke manier verzamelen.” Uiteindelijk krijgt de persoon een briefje van die commissie met het antwoord dat een controle is uitgevoerd. Daarmee weet je nog niet of er een dossier is en wat daar nu precies in staat.

Veel neuzen in het privé-leven van verdachten was er in het verleden (en ook nu niet) bij. “Daarvoor zijn we met te weinig”, zegt Lemmens. Nu telt de staatsveiligheid 500 personeelsleden, nooit eerder waren er dat zoveel. Zo’n 350 daarvan worden ingezet in het veld: informatie inwinnen en af en toe verdachten schaduwen. Spioneren in het buitenland kan niet, ook telefoons of e-mails onderscheppen is wettelijk verboden, al zou de staatsveiligheid dat wel willen. Een pak informatie wordt ingewonnen door gewone burgers, die op vrijwillige basis informatie doorspelen en daarvoor ook betaald kunnen worden.

De staatsveiligheid werkt nauw samen met gerechtelijke instanties en politiediensten. Het parket kan bijvoorbeeld gegevens opvragen in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Leden van de staatsveiligheid kunnen niet zelf iemand arresteren of oppakken voor verhoor. “We kunnen dus nooit een onderzoek zelf finaliseren. Een beetje frustrerend”, zegt De Raeve. Toch is er af en toe voldoening als er door het preventieve werk van de staatsveiligheid een extremist wordt opgepakt.

Een van de belangrijkste ‘zware’ dossiers bij de staatsveiligheid is dat van Pierre Carette en de CCC, de extreem-linkse terreurgroep die België midden de jaren tachtig opschrikte met een aantal aanslagen tegen banken en justitiepaleizen. Volgens Lemmens is het grotendeels aan de staatsveiligheid te danken dat dit dossier tot een goed einde is gebracht. Minstens één aanslag is in de nasleep van de CCC-zaak door ons verijdeld, maakt Lemmens zich sterk. “Daarnaast zijn er ook in andere dossiers aanslagen verijdeld.”

De staatsveiligheid heeft een pak historische dossiers in haar rekken: dat van dictator Mobutu van Kongo bijvoorbeeld, waarin onder meer zijn periode als jonge journalist is gevolgd en zijn verblijf in België. Ook van de beruchte terrorist Carlos, alias de Jakhals, heeft de staatsveiligheid een dossier.

Belgische politici, van welke strekking ook, worden niet gevolgd wegens hun politieke activiteiten. Tenzij ze persoonlijk deelnemen aan activiteiten die in de domeinen vallen waarvoor de staatsveiligheid bevoegd is (terrorisme, sekten, georganiseerde misdaad, enzovoorts, zie ook DM van gisteren). Zo heeft de staatsveiligheid enkele dossiers over huidige parlementsleden. “Maar wat daar in staat, heeft enkel betrekking op hun activiteiten voor ze parlementslid waren”, zegt Lemmens.

Vroeger werden bepaalde politici wel grondig gescreend in hun doen en laten. “Hier, dat is het dossier van een Vlaamse socialist”, wijst De Raeve op een lijvig dossier vol getypte verslagen. De naam staat in grote letters op het dossier maar we mogen hem niet bekendmaken. Het was aangelegd omdat de staatsveiligheid vermoedde dat de man vlak na de Tweede Wereldoorlog banden had met de communistische partij.

De socialistische voorman werd later in de jaren zeventig en tachtig een paar keer minister, onder meer van Onderwijs. De socialist had naar verluidt de ambitie om ooit minister van Justitie te worden. Eenmaal op die post zou hij er alles aan doen om alle dossiers bij de staatsveiligheid over communisten en progressieven te vernietigen, zo luidt het verhaal. De politicus is ondertussen overleden. Zijn dossier verhuist wellicht naar de algemene rijksarchieven. Om daar verder te rusten in vrede.

Bron » De Morgen

Staatsveiligheid bekent deelname aan Europees spionagenetwerk

Een afdelingscommissaris van de staatsveiligheid neemt sinds 1997 deel aan de geheime vergaderingen van het International Law Enforcement Telecommunications Seminar (ILETS). Dat bevestigt de administrateur-generaal van de staatsveiligheid voor het eerst in een rapport van het Comité I over het Amerikaans-Britse Echelon-spionagenetwerk.

ILETS is een project van het Amerikaanse FBI in samenwerking met de Europese Unie, ter voorbereiding van een grootschalig afluistersysteem dat sterke gelijkenis vertoont met Echelon. Het Vast Comité I, dat in opdracht van het Parlement toezicht houdt op de werking van de Belgische inlichtingendiensten, heeft op 29 september jongstleden een derde aanvullend rapport goedgekeurd “over het mogelijk bestaan van een Amerikaans systeem, Echelon genaamd, voor het intercepteren van het telefoon- en faxverkeer in België”. In dit document, dat vandaag wordt besproken in de opvolgingscommissie in de Senaat en dat de redactie alvast kon inkijken, geeft de staatsveiligheid voor het eerst toe dat de dienst deelneemt aan de jaarlijkse ILETS-gesprekken.

“Tot de Belgische delegatie behoren, naast de vertegenwoordiger van de staatsveiligheid, een afgevaardigde van het ministerie van Justitie, een lid van de rijkswacht en een politieman van de Algemene Politiesteundienst”, zo meldt het vertrouwelijke rapport van het Comité I. Onderwerpen die op deze vergaderingen aan bod kwamen, zijn onder meer wettelijke intercepties buiten de nationale grenzen, het gebruik van cryptografie in telecommunicatie, nationale beleidslijnen inzake cryptografie en het intercepteren van gsm-communicatie.

Godelieve Timmermans, administrateur-generaal van de staatsveiligheid, verklaarde aan de dienst Enquêtes van het Comité I dat haar dienst “geen bijdrage levert aan deze werkzaamheden”. De afdelingscommissaris neemt volgens de administrateur-generaal enkel deel aan de vergaderingen “om op de hoogte te blijven van de functionele, technische en financiële aspecten van het intercepteren van communicatie en telecommunicatie door de inlichtingendiensten”.

Na elke vergadering schrijft de afdelingscommissaris weliswaar een verslag over de werkzaamheden die hij heeft bijgewoond. Volgens het jongste rapport van het Comité I worden die verslagen “intern verspreid”. Het Comité I wil deze verslagen nu analyseren en bepalen “wat het precieze voorwerp is van de ILETS-bijeenkomsten”. Het bestaan van ILETS werd begin dit jaar onthuld door de Britse onderzoeksjournalist Duncan Campbell, die in opdracht van het Europees Parlement een ophefmakend rapport over Echelon publiceerde.

Volgens Campbell werd ILETS door het FBI opgericht, met de bedoeling de fabrikanten van telefoonmateriaal en de operatoren van nieuwe communicatiesystemen ertoe te bewegen hun materiaal te voorzien van afluistermogelijkheden. De inlichtingendiensten van de VS, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de meeste lidstaten van de Europese Unie hebben in het kader van ILETS een samenwerking opgezet. Campbell meent dat ILETS ertoe moet leiden dat het afluisteren van telecommunicatieverkeer overal ter wereld voor de Amerikaanse inlichtingendiensten wordt vergemakkelijkt.

Bron » De Morgen

Nationaal magistraat Vandoren voorzitter vernieuwd Comité P

Na maanden slabakken heeft de Kamer gisteren een nieuw toezichtscomité op de politiediensten, of Comité P, geïnstalleerd. Voorzitter wordt nationaal magistraat André Vandoren. Na Bart Van Lijsebeth, procureur in Antwerpen, is Vandoren de tweede CVP-gezinde magistraat die de paars-groene coalitie in een topfunctie hijst.

Volgens de meerderheidspartijen is Vandoren de meest bekwame om het Comité P te leiden. Het Comité ziet er namens het parlement op toe dat de politiediensten niet buiten hun boekje gaan. Het beschikt over een “onderzoeksarm”, de dienst enquêtes, die onder meer klachten van burgers naar aanleiding van politieoptreden afhandelt.

Tijdens de vorige regeerperiode was het Comité op een pijnlijke manier intern verdeeld geraakt, onder meer door partijpolitieke tegenstellingen. Uiteindelijk belandde het Comité begin dit jaar in een patstelling, maar door de nakende verkiezingen stelde de Kamer de vernieuwing uit.

In het Octopus-akkoord is bovendien overeengekomen dat het Comité een gewijzigde opdracht krijgt. De dienst enquêtes zal autonomer werken, en het parlement krijgt meer zeggenschap over de werking van het Comité, om een nieuwe patstelling te voorkomen.

Naast nationaal magistraat André Vandoren maken eerste substituut Guy Cumps (ondervoorzitter), inspecteur-generaal Rik Vandeputte van de gerechtelijke politie, rijkswachtkolonel Gilles Bourdoux en Daniëlle Caillou, voormalig lid van het Comité I, deel uit van het Comité P.

Naast het Comité P, bestaat ook een Comité I (vast comité van toezicht op de inlichtingendiensten), dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendiensten aan controle onderwerpt.

Bron » De Standaard