Alle verkeersinbreuken in één databank

De politie werkt aan een nationale gegevensbank waarin alle verkeersinbreuken van Belgen staan. Dat zegt hoofdcommissaris Kristof De Pauw van de federale wegpolitie in de krant Het Laatste Nieuws.

In de “Algemene Nationale Gegevensbank Verkeer” moet iedere onmiddellijke inning en iedere minnelijke schikking bevatten. De bedoeling is dat agenten die meteen kunnen raadplegen als ze een verkeersovertreder tegenhouden.

“Als vandaag iemand lichtjes positief blaast en die zweert bij hoog en bij laag dat het de eerste keer is, zouden de agenten mogelijk wat milder kunnen zijn”, zegt De Pauw in de krant. “Met de gegevensbank zullen ze na een inbreuk het volledige ‘verkeersverleden’ van elke chauffeur in kaart kunnen brengen – informatie die we nu nog niet meteen bij de hand hebben.”

De databank zou nog een heel eind verdergaan dan de eerder bekendgemaakte “kruispuntbank rijbewijzen”. Wanneer de database operationeel zal zijn, is nog onduidelijk.

Bron » De Morgen

Justitie gaat volledig digitaal

Het Belgische rechtsapparaat zegt het papieren tijdperk vaarwel. Vonnissen, arresten en andere gerechtelijke gegevens zullen voortaan digitaal te vinden zijn in één grote databank. Dat schrijven De Tijd en L’Echo.

Het Antwerpse hof van beroep kreeg vorige week als eerste toegang tot de databank. Zowel de magistraten als de griffiers kunnen al volledig digitaal uitspraken raadplegen. Vanaf de zomer van volgend jaar zullen alle andere hoven van beroep en de arbeidshoven hetzelfde kunnen doen. Na deze eerste stap volgen ook de rechtbanken van eerste aanleg en andere spelers in de gerechtelijke wereld en overheid.

De databank zorg voor een ontlasting van de griffiers, maar verhoogt ook de betrouwbaarheid. Het gebeurt wel vaker dat documenten verdwijnen of dat per ongeluk verkeerde stukken in een dosier belanden. Voor de realisatie moest minister van Justitie Annemie Turtelboom eerst werk maken van de vervanging van 17.500 oude computers. Dat is ver gevorderd en zou eind volgend jaar klaar moeten zijn.

Bron » De Morgen

“DNA verzamelen mag, maar niet in alle omstandigheden”

“Wij zijn niet tegen het verzamelen van DNA-gegevens, maar niet tegen om het even welke prijs.” Zo reageert Eva Wiertz op het pleidooi van de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois om van elke baby een DNA-staal af te nemen. Zij is lid van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De privacycommissie beklemtoont dat het gebruik van DNA-gegevens enkel kan binnen een precies omschreven en afgebakend kader, om te vermijden dat men in een Big Brother-maatschappij terechtkomt. “Er bestaat al een DNA-databank voor veroordeelden”, stelt Wiertz. “We werken samen met het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie.”

Naast eventuele deontologische bezwaren wijst de privacycommissie ook op praktische problemen. “‘Het is onmogelijk om het DNA van alle nieuwgeborenen te verzamelen. We hebben niet de middelen qua mankracht en technieken. Stel u ook voor hoe we het DNA van verdachte personen met alle beschikbare DNA-gegevens zullen moeten vergelijken.”

Bron » De Morgen

Naast zwarte lijst van politie met organisaties ook registratie van personen

Minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet heeft donderdag in de Senaat bevestigd dat ze jaarlijks een lijst van te volgen organisaties, die door de federale politie wordt opgesteld, goedkeurt. Personen die betrokken zijn bij het verstoren van de openbare orde door één van deze organisaties worden ook geregistreerd, maar worden geschrapt als er binnen twee jaar geen feiten gepleegd worden. Filip Dewinter (Vlaams Belang) ontkende op basis van zijn eigen fiche de verklaring van de minister en kondigde aan klacht in te dienen bij de Privacycommissie.

Het bestaan van de lijst werd donderdag onthuld door Gazet van Antwerpen. Op de lijst staan 221 organisaties, die moeten gevolgd worden omdat ze extremistisch of terroristisch zijn, of omdat ze de openbare orde verstoren. Naast tientallen verenigingen van voetbalsupporters prijken organisaties als Al Qaida, Scientology, Voor Moeder Aarde, Ijzerwake en Vlaams Belang Jongeren op de lijst.

Van de 221 geregistreerde organisaties staan er 20 geregistreerd onder de rubriek links extremisme, 14 onder rechts extremisme, 13 onder religieus extremisme en § onder milieu extremisme. De lijst bevat ook schadelijk sectarische organisaties (9), terroristisch integristische bewegingen (9), andere terroristische groeperingen (5), criminele motorbendes (17) en gewelddadige groeperingen (25). Ruim een derde van de organisaties situeren zich rond het voetbal. Daarnaast zijn er nog enkele groeperingen die actief zijn in het dierenrechtenactivisme of anarchisme.

Minister Milquet bevestigde het bestaan van de lijst, die opgesteld wordt op basis van informatie van de federale politie, OCAD, het crisiscentrum, de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst. Volgens haar worden mensen, die de openbare orde verstoren bij manifestaties van één van deze organisaties geregistreerd. Ze worden van de lijst na twee jaar zonder nieuwe feiten uit de database geschrapt.

Filip Dewinter was het met het laatste luik van het antwoord niet eens. “Dit klopt niet, maar daar bent u misschien niet van op de hoogte”, zei hij. Uit zijn persoonlijke fiche blijkt immers dat hij geregistreerd werd onder meer wegens zijn aanwezigheid op de Ijzerwake in 2010, waar er geen sprake was van het verstoren van de openbare orde, noch door hem, noch door andere deelnemers.

Volgens Dewinter bevat de lijst van geregistreerde personen zo’n 10.000 namen, waarvan zo’n 480 mandatarissen en medewerkers van het Vlaams Belang. Hij kondigde ook aan klacht in te dienen bij de Privacycommissie.

Bron » De Morgen

142 namen van politici in dossiers Staatsveiligheid

Dat de Belgische geheime diensten inlichtingen aanmaken over politieke mandatarissen is niet problematisch aangezien de mandatarissen niet als dusdanig worden opgevolgd. Dat schrijft het Comité I in een nieuw toezichtsonderzoek. De Staatsveiligheid meldde echter slechts uitzonderlijk aan de minister van Justitie wanneer namen van politici opdoken in haar dossiers.

De parlementaire begeleidingscommissie van het Comité I, dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV controleert, besprak op woensdag 22 oktober het toezichtonderzoek “naar de wijze waarop de inlichtingendiensten informatie verzamelen over politieke mandatarissen”.

Het rapport van het Comité I staat sinds vanmorgen hier online. De Standaard en MO* berichten er als eerste over. Het rapport vormt het sluitstuk van drie onderzoeken die het Comité I begin 2013 opstartte naar aanleiding van de Scientology-lekken, waaruit bleek dat namen van politici opdoken in rapporten van de Staatsveiligheid.

Het Comité I stelde een lijst op met alle ministers en volksvertegenwoordigers van België – 479 in totaal – en vroeg de Staatsveiligheid en de ADIV of die personen in hun dossiers en databanken voorkomen. De Staatsveiligheid antwoordde dat in de huidige legislatuur 142 politici vernoemd werden in haar documenten uit het luik “collecte” (ingezamelde informatie). Ruim een op de drie politici werd één keer vermeld, vier verkozenen kwamen in 21 documenten voor en één verkozene zelfs in 91 documenten.

Die documenten bevatten “ruwe informatie”: gegevens die door de commissarissen en inspecteurs van de Staatsveiligheid op het terrein zijn verzameld en genoteerd zonder dat er een analyse op gebeurde. Wat betreft het luik “analyse” duiken bij de Staatsveiligheid de namen van 93 politieke mandatarissen op. Opmerkelijk is dat zeven nota’s van de Staatsveiligheid, met daarin namen van Belgische politici, bestemd waren voor buitenlandse overheden.

Bij de militaire inlichtingendienst ADIV werden op basis van de “lijst van politieke mandatarissen” in totaal 115 papieren steekkaarten gevonden. Slechts van een derde konden de bijhorende papieren dossiers worden teruggevonden -heel wat andere dossiers bleken immers vernietigd. Het Comité stelde ook vast dat de ADIV in de huidige legislatuur geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers en parlementaire mandatarissen betrekking hebben.

Het Vast Comité I vond geen aanwijzingen dat de Staatsveiligheid politieke mandatarissen viseerde om redenen buiten de wettelijke opgesomde belangen en bedreigingen om. “Wat de ADIV betreft kan dezelfde conclusie getrokken worden: de ADIV vertoont geen interesse voor politieke mandatarissen as such.”

Ten slotte stelde het Comité I vast dat sinds 2013 geen in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen meer voorkomen in de jaarlijkse actie- of inlichtingenplannen van de Belgische inlichtingendiensten. Voordien werden bepaalde partijen systematisch vermeld als target, soms op expliciet verzoek van de bevoegde minister.

Volgens het Comité I hoeft het feit dat iemand politicus is op zich geen beletsel te zijn voor de geheime diensten om die persoon op te volgen. Wel wil het dat de Staatsveiligheid en de ADIV “klare en eenduidige” richtlijnen uitwerken met betrekking tot de inwinning, de verwerking, de raadpleging, de opslag en de archivering van gegevens van bepaalde categorieën van personen die bijzondere verantwoordelijkheden dragen.

In 2009 keurde de toenmalige minister van Justitie een richtlijn goed waarin de Staatsveiligheid werd opgedragen de minister onmiddellijk in kennis te stellen wanneer de naam van een actief federaal parlementslid in een verslag van de VSSE voorkomt. Het Comité stelde vast dat sinds juni 2010 in totaal ongeveer 350 verslagen en nota’s zijn opgesteld waarin namen van actieve federale parlementsleden opduiken. Slechts uitzonderlijk meldde de Staatsveiligheid dat echter aan de minister van Justitie.

“Dat de instructie nauwelijks werd nageleefd, werd blijkbaar nooit opgemerkt, gemeld, gecontroleerd en/of geproblematiseerd intern de dienst. Het Comité wijst er overigens op dat de richtlijn niet volledig kon worden nageleefd alleen al omwille van het feit dat de VSSE niet beschikte over een (permanent geüpdatete) lijst van politieke mandatarissen. Gevolg was onvermijdelijk dat soms verslagen werden opgesteld over parlementsleden zonder dat men hiervan op de hoogte was.”

De Staatsveiligheid stelt voor om de minister van Justitie voortaan eens per maand – in plaats van “onmiddellijk” – in kennis te stellen wanneer parlementsleden vermeld worden in documenten van de analysedienst (en dus niet langer van de buitendiensten).

Het Comité I merkt ook op dat een deel van de gecollecteerde informatie door de Staatsveiligheid eerder “banaal” is. “In het deelonderzoek Debie-Dewinter werden hiervan reeds voorbeelden geciteerd. Maar ook in het huidig onderzoek stootte het Comité I op heel wat feiten die op het eerste zicht van weinig nut zijn (politicus A gaat eerst even persoon B groeten vooraleer weg te gaan; politicus C is aanwezig op een meeting waar 1.000 mensen aanwezig waren; politicus D nam deel aan de manifestatie, maar kwam pas op het eind ervan toe…). Soms is de link met een van de wettelijk omschreven belangen en dreigingen op het eerste zicht dan ook onduidelijk.”

Ander punt van kritiek is dat “de concepten die aan de basis van de organisatie van de Staatsveiligheid-databank liggen fundamentele problemen met zich meebrengen. De definitie en interpretatie van de ‘motiveringen” zijn niet eenduidig. Ze moeten volgens het Comité I dan ook “dringend” worden herbekeken, “zeker wanneer ze voorkomen in documenten die buiten de VSSE verspreid worden”.

“De bedrijfsprocessen van de diensten in verband met de collecte, analyse , bewaring en verspreiding van gegevens worden in regel te weinig aangestuurd”, besluit het Comité I. “De diensten moeten hier verandering in brengen. Dit geldt niet alleen met betrekking tot de eventuele opvolging van politieke mandatarissen.”

Ook de politici zelf dragen verantwoordelijkheid, stelt het Comité I. “De verspreiding van informatie naar andere diensten in binnen- en buitenland is onvoldoende omschreven. Het Ministeriel Comité voor inlichting en veiligheid wordt aanbevolen om hierover richtlijnen uit te werken. Deze aanbeveling geldt niet alleen ten aanzien van de opvolging van politieke mandatarissen.”

Op 23 september 2013 stuurde minister van Justitie Annemie Turtelboom een reactie naar het Comité I. Daarin citeert ze opmerkingen van de Staatsveiligheid “waaruit blijkt dat de dienst duidelijk aangeeft dat ze reeds een deel van haar bedrijfsprocessen heeft aangepast en nog zal verbeteren in de nabije toekomst, en rekening zal houden met de aanbevelingen en conclusies van het toezichtrapport.”

De Staatsveiligheid “herhaalt haar bereidheid om het evententueel opduiken van politieke mandatarissen met de nodige omzichtigheid, met respect voor hun parlementair werk en met duidelijke richtlijnen te beanderen. Dat neemt echter niet weg dat politieke mandatarissen op eenzelfde manier dienen behandeld te worden wanneer zij zouden bijdragen tot het tot stand komen van een dreiging zoals bedoeld in de wet.”

De Staatsveiligheid hoopt te werken aan de ontwikkeling van een veiligheidscultuur. “Als inlichtingendienst botsen we immers geregeld op het ontbreken van zo’n cultuur en menen we een zekere onzekerheid – en mogelijk daardoor ook een ietwat negatieve houding – van de kant van politici ten aanzien van onze werking, doelstellingen en producten te ontwaren.” De opmerkingen van de Staatsveiligheid zijn integraal te raadplegen op de website van het Comité I.

Ook minister van Defensie De Crem stuurde, op 29 augustus 2013, een reactie naar het Comité I: “Ik neem akte van de vaststelling van dat de ADIV in de referteperiode geen analysenota’s heeft opgesteld die specifiek op ministers of parlementaire mandatarissen betrekking hadden en geen documenten verspreid heeft aan derde diensten waarin de naam van een minister of een parlementair werd vermeld.”

“Ik neem ook akte van het feit dat het Comité I geen indicaties heeft dat de analysediensten van de ADIV aan ministers en parlementairen aandacht zouden besteden buiten de grenzen gesteld door de wet van 30 november 1998 om. De suggestie van het Vast Comité I om de instructie te incorporeren en harmoniseren tot een omvattende duidelijke richtlijn voor beide inlichtingendiensten kan ik onderschrijven op voorwaarde dat men oog blijft hebben voor de eigenheid van Defensie.”

Bron » MO*