Hij schreef een fictieve novelle over de Bende van Nijvel, maar het verhaal komt akelig dicht bij de realiteit

Pieter jan Martyn uit Avelgem gebruikte het dossier van de Bende Van Nijvel om kunst te maken. En hij schreef samen met Jonas Bruyneel een fictieve novelle. Hun theorie lijkt echter dichter bij de waarheid te komen dan ze ooit konden vermoeden.

Pieter jan Martyn (33) uit Avelgem maakte een reeks schilderijen over het dossier van de Bende van Nijvel. Hij schreef er samen met auteur Jonas Bruyneel ook een novelle over. Uitgangspunt was het ongeloof van de kunstenaar in de authenticiteit van het bewijsmateriaal. Over de wapenvondst in Ronquières bijvoorbeeld. Martyn had die manipulatie van het Bendedossier in zijn theorie verwerkt. In oktober 2018 kwam de bevestiging dat het inderdaad zo was. Of over de recente huiszoekingen. Die had Martyn ook al neergepend. Hij kijkt er met vreemde ogen naar, zeker nu de jongste weken het dossier weer actueel is.

Eigen theorie

“Historische thema’s fascineren me”, zegt Pieter jan Martyn. “Op vraag van Joris van der Borgt van de galerij Bruhaus in Waregem verdiepte ik me in het dossier van de Bende Van Nijvel. Ik vond complottheorieën alom. Samen met Jonas Bruyneel maakten we er een eigen theorie rond, schreven we een fictieve novelle ‘stel dat het waar is dat … ‘ en selecteerde ik de beelden die ik op doek bracht.”

“Ik kon niet vermoeden dat een aantal puzzelstukjes nu blijken te kloppen. Heel vreemd is dat. Naast de bevestiging over de manipulatie bij de wapenvondst, bijvoorbeeld ook de recente huiszoekingen bij onderzoekers. Ik heb wel gemerkt hoe vlug je jezelf in zo’n pseudo-onderzoek kan verliezen. Daarom was het goed dat Jonas Bruyneel een kritisch klankbord was.”

Buikgevoel

Martyn vertrok van feiten, combineerde fictie met realiteit en liet voor de rest vooral zijn buikgevoel spreken. Ook als hij zegt dat de Delhaize-overval eigenlijk een afleidingsmanoeuvre was. “Het zou geen pluim zijn voor het gerecht als mijn hele theorie waar is. Omwille van het lopende onderzoek kreeg ik ook nergens bevestiging van onze ideeën.”

Artistiek beeldonderzoek

De expo Symbols of Democracy is een artistiek beeldonderzoek naar de Bende van Nijvel. Maar van hieruit legt de kunstenaar verbanden. De realiteit in deze expo lijkt echter stilaan de bovenhand te nemen. De recentste gerechtelijke ontwikkelingen, kort na de vernissage, lijken dat te bevestigen. En daar ligt het unieke van dit traject. “Ik legde me toe op een onopgeloste en zwarte geschiedenis van België. Alle fictie heeft wortels in de werkelijkheid, net dat maakt het zo pijnlijk.”, zegt Pieter jan Martyn nog. “En neen, het gerecht heeft me nog niet gecontacteerd.”

De tentoonstelling loopt nog tot 17 februari in de Molenstraat 84 in Waregem.

Bron » Het Nieuwsblad

Kunst in onderzoek naar Bende van Nijvel

Twee kunstenaars onderzoeken in Bruthaus Gallery in de Molenstraat in Waregem het mysterie van de Bende van Nijvel.

Centrale kunstenaar is Pieter Jan Martyn. Hij exposeerde bijna zeven jaar uitsluitend in Duitsland, maar is sinds 19 januari met zijn werk te zien in Waregem. Martyn brengt kunst waarvoor hij uitgebreid deskundig en geschiedkundig onderzoek doet. Voor de reeks Symbols of Democracy liet hij zich inspireren door het verhaal achter de aanslagen van de Bende van Nijvel.

Martyn gebruikte hiervoor beeldmateriaal uit het onderzoek en zoekt zo zijn eigen waarheid. Aan de hand van die conclusies maakt hij een reeks figuratieve schilderijen, waarin situaties uit het onderzoek getoond worden. Wie de tentoonstelling bezoekt, wordt aangeraden alles te vergeten wat hij al over De Bende weet.

“De toeschouwer wordt aangezet om aangenomen waarheden los te laten en met een kritische blik naar het verleden terug te kijken, specifiek naar ‘de jaren van lood’”, klinkt het bij Bruthaus Gallery.

Kenmerkend voor het werk van Martyn zijn de complexe nuances van kleur, licht en schaduw. De schilderijen zijn opgebouwd uit half transparant geschilderde en geschuurde verflagen. Naast Martyn is er ook lokaal talent te zien tijdens de tentoonstelling. Gewezen Deerlijkenaar en schrijver Jonas Bruyneel volgde Martyns werk op de voet en maakte er een catalogus van. Daarvan zijn slechts honderd genummerde stuks beschikbaar.

Bron » Het Nieuwsblad

Straf theater over trieste terreur

De jonge (theater)auteur Michael Bijnens levert een dijk van een theatertekst af over ‘de grootste gerechterlijke etterbuil uit de Belgische geschiedenis’ (De Bende van Nijvel) die met zwier vertolkt wordt door Willy Thomas in een strakke regie van Thomas Bellinck en een imposant ‘wowdecor’. En onbedoeld was de première – op vrijdagavond 13 november 2015… – een statement.

En hop! Als een duiveltje uit een doosje komt Willy Thomas tevoorschijn uit een van de laden van de metershoge ladenwand die de scène domineert in Aperçu de l’inconnu van KVS. De betongrijze muur (of ladenkast) kan je zien als een enorm mortuarium, maar evengoed als een gigantische archiefkast. Beide interpretaties kloppen. En die openingsscène zorgde voor een guitige start van een onvergetelijke theateravond door wat er zich binnen én buiten de theatermuren afspeelde…

Laten we beginnen met wat er die avond, 13 november 2015, in het theater gebeurde. De première van Michael Bijnens’ stuk over terreur uit de jaren tachtig, gepleegd door de Bende van Nijvel. Bijnens – dezer dagen amper uit de media te slaan, onlangs stelde hij zijn debuutroman Cinderella voor – was al een poosje bezig aan een stuk over de Bende van Nijvel.

Hij zoog zich vol informatie en snoerde die samen tot een stuk vol levenswijze oneliners en iets te veel verwijzingen die de iets-minder-ingewijde niet steeds kan ontcijferen. Maar, dat is de aard van het Bijnensbeest. De man wil alles – correctie: méér dan alles – weten over zijn onderwerp en hoopt zijn publiek een zo grondig mogelijk inkijk te geven in datgene wat hij wil vertellen.

In dit geval: ‘de grootste gerechterlijke etterbuil uit de Belgische geschiedenis’: het dossier over de Bende van Nijvel dat zodanig veel pagina’s bevat dat een mens er haast een gans leven aan moet wijden, alleen al om het een eerste keer grondig door te nemen.

Dat gigantische dossier wordt geweldig goed naar de planken vertaald door het decor van Michiel Voet én door de vorm waarin Bijnens zijn tekst schreef: een polyfone monoloog. Willy Thomas speelt alle rollen zelf. Hij doet dat in een grijsbeige kostuum waardoor hij haast een wordt met het decor. Maar, per personage krijgt hij ‘hulp’ uit een andere lade. Het deurtje zwiert open en daar schuift een plank met enkele attributen erop uit de muur. Net een lijk. En dat is ook de link die Bijnens en regisseur Thomas Bellinck leggen. Dit dossier is langzamerhand zo dood als een pier. Geen kat die er nog uit wijs geraakt.

Die verwarring weten Bijnens en Bellinck heel helder te portretteren. Ze focussen op enkele figuren uit het dossier: enkele speurders, de dochter van een speurder, een neergeschoten agent en laten hen hun verhaal vertellen. Bijnens sprak met een vijftiental personen.

Onder meer uit die interviews puurde hij zijn tekst: een veelstemmige monoloog van mensen die worstelen met het feit dat ze niet kunnen begrijpen wat er toen gebeurd is. Een hele uitdaging voor Thomas die tijdens de première soms iets te hard op het gaspedaal der dictie duwde. Maar hij overleeft, als een groot acteur die virtuoos tussen grap en bittere ernst springt. Zijn spel is haast een choreografie voor lijf én stem.

Al jonglerend met woorden en stemtimbres zet hij een maatschappelijk statement van formaat neer. Want wat Bijnens aanraakt (het menselijke onvermogen om wreedheid te begrijpen en zich met de gevolgen ervan te verzoenen) en aanklaagt in dit stuk (een dossier dat onopgelost blijft door een massa administratieve en politieke obstakels), blijkt ook een probleem in het aanpakken van het terrorisme te zijn…

Op het moment dat de première van Aperçu de l’inconnu plaatsvond, vond in Parijs de deels in Molenbeek beraamde aanslag plaats. In Molenbeek, waar de miscommunicatie tussen de verschillende Brusselse politiediensten de werking van de politie fnuikt. Intussen worstelt de hele wereld met het niet begrijpen van deze daden.

Deze voorstelling zet Bijnens straffer dan ooit op de kaart als beloftevol theaterauteur die een neus heeft voor de brandhaarden in de maatschappij en daar een trefzeker, goed gedocumenteerd, met zwier geschreven statement van kan maken. Dit is toneel dat zijn noodzaak haalt uit maatschappelijke etterbuilen maar tegelijkertijd benzine is voor spelers om zich te amuseren én kijkplezier oplevert voor de toeschouwers. Perfect toneel over de schrijnende imperfectie van de mens.

  • The Play = Aperçu de l’inconnu
  • Gezelschap = KVS
  • In een zin = Dit is toneel dat zijn noodzaak haalt uit maatschappelijke etterbuilen maar tegelijkertijd benzine is voor spelers om zich te amuseren én kijkplezier oplevert voor de toeschouwer. Perfect toneel over de schrijnende imperfectie van de mens.
  • Hoogtepunt = De beginscène, omdat die het geheim van het decor grappig prijsgeeft en in een seconde duidelijk maakt waarover dit stuk gaat: over hoe een mens soms zo kan zoeken naar iets wat niet meer te vinden is, dat hij vergeet de liefde, het geluk, de schoonheid te vinden die onaangeroerd voor het oprapen liggen.
  • Quote = ‘Wat kan ik zeggen? Hier in mijn nek dus, ik voel daar de steek van een mug. Normaal heb ik dan nog de tijd voor een reflex. Maar die tijd is er niet. Ik kwam juist terug uit verlof. Had tijdens een caféruzie een paar slagen gekregen, vandaar. Er was niks te doen verder die dag, dus was ik gesommeerd om verkiezingsposters te plakken. Een voorbijganger wijst op de overval. Ik kom toegesneld. Net op dat moment sukkelen de daders naar buiten. En dan, ja, die mug. Die muggensteek is van lood.’
  • Meer info: www.kvs.be

Bron » Focus Knack

Wanneer bloed verjaart tot inkt

Al dertig jaar blijven de moorden van de Bende van Nijvel onopgelost, maar ze leveren wel inspiratie voor twee theatervoorstellingen. KVS en Barre Weldaad betreuren niet de slachtoffers, maar de onderzoekers.

Er zijn twee manieren om een perfecte misdaad te plegen, zo klinkt het in Aperçu de l’inconnu. Eén: de perfecte misdaad plegen. Twee: zoveel sporen in het rond strooien dat de onderzoekers hopeloos verdwalen en de feiten verjaren.

Het dossier van de Bende van Nijvel, goed voor 28 doden tussen 1982 en 1985, is een schoolvoorbeeld van de tweede optie. Het onderzoek is zelf een doolhof geworden.

Wat doe je daarmee op theater? Terwijl op het kleine scherm de ene politieserie over de andere struikelt, hebben theatermakers nooit veel met detectives gehad. Voorbij een paar obligate Agatha Christies is het in de vaderlandse theatergeschiedenis ver zoeken naar opmerkelijke whodunits. In theater is het prototype veeleer Oedipus: de onderzoeker die na een diepe afdaling in zijn eigen psychologische spookhuis uiteindelijk zelf schuldig blijkt. Zijn knoop gaat boven elke ontknoping.

Zelfonderzoek

Niet toevallig koos het kleine gezelschap Barre Weldaad voor de titel Verdacht. Auteur Peter Terrin schreef voor Tom Van Bauwel een monoloog waarin een ex-onderzoeker naar de Bende vooral zichzelf op de rooster legt. Anderhalf uur verroert hij nauwelijks, in het brandpunt van zijn eigen proces-verbaal, onder sluipende thrillermuziek, tussen de schimmen van zijn verleden. Ze zitten hem op het vel als Griekse wraakgodinnen.

Eind september ging Verdacht in première in Aalst, waar de Bende op 9 november 1985 haar laatste en bloedigste aanslag pleegde. In de lokale Delhaize vielen toen acht doden, als orgelpunt van een reeks roofovervallen waarvan het hogere doel altijd duister is gebleven.

Zoals het de Bende meer ging om het effect van brutaliteit dan om concrete buit, gaat het regisseur Barbara Vandendriessche meer om een surreële sfeer dan om de documentaire. Verdacht toont het ingekeerde zelfonderzoek van een rechercheur die deze nationale schuld verinnerlijkt heeft tot een spiegelbeeld vol onvermogen.

“Wij, rijkswacht, staatsveiligheid, gerechtelijke politie, BOB, wij waren een archipel van eilandjes, die één keer in de week met elkaar verbonden werden door een gammel bootje met een sputterende motor, als de schipper zich niet verslapen had. Wij waren hier totaal niet klaar voor. We werden net zo overweldigd als die arme mensen in de supermarkt.”

Uitgestoken tongen

In Aperçu de l’inconnu is dat onvermogen vertaald naar een prachtig decorbeeld. Uit een massieve grijze wand klappen steeds nieuwe luiken open. Een voor een schuiven de lijken uit de kast. Ziedaar het onderzoek naar de Bende van Nijvel: tegelijk een klinische frigo voor de doden en een muffe archiefkast.

Niemand heeft de luiken nog in de hand. Met een schrapend geluid vallen ze aan op Willy Thomas, verteller van dienst.

Zijn proloog zet meteen de toon. Het is een eindeloze stroom van beelden zonder verband, met doodlopende bijzinnen zonder punt, allemaal buiten hun oevers getreden. Net zo’n kluwen is het onderzoek waarmee deze rechercheur zich geconfronteerd ziet: duizenden pagina’s van pv’s, nota’s, namen, getuigenissen, mogelijke sporen en pistes. Als een sierlijk ballet zullen ze even later uit een van de lades komen dwarrelen. Het bloed is verjaard tot zwarte inkt. Het onderzoek is verworden tot een onderzoek naar het onderzoek.

Dat maakt van dit theater zoveel meer dan een zoveelste politieserie. Al laat auteur Michael Bijnens heel wat reële feiten passeren, zijn punt is net dat ze nooit een plot zullen vormen. Zijn inzet is veeleer existentieel: we zien hier elke mens in strijd met hogere metafysica, met de onmogelijkheid van de waarheid.

Wat rest, zijn gissingen en geruchten, aan de grens waar recherche overgaat in religie. Willy Thomas zoekt dan ook niet langer naar een oplossing, wel naar zijn eigen zingeving. Tussen de uitgestoken tongen van de misdaad reikt hij afgepeigerd naar zijn koffiezetapparaat. Het gorgelt als in een mysteriespel.

Misschien is dat nog wel de grootste tragiek van deze zaak. De hele bende rond de Bende is nog schrikbarender geworden dan haar daden zelf. Aperçu de l’inconnu schetst ze, na dertig jaar onvermogen, met evenveel jolijt als consternatie.

‘Aperçu de l’inconnu’, tot 21/11 in KVS Brussel. ‘Verdacht’ van Barre Weldaad, nog tot 30/4.

www.kvs.be, www.barreweldaad.be

Bron » De Standaard

“Ik koester geen wrok tegenover de daders, wel tegenover de staat”

28 dodelijke slachtoffers maakte de Bende van Nijvel. Eén van hen was de vader van fotograaf Jan Rosseel. Op een doorbraak rekent die allang niet meer. Belgische Herfst is zijn kijk op een dossier vol zwarte gaten en tegenstrijdigheden. “Dit is geen therapeutisch project.”

De nachtmerrie begint om 20u07 in de Delhaize aan de Rue de la Graignette in Eigenbrakel, vlakbij het fameuze kruispunt van Mont-Saint-Pont. Op dat tijdstip houdt een donkere wagen stil op de parking, ter hoogte van het restaurant vlakbij het warenhuis.

Drie individuen, waarvan één met een indrukwekkende gestalte, komen uit de zwartgrijze wagen tevoorschijn. Hun gezicht gaat schuil achter een carnavalsmasker. Alle drie zijn ze gewapend. In oktober ’83, in de Delhaize in Beersel, hadden de moordenaars eerst een student geneeskunde vastgegrepen en die dan het warenhuis binnengeduwd. In Eigenbrakel wenden ze dezelfde techniek aan. Ze gijzelen een kind van zo’n twaalf jaar dat in afwachting dat zijn ouders terugkeren uit de drugstore, op de parking rondjes rijdt met zijn fiets. Een van de gemaskerden licht het kind van zijn fiets en sleept het verscheidene meters over de grond naar de ingang van het warenhuis.

Het gangstertrio beweegt zich voort in de richting van de hoofdingang van het warenhuis. Ze gebruiken het kind als menselijk schild. Precies op dat moment wil een klant, Ghislain Platane, het warenhuis verlaten.

Ghislain krijgt zelfs de tijd niet om wat dan ook te begrijpen, een ontlading uit de riotgun maait de 39-jarige inwoner van Eigenbrakel neer. Daarna duiken de moordenaars op in de verkoopruimte. (…)

Uit ‘De Bende: Een documentaire’ (Paul Ponsaerts & Gilbert Dupont, 1986)

28 doden vielen er tussen 1982 en 1985 bij de 23 overvallen van De Bende van Nijvel. Totale buit: 175.000 euro. Het dertiende slachtoffer in de rij was Ghislain Platane. Een doodgewone klant, op 27 september 1985 bijna achteloos neergeschoten op weg naar buiten uit de Delhaize van Eigenbrakel. Met zijn boodschappen in de hand.

Daar in Eigenbrakel begon de tweede golf van de reeks aanslagen die aan de Bende worden toegeschreven. De eerste golf stopte eind ’83. Dan bijna twee jaar lang niets meer. Maar in de herfst van 1985 sloegen ze opnieuw toe. Ongenadiger dan ooit.

In Eigenbrakel schoten ze drie mensen dood. Een kwartier later, diezelfde avond, zouden dezelfde gangsters in de Delhaize van Overijse nog eens vijf mensen afmaken. Op 9 november 1985 in de Delhaize in Aalst: acht doden. Daarna stopten de overvallen. Het klimaat van angst en paniek in België zou nog vele maanden aanhouden. Tot op vandaag zijn de daders spoorloos. Het Bende-dossier telt intussen anderhalf miljoen pagina’s.

Fotograaf Jan Rosseel (36) was 6 jaar oud toen Ghislain Platane in Eigenbrakel werd neergeschoten. Speciale gevoelens had hij daar toen niet bij. Hij herinnert zich ook niet dat iemand hem de dood van Platane is komen melden. Nochtans was Ghislain Platane zijn vader.

“Ik heb in mijn jeugd altijd wel ergens beseft dat mijn vader door de Bende van Nijvel was neergeschoten. Maar hoe en wanneer ik het precies te weten ben gekomen, herinner ik me niet. Mijn ouders waren uit mekaar toen mijn vader stierf. Mijn zus en ik verbleven bij moeder. Ik droeg haar familienaam (intussen die van zijn stiefvader, red.).”

Wat weet je nog van je vader?

“Ik heb geen enkele bewuste herinnering aan hem. Niks lichamelijks, geen woorden ook. Ik heb het lang moeten doen met die ene onscherpe foto die vaak op RTL te zien was: mijn vader in een plas bloed, zijn hoofd er bijna afgeschoten. Dat het om mijn vader ging, ben ik overigens pas veel later te weten gekomen. Pas na de dood van mijn moeder in 2010 zijn mijn zus en ik op zoek gegaan naar meer. We hebben onze tante, de zus van mijn pa, teruggevonden in Dour. Ik had haar 25 jaar niet meer gezien. Zij vertelde me dat het mijn vader was, op die foto. Hij had net nieuwe sportschoenen gekocht. Daaraan had ze hem herkend, want van zijn hoofd bleef niet veel over. Dat was compôte, zei ze. Later heb ik ook nog een vriend van mijn vader opgezocht. Hij had na de moord een laken over het lijk gelegd, zonder dat hij wist dat het om mijn vader ging, omdat hij zo onherkenbaar was verminkt.”

“Natuurlijk wist ik wat er gebeurd was in de Delhaize, maar tegelijk was ik nooit helemaal zeker of het echt was. Ik had geen tastbaar bewijs, het was iets wat me verteld was. Wat ik wel nog weet, is dat de sfeer ongemakkelijk werd telkens wanneer er iets over de Bende van Nijvel op tv kwam. Toen mijn moeder overleed, was het te laat om alles te vragen wat ik wilde. Mijn moeder was ook een zwijgzaam type. In 2007 heb ik in China gestudeerd. Zij heeft toen dat hele jaar voor mij verzwegen dat ze kanker had. Pas toen ik daarna ook nog naar Japan wilde, heeft ze het verteld. Het leek me op dat moment ongepast om meer vragen te stellen over hoe het nu precies zat.”

“Mijn tante heeft me later verteld dat mijn pa ook een man van weinig woorden was. Iemand die niet veel nodig had om te leven ook. Een beetje geld en een paar blokken hout om meubels te maken. Ik weet zelfs niet of mijn pa werkte en wat hij dan juist deed. Al wat ik weet, is dat hij meubels maakte. Lelijke meubels, dat heb ik gezien op foto’s.” (lacht)

Toen je begon aan dit project, dat eerst je eindwerk was op de academie, was je zelfs niet van plan te vertellen dat je de zoon was van een Bende-slachtoffer.

“Dat klopt, ja. Mijn moeder wist hoe het zat, mijn zus, mijn pa (de man met wie de moeder van Rosseel hertrouwde, red.). En mijn dierbaarste vrienden. Zelfs toen ik aan dat project begon, zweeg ik erover. Ik vond het niet relevant. Maar een van mijn docenten bleef maar doorvragen. Ik heb hem toen gezegd hoe het zat. En na een paar maanden nadenken heb ik besloten te zeggen wie ik was. Natuurlijk is het wel een katalysator geweest voor dit project.”

Waarom die twijfel?

“Omdat ik niet wil dat iedereen deze reeks ziet als een project over de relatie met mijn vader. Want dat is het niet. Belgische Herfst is geen therapeutisch project. Er is te veel van die therapeutische kunst. Ik mik niet op sensatie. Ik wil mijn identiteit niet ontlenen aan het slachtofferschap. Ik vind zelfs het woord slachtoffer moeilijk te rijmen met de realiteit. Wat gebeurd is met mijn vader, is gebeurd. Het is heel erg, maar het leven gaat door.”

Waarom ben je je dan toch in de zaak gaan verdiepen?

“Al in mijn tweede jaar fotografie (aan de Academie van Den Haag, red.) wist ik dat het mijn eindwerk zou worden. We kregen een opdracht over verborgen plekken. Toen ben ik mijn onderzoek begonnen. Mijn voornaamste fascinatie: hoe is het in godsnaam mogelijk dat zo’n gigantisch dossier onopgehelderd blijft. Het falen van de staat. Deze zomer begin ik een project over de door Molukkers gekaapte trein bij De Punt in Nederland, in 1977 (daarbij kwamen, na 19 dagen gijzeling, twee gijzelaars en zes kapers om, red.). Ook daar heeft de staat gefaald.”

“In het Bendedossier heeft dertig jaar onderzoek niet veel opgeleverd. Hoe dat komt, dat is voor mij de essentiële vraag. Het klinkt misschien cru, maar ik koester geen wrok tegenover die daders. Wel tegenover de staat, die er niet in geslaagd is hen op te pakken. Dat vind ik veel kwalijker. Ik geloof in de rechtsstaat en criminelen zullen er altijd zijn. Zij doen hun job, de staat en justitie moeten dat ook doen.”

België scoort anders wel hoog inzake het oplossen van criminele zaken.

“Ik weet het. Maar in dit dossier zijn een aantal vreemde dingen gebeurd. Er zijn bewijsstukken verdwenen, waaronder een vluchtauto, die door een administratieve fout op de schroothoop is beland. Waarmee ik niet wil beweren dat er een groot complot is.”

Hoe ben je te werk gegaan?

“Veel gelezen via Wikileaks, nieuwsberichten opgezocht, boeken geconsulteerd – voor het eindwerk was dat. Voor de tentoonstelling ben ik dieper gegaan en heb ik politierapporten en dossiers bestudeerd. In Charleroi en Jumet heb ik een deel van de archiefstukken uit het dossier gefotografeerd. Ik ben met ooggetuigen, politieagenten en onderzoeker gaan praten. Of beter: ik luisterde naar hen en probeerde zelf niks te zeggen.”

“Ik heb met voormalig speurder Eddy Vos gepraat. Ook met Freddy Troch, de onderzoeksrechter die destijds het onderzoek voerde vanuit Dendermonde. Een integer man. Dat betekent niet dat ik alles zomaar honderd procent geloof. Zijn team kan fouten gemaakt hebben. En dat geldt net zo goed voor diegenen die nu het onderzoek voeren in Charleroi en in de clinch liggen met Troch. Altijd is er het gevaar van tunnelvisie: je hebt een bepaald idee en dan probeer je alles daar naartoe te redeneren.”

Je hebt archiefstukken gefotografeerd, maar verschillende beelden uit je reeks tonen objecten die niet in die archieven zitten.

“Een geconfabuleerde geschiedenis is de subtitel. Belgische Herfst gaat over het collectieve geheugen, maar ook over de betrouwbaarheid van ons persoonlijke geheugen, ons brein (een onderwerp waar Rosseel onderzoek gaat doen aan de Koninklijke Academie voor Wetenschap in Den Haag, red.), over de manipuleerbaarheid van herinneringen en over de speculatie die inherent is aan een onderzoek.”

Eén van Rosseels beelden toont een masker van de toenmalige Franse president, François Mitterrand – volgens getuigen droeg een van de overvallers in Eigenbrakel er zo één. Een gezichtsloze figuur in politiepak: harde bewijzen voor de betrokkenheid van de politie zijn nooit gevonden, maar volgens sommigen wijst het verdwijnen van bewijsmateriaal daar wel op.

Een foto van een hert refereert aan de moord op José Vanden Eynde, de conciërge van de Auberge du Chevalier in Beersel, in de nacht van 22 op 23 december 1982, maar is ook een metafoor voor de stille getuigen in het bos van Houssiere, waar de daders zich veilig achtten. Ondervraging van het keukenpersoneel leert dat de moordenaars zich in het etablissement te goed deden aan een reebout, taart en een paar magnums champagne.

“Het is niet omdat het geen zuiver journalistiek project is, dat ik een loopje neem met de werkelijkheid. Ik ga aan de slag met getuigenissen, archiefstukken, pv’s… Je kan een verhaal op veel verschillende manieren vertellen. Vandaar dat ik dit project ook op verschillende manieren tentoonstel: ik varieer in formaten en materialen, in combinaties van beelden, in soorten prints. Soms vervang ik een foto door een object of een installatie.”

Ben je zelf tot een bepaald idee gekomen?

“Het enige waar ik echt van overtuigd ben, is dat ze de daders wellicht nooit zullen pakken. Misschien zijn ze zelfs al overleden – in criminele milieus gaat dat snel. En mocht er toch nog iemand opgepakt worden , dan is de kans dat het nooit tot een veroordeling komt omdat er zoveel procedurefouten gemaakt zijn. Ik vind het dan ook onzinnig om het onderzoek nog eens met tien jaar te verlengen.” (de regering heeft daartoe beslist, maar de wet is nog niet gestemd, red.)

Maar je wil toch weten wie het gedaan heeft?

“De daders kennen zou een goeie zaak zijn, maar de motieven zijn nog belangrijker. Het gaat om een structuur. Procureur Jean Deprêtre (die het Bende-onderzoek superviseerde van 1983 tot 1987, red.) zei: het zijn predatoren. Dat kan, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat zij autonoom handelden. Er moet een waarom zijn. Toch?”

Bron » De Standaard