Het zwarte verleden van Johan Demol is tevens het heden

Eerst ontkende Johan Demol dat hij ooit lid was van het Front de la Jeunesse. Later zei hij dat hij er enkel kwam vanwege een jeugdliefde. Nu zegt het Vlaams Blok dat het allemaal heel erg lang geleden is, en dat het ridicuul zou zijn om zelfs maar te denken dat Demol of de partij vandaag nog iets te maken zouden hebben met de terreurgroep waarvan leden destijds verschillende moorden pleegden. Uit onderzoek van De Morgen blijkt het tegendeel.

‘Maar natuurlijk was het niet mijn bedoeling om daar binnen te blijven. Ik wou dat meisje daar buiten krijgen.’ Knipoog. Daar had Marc Demesmaeker niet van terug. Ook twee weken geleden, in het VTM-programma Stoelendans, stond Cupido centraal in de repliek van Johan Demol op vragen over het Front de la Jeunesse. Hij was toen nog rijkswachter. Bij een interventie was hij in de bunker van het FJ aan de Brusselse Materiaalkaai aanbeland. “Daar ben ik toen opeens verliefd geworden.”

Hoe leuk ze er uitzag, moet blijken uit een onlangs door het Vlaams Blok in alle Brusselse brievenbussen gedropt stripverhaal over het leven van Demol. De FJ-episode is goed voor één plaatje: ‘Hij is dan 22 jaar, wordt er verliefd op een zekere Marie-Christine en koopt een lidkaart. Maar… de liefde is niet wederkerig.’

We vonden haar terug in Aarlen, waar ze met man en kinderen een zorgeloos leven leidt. Dat het VB haar afbeeldde in een stripverhaal vond ze niet zo prettig. “Het Front, dat was een jeugdzonde, ik heb mij daar volledig van gedistantieerd. Ja, hij was smoorverliefd op mij, maar voor de rest… pfft. Ik wil er niet over praten – plus jamais.”

Bij het FJ was Marie-Christine Falla geen toevallige voorbijgangster. Ze stond dicht bij Paul Latinus, de latere leider van het neonazistische Westland New Post (WNP). Op 26 april 1979 maakte ze deel uit van de conseil national van het FJ. Demol ook trouwens. Vreemd, voor iemand die op meisjesjacht is.

Het nadeel van aan militarisme verknochte organisaties is dat alles wordt genoteerd. Sinds het weekblad Solidair kon uitpakken met aanwezigheidslijsten van bijeenkomsten van het FJ, weten we dat Demol daar tussen 8 februari 1979 en 15 januari 1980 minstens dertien keer aanwezig was. En Marie-Christine Falla? Tijdens Demols eerste bezoek, op 8 januari 1979, is zij er niét. Op 8 september en 15 januari 1980 evenmin. Het heeft er alle schijn van dat Demol toen een meisje trachtte ‘buiten te krijgen’ dat niet binnen was.

Demol had bij het FJ lidmaatschapskaartnummer 729, Falla nummer 738. Tenzij ze bij het FJ de gewoonte hadden om achterstevoren te tellen, maakte Demol zich eerst lid, en Falla pas daarna. Dat het FJ zijn leden volgens de normale rangtelorde nummerde, wordt snel duidelijk. FJ-leider Françis Dossogne had het nummer 674. Als het Demol niet – of toch niet altijd – om Falla te doen was, om wie dan wel? De opsomming van namen die naast die van Demol voorkomen op de aanwezigheidslijsten, zou wel eens kunnen verklaren waarom hij begin 1996, na de eerste onthullingen in De Morgen, loog over zijn lidmaatschap van het FJ.

Op 8 januari 1979 treft Demol Michel Libert, een latere kopstuk van het WNP. Die organisatie werd berucht door het infiltreren van de Staatsveiligheid, de diefstal van geheime telexen bij de Navo en de moord (bij wijze van ‘oefening’) op een bejaard koppel in Anderlecht in 1982. Op 22 september 1979 ontmoet Demol bij het FJ een lid van het moordcommando: Marcel Barbier. Aan moordenaars is in de bunker geen gebrek. Demol zit vijf keer zij aan zij met Jean-Marie Paul en Béatrice Bosquet (21 en 26 april, 2 juni, 11 september en 23 december 1979). Dit stel vertoeft vandaag ergens in Paraguay. In België is het veroordeeld voor de racistische moord op een Algerijn in Laken, eind 1980.

In de bunker ontmoet Demol ook Alain Weykamp (2 juni en 11 september). Met hem zijn Paul en Bosquet net voor de moord gaan oefenen in een schietclub, waar ene Madani Bouhouche lessen practical shooting gaf. Die techniek wordt later toegepast door de Bende van Nijvel, die 28 lijken achterliet. Bouhouche is in 1979 nog BOB’er. Nu zit hij in de cel wegens moord.

Tijdens zijn FJ-periode is Demol verbonden aan de antibanditisme- en antiterreurbrigades van de Groep Dyane. Zijn taak bestaat erin op te treden tegen bandieten en terroristen. In de bunker is hij dus aan het goede adres. Nooit is gebleken dat hij iets rapporteerde over wat daar gebeurde. En ook zonder moorden was daar reden toe.

Tien dagen nadat Demol op 2 juni 1979 in de bunker komt, vertrekt daar een commando dat een plakploeg van de PS overvalt. Twee mensen worden bewerkt met ijzeren staven en raken zwaargewond. Een week na zijn volgend bezoek (8 september) plukken FJ’ers een communist van de straat om hem in de bunker urenlang in elkaar te schoppen. Tussendoor pleegt het FJ een aanslag op het lokaal van de Belgisch-Vietnamese vereniging. Een week na Demols bezoek op 22 september vertrekt vanuit het hoofdkwartier een bestelwagen met daarin zeventien FJ-leden in camouflagepakken en een wapenarsenaal: brandbommen, gummistokken, een pistool… De groep is op weg naar een betoging in Antwerpen en wordt toevallig onderschept door de rijkswacht.

Wanneer je Demol vraagt wat hij van het FJ vond, zegt hij dat hij het aanzag voor “een groep jongeren uit de rechterzijde van de PSC”. Françis Dossogne, die hij in de bunker regelmatig zag, noemde hij “een interessante man”. Hij heeft niets verdachts opgemerkt. Raar is dat. In november 1979 begint voor de Brusselse correctionele rechtbank een proces tegen het FJ. Dat zal leiden tot een verbod van de organisatie wegens het overtreden van de wet op de privé-milities. Wanneer Demol op 1 april 1980 ontslag neemt bij de rijkswacht, doet – diezelfde dag – ook zijn collega Michel Van Hove dat. Van Hove was eveneens actief bij het FJ. Erg actief. Hij nam in juli 1982 deel aan de brandstichting bij het weekblad Pour, het bekendste wapenfeit van het FJ.

Toen Demol hem frequenteerde, was Françis Dossogne de man achter de geheime Groep G, een extreem-rechts genootschap binnen de rijkswacht. Ex-leden van de Groep G verklaarden dat het de bedoeling was een staatsgreep te plegen – iets waar het FJ in zijn publicaties een lans voor brak. Rijkswachters van de Groep G – met name Bouhouche en zijn maat Robert Beijer – bezorgden Dossogne tientallen interne documenten van sectie info van de Brusselse BOB. Zo werd het FJ een soort privé-inlichtingendienst. De Groep G vormt tot op heden een van de pistes in het Bendedossier. Maar ook in andere dossiers.

Nadat onbekenden er op 3 januari 1982 in waren geslaagd in te breken in het hyperbeveiligde hoofdkwartier van de Groep Dyane in Etterbeek, dacht luitenant-kolonel Lhost meteen aan het FJ. Hij gelastte een huiszoeking in de bunker. Lhost wist toen kennelijk wat de buitenwacht nog niet wist: een groep extreem-rechtse rijkswachters (waartoe Lhost zelf ook werd gerekend) was iets van plan. Maar de huiszoeking ging niet door.

De rijkswacht voerde zelf het onderzoek en had blijkbaar meer vrees dan interesse voor wat ze kon ontdekken. De roof was duidelijk ‘van binnen uit’ gepleegd. De buit was imponerend: 15 machinegeweren, 5 FAL-geweren 2 seinpistolen, 4 automatische riotguns, 28 laders en een dienstwagen. Een deel werd in 1988 teruggevonden in een garagebox van Beijer en Bouhouche. Het duurde tot in 1997 voor de tweede Bendecommissie kon vaststellen dat Bouhouche als BOB’er zelf had deelgenomen aan het onderzoek naar de wapenroof. Die raakte ook nooit opgehelderd.

De commissie stelde nog meer vast. Op 19 januari 1982 maakte het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) in een verslag melding van vijf ex-rijkswachters die vanwege hun uitgesproken extreem-rechtse sympathieën wel eens achter de wapenroof konden zitten. Op 22 januari vond bij vier van hen een huiszoeking plaats. Bij één van de vijf niet: ex-wachtmeester Johan Demol.

De reden waarom precies hij met rust werd gelaten, was triviaal, moest onderzoeksrechter Bulthé tegenover de Bendecommissie-bis toegeven. Demol was aan de slag gegaan bij de Brusselse politie. Onder politiediensten bestond een afspraak dat er niet tegen leden van een ander korps werd gespeurd…

Verdacht is niet schuldig, maar het CBO-rapport bevat wel een passage die de wenkbrauwen doet fronsen, zeker wanneer je Demol vandaag hoort verkondigen dat hij zich bij het FJ enkel bezighield met het lonken naar Marie-Christine Falla: “Betrokkene was geen onbekende voor onze diensten. Hij had nog oosterse gevechtssportles gegeven aan de leden van het FJ.”

Natuurlijk is het allemaal lang geleden. “Een jeugdzonde”, vergoelijkte VB-kamerlid Filip De Man onlangs op een meeting in Londerzeel. Het klonk als: met die lui van het FJ hebben wij nooit wat te maken gehad.

Werpen we nog even een blik op de aanwezigheidslijsten. 31 december 1979. Ook op oudejaarsavond is Demol in de bunker. Wie nog? Robert Steuckers. Ook hij is dan lid van het FJ. Steuckers wordt later onder meer actief bij de Parti des Forces Nouvelles, de politieke vleugel van het FJ, duikt op bij extreem-rechtse partijen als Front National en Agir, en geldt vandaag als een van de roergangers van de heidense beweging binnen Nieuw Rechts. Daardoor onderhoudt hij goede contacten met sommige Vlaams Blokkers (DM 24/5/99).

Dat maakt hem natuurlijk nog geen lid van de partij. Of toch? In april 1994 is Steuckers een van de oprichters van Bruxelles Identité Sécurité (BIS). Dat is het Franstalige propagandabureau van het VB. Het BIS bereikte in februari 1998 zijn doel: er werd een electoraal kanon binnengehaald waarmee in Brussel de Franstalige kiezer kon worden aangesproken: Johan Demol.

Steuckers en Demol, samen in de bunker in 1979: het lijkt wel een complot. Robert Steuckers is een belezen man. Hij is inmiddels al wat ouder en heeft het niet zo begrepen op verbaal en ander geweld. Dat is de reden waarom men hem bij het BIS de laatste maanden niet vaak meer zag. De banden tussen hem en het VB zijn wel aanwijsbaar. In 1995 bood de Brusselse sectie van het Blok hem een functie als vertegenwoordiger in een Vlaamse culturele adviesraad aan.

Het geval-Steuckers is niet alleenstaand.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Moordenaar van Francis Zwarts aangehouden

Het Amerikaanse gerecht hield op vraag van het Brusselse parket-generaal Jean-François Buslik (45) aan. Buslik, die de Amerikaanse nationaliteit heeft, werd door het Brabantse assisenhof in februari 1995 bij verstek tot de doodstraf veroordeeld voor zijn aandeel in de verdwijning van Sabena-veiligheidsagent Francis Zwarts. Buslik, die in Nort Palm Beach verbleef, werd daar opgesloten. In de komende dagen moet duidelijk worden of de autoriteiten in Florida gevolg geven aan een vraag tot uitlevering.

Ook de cel-Jumet wil Buslik als getuige aan de tand voelen in het Bende-dossier. Buslik was in de periode van de Bende-aanslagen in België en was toen een goede vriend van gewezen rijkswachter Madani Bouhouche. Bouhouche is samen met zijn ex-collega Robert Beijer jarenlang afgeschilderd als één van de potentiële verdachten in het Bende-dossier. Hij heeft altijd ontkend iets met de Bende-moorden te maken te hebben. Eind vorig jaar werd Bouhouche verscheidene keren door de speurders van de cel-Jumet als getuige op de rooster gelegd. Een doorbraak leverden deze ondervragingen niet op.

Bron » De Tijd

Bende-speurders hebben geen nieuwe vragen

Michel Cocu, die elf jaar geleden vrijgesproken werd van betrokkenheid bij overvallen op warenhuizen die aan de Bende van Nijvel werden toegeschreven, is niet op de vlucht voor het gerecht. Hij zei woensdag samen met zijn advocaat tijdens een persconferentie, dat hij ondanks zijn vrijspraak voortdurend lastiggevallen wordt door de cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende voert.

Sinds Cocu door het hof van assisen van Henegouwen werd vrijgesproken in verband met overvallen op twee Colruyt-warenhuizen in Halle en Nijvel en twee Delhaize-warenhuizen in Genval en Ukkel, ontmoette hij de speurders van de cel-Jumet wel een honderdtal keer. Cocu: ‘Telkens worden me vragen gesteld, waarop ik enkel kan antwoorden wat ik op mijn assisenproces gezegd heb.’ Uiteindelijk werd Cocu het zo beu dat hij niet meer inging op een zoveelste oproep van het gerecht. Daarop vaardigde het gerecht een bevel uit tot voorgeleiding van Cocu als getuige.

Advocaat Moerman wees erop dat Cocu altijd met de speurders had meegewerkt en had ingestemd met DNA-analyses. De advocaat vroeg zich af of de cel-Jumet geen overbodig werk verricht. ‘Het enige interessante werk dat tot dusver in dit dossier gedaan werd, werd op verzoek van de voorzitter van het assisenhof gedaan, die eenvoudige en duidelijke onderzoeksopdrachten gaf. Dan zag men in dat de speurders geen pertinente antwoorden gaven’, aldus Moerman.

Michel Cocu gaat naar eigen zeggen nog steeds gebukt onder het imago van leider van de Bende van de Borinage, ook al heeft hij geen enkel contact meer met zijn toenmalige medebeschuldigden. ‘Ik kan geen werk vinden. Ik zit nog altijd met die reputatie opgescheept.’

Ook Madani Bouhouche en Robert Beijer, die jarenlang als potentiële Bende-verdachten afgeschilderd werden, beklaagden zich er de voorbije maanden over dat de Bende-speurders voor hen enkel tien jaar oude vragen in petto hadden. ‘Vragen die we al herhaaldelijk beantwoord hebben, onder meer tijdens het proces voor het Brabantse assisenhof.’

Bron » De Tijd

DNA-analyses leveren nog geen doorbraak in Bende-onderzoek

De cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel leidt, kon via DNA-analyses nog geen definitieve doorbraak in het Bende-onderzoek forceren. Het gerecht liet het DNA-profiel natrekken van 200 tot 300 potentiële verdachten voor de Bende-aanslagen. Geen enkele analyse gaf een positief resultaat. Toch betekent dit niet dat alle analyses helemaal negatief waren. Over deze resultaten krijgen de familieleden en nabestaanden van de slachtoffers van de Bende van Nijvel in mei meer uitleg.

Het onderzoek naar de Bende, die in de jaren 80 bij een reeks bloedige aanslagen 28 doden maakte, kreeg de voorbije drie jaar een nieuwe impuls. De onderzoekscel van Jumet kreeg van Justitie meer speurders en middelen, dan ooit in het Bende-onderzoek werden ingezet. Er werd ook gestart met een ambitieus DNA-programma. Eerst werd aan de hand van een 50-tal vanonder het stof gehaalde overtuigingsstukken het DNA-profiel van mogelijke daders vastgelegd. De DNA-profielen die uit de overtuigingsstukken zijn gehaald, worden getoetst aan de DNA-profielen van potentiële daders.

Onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix, die het Bende-dossier leidt, zei gisteren dat het onderzoek voortgaat en dat sommige deuren dichtgaan. De leugendetector leerde bijvoorbeeld dat ex-rijkswachter Robert Beijer niet bij de zaak betrokken was. Beijer, die jarenlang met zijn ex-collega Madani Bouhouche als mogelijke dader werd vooropgesteld, wil met dit resultaat opnieuw penitentiair verlof afdwingen, alsook zijn vervroegde invrijheidsstelling.

Beijer leidde een kort geding in bij de rechtbank van Verviers. Hij wil zo het penitentiair verlof afdwingen dat minister van Justitie Tony van Parys hem weigerde. Robert Beijer zit een straf uit van 14 jaar cel, na zijn veroordeling door het assisenhof van Brabant wegens deelname aan een ‘expeditie’ naar Antwerpen met Madani Bouhouche op 2 september 1989. Tijdens die expeditie werd de Libanees Ali Suleiman gedood.

Voortvluchtig

Gisteren liet Jean-Paul Moerman, de advocaat van Michel Cocu, weten dat zijn cliënt helemaal niet voortvluchtig is, zoals La Dernière Heure vorige zaterdag meldde. Michel Cocu was één van de verdachten voor de eerste reeks Bende-misdrijven, die in 1983 gepleegd werden. In 1988 werd hij voor onder meer de overval op de Delhaize van Genval en de Colruyt van Nijvel door het Bergense assisenhof vrijgesproken.

De voorbije maanden onderwierp Cocu zich volgens Moerman aan een DNA-analyse. Omdat Cocu echter geen gevolg gaf aan de recente oproepen van de cel-Jumet lieten de speurders hem seinen in het Centraal Signalementenblad. ‘Wij gaan hem desnoods ophalen’, zei onderzoeksrechter Raynal die samen met Lacroix en advocaat-generaal Claude Michaux de cel-Jumet leidt. Donderdag geeft Cocu aan de pers zijn versie over de strubbelingen die hij met het gerecht kende, sinds zijn vrijlating.

Bron » De Tijd

Bouhouche en Beijer ontkennen rol in Bende van Nijvel

Mandani Bouhouche en Robert Beijer zijn jarenlang bestempeld als verdachten voor de moordaanslagen van de Bende van Nijvel. Beide mannen blijven hun vermeende betrokkenheid ontkennen. De laatste maanden zijn ze regelmatig als getuige verhoord door de Bende-speurders, maar een doorbraak voor het onderzoek leverde dat vooralsnog niet op.

In de jaren ’80 maakte de Bende van Nijvel bij een reeks moordende overvallen, onder meer op Delhaize-warenhuizen, 28 dodelijke slachtoffers. Twee parlementaire onderzoekscommissies stelden vast dat het onderzoek jarenlang op lamentabele wijze gevoerd werd en dat talrijke sporen tien jaar na de feiten amper onderzocht waren. Zo ook het spoor naar de gewezen rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer.

In de jaren ’80 huurden Bouhouche en Beijer een reeks appartementen en garageboxen. Een deel van de Bende-speurders is er altijd van overtuigd geweest dat deze flats en boxen dienden voor de logistiek van de Bende van Nijvel. Bijna tien jaar na de feiten worden zij hierover voor het eerst serieus ondervraagd.

‘Zinloos’, zeggen Bouhouche en Beijer. ‘Wij moeten enkel vragen beantwoorden die we in andere dossiers ook al voorgeschoteld kregen en over de Bende zelf weten we niets.’ Beide mannen blijven erbij dat de boxen niet voor de Bende bedoeld waren. ‘Ik huurde die voor de Staatsveiligheid’, zegt Beijer. Bouhouche heeft het Staatsveiligheid-verhaal van Beijer nooit bevestigd en zegt nu dat de boxen voor klassieke criminele activiteiten gediend hebben. Als de speurders dit kluwen willen ontwarren, wacht hen nog heel wat werk. Op veel medewerking van Beijer en Bouhouche zullen ze vanaf nu niet meer moeten rekenen.

‘Ik beloofde de speurders om tot Kerstmis 1998 op al hun vragen te antwoorden in de hoop om opnieuw mijn penitentiaire verloven terug te krijgen. Maar ik krijg mijn verloven niet en zal het spel niet meer meespelen.’

Bouhouche en Beijer zitten respectievelijk in de gevangenissen van Jamioulx en Verviers. In 1996 werden zij voor een reeks misdrijven tot respectievelijk 20 en 14 jaar celstraf veroordeeld. Allebei kunnen zij aanspraak maken op een vervroegde invrijheidstelling, maar minister van Justitie Tony van Parys houdt de boot af tot op 1 maart de strafuitvoeringsrechtbanken geïnstalleerd zijn.

Eerder trok Stefaan de Clerck de penitentiaire verloven in die Bouhouche en Beijer meermaals kregen. Zo kon Madani Bouhouche 33 maal de gevangenis verlaten en Beijer driemaal. De advocaten van Bouhouche en Beijer hebben het niet begrepen op deze wijze van handelen.

‘Via de telefoon kreeg ik van Justitie te horen dat onderzoeksrechter Raynal (die het Bende-onderzoek leidt), zich tegen de penitentiaire verloven van Bouhouche zou verzetten. De onderzoeksrechter antwoordde dat hij geen enkele reden heeft om zich uit te spreken over de verzoeken van Bouhouche omdat mijn cliënt in het Bende-dossier enkel als getuige verhoord wordt’, aldus Stéphane Lempereur, de advocaat van Madani Bouhouche. Pierre Chomé, de advocaat van Robert Beijer, probeerde de beslissing van de minister door de Raad van State te laten vernietigen, maar werd teruggefloten.

Bron » De Tijd