Wie kent Patrick Haemers nog in de gegoede wijk waar hij opgroeide? ‘Zijn vader Achille was ook geen engel, maar vergeleken met Patrick was hij een doetje.’
“Nee, dat merk verkopen we niet. Probeer dit eens? Als er een probleem is, breng het gerust terug. Het staat onder garantie.” Yanka Bastin (67) rekent af met een klant en neemt opnieuw voor me plaats op de kruk van een van de pashokjes van Montex Sports. Verder is er niemand in de klerenwinkel op de Georges Henrilaan in Sint-Lambrechts-Woluwe, het groene paradijs ten noordoosten van het Jubelpark en het Montgomeryplein, waar het rustig en residentieel wonen is en de huizen altijd bij de duurste van Brussel hebben gehoord.
“Waarvoor was u gekomen? Ah ja, Patrick. Hij was hier twee jaar lang mijn baas, in 1981 en 1982, vlak voor zijn leven de verkeerde afslag nam. Hij viel erg in de smaak bij onze vrouwelijke klanten. Hij had prestance, een indrukwekkend voorkomen.” Ze werkt hier al 48 jaar. “Zijn vader heeft me aangeworven en Montex in 1991 verkocht aan mij en een collega. Achille was ook geen engel, maar vergeleken met Patrick was hij een doetje.”
Winkelparadijs
De Patrick over wie Yanka met milde empathie spreekt is Patrick Haemers, de blonde god van het Belgische banditisme uit de jaren tachtig en vroege jaren negentig. Haemers verhing zich op 14 mei 1993 in zijn cel in Vorst. Dat is dertig jaar geleden, en daarom ben ik hier, leg ik uit, op zoek naar sporen van de beruchte gangster in de buurt waarin hij opgroeide.
Yanka is een goed geplaatste kroongetuige. Ze groeide op in de wijk en kwam soms bij de familie Haemers thuis. Ze woonden naast de winkel. Yanka had een goede verstandhouding met Patricks broer Eric. Die had een café in Sint-Lambrechts-Woluwe, The Gypsies. Het is er niet meer, weet ze nog waar het lag? “Hierboven in de straat, er is een kleine pizzeria nu.” Haar ogen lichten op. “Ah, Le Gypy! We verzamelden er op vrijdagavond voor we uitgingen. Eric ging dan vaak mee”, zegt ze nostalgisch.
Het waren de hoogdagen van de wijk rond de Georges Henrilaan met zijn boetieks, luxeshops en dure restaurants. “Het was la belle époque, hé. Alles ging goed: iedereen had werk en was gelukkig, de winkeliers verdienden geld als slijk. Dit was een winkelparadijs, zowel voor luxeshoppers als fans van speciaalzaken. Nu is dat er allemaal niet meer. Alle mooie winkels zijn weg en hebben plaatsgemaakt voor ketens en goedkope restaurants – Italianen, Turken, (lachje) enfin le tout.”
In die gegoede omgeving groeide Patrick Haemers uit tot een van de meest gevreesde gangsters van het land. Hoe herinnert ze zich hem als baas? “Hij was een goede baas: eerlijk en correct. ’s Middags hadden we een uur om te lunchen. Als hij er zelf niet was, liet hij geld achter waarmee we iets gingen eten in de buurt.”
“Patrick had ook een scherp oog voor mooie, dure kleren. Dat was goed voor de winkel. Spijtig genoeg had hij voor zichzelf ook een exclusieve levensstijl te onderhouden. Hij hield van la belle vie: vrouwen, snelle wagens, drugs, drank. Hij wilde veel geld, en snel. De winkel maakte hem niet snel genoeg rijk, denk ik.”
Jeunesse Dorée
Philippe Lacroix kent ze ook, al is het minder goed. Onlangs zag ze de bekendste kompaan van Patrick Haemers nog in de wijk, waar die na zijn vrijlating uit de gevangenis opnieuw kwam wonen. Ze weet ongeveer waar en duidt de buurt aan op Google Maps, maar daar blijkt vanmiddag niemand Lacroix te kennen.
Op Yanka’s advies klop ik tot slot aan bij Le Brasero op de Kerselarenlaan. Vandaag een fraai ingericht restaurant met ‘gerechten die voor vuurwerk zorgen’, aldus de Michelingids, vroeger als café Le Cérisier een beruchte hang-out voor Haemers, Lacroix en andere adepten van de jeunesse dorée die verslaafd waren aan geld en luxe.
Eigenaar Jean-Jacques kwam tijdens de hoogdagen van het Haemers-banditisme regelmatig in Le Cérisier. “Er werd gezegd dat hier toen meer wapens circuleerden dan in een doorsnee wapenwinkel. (glimlacht) Dat klopte wellicht. Zoals het ook waar is dat Patrick Haemers een vriendelijke jongen was. Zijn hele familie was dat trouwens.” Maar dat is allemaal erg lang geleden, wuift hij. “Wilt u me nu excuseren? Ik moet mijn tafels bedienen.”
Bron » De Morgen | Tom Peeters