Grondwettelijk Hof vernietigt wet op bewaring telefoondata

Het Grondwettelijk Hof heeft donderdag de bepalingen van de wet uit 2016 vernietigd die de algemene en ongedifferentieerde bewaring van elektronische communicatiegegevens en de toegang tot die gegevens regelen.

Het Hof oordeelde in een arrest dat die algemene en ongedifferentieerde bewaring het recht op de eerbiediging van het privéleven en op bescherming van de persoonsgegevens schendt. De bewaring is in sommige gevallen wel mogelijk, aldus het Hof, maar de Belgische wet stemt niet overeen met de uitzonderingen die het Europese Hof van Justitie heeft gesteld.

Een aantal mensenrechtenorganisaties, de Frans- en Duitstalige advocatenbalies en particulieren waren naar het Hof gestapt om de vernietiging van de wet te eisen. Ze vonden dat te veel gegevens werden bijgehouden en dat de bewaartermijn van 12 maanden te lang was. Het gaat concreet over verkeersgegevens – dus niet de inhoud van gesprekken – en locatiegegevens. Ook vonden ze dat de toegang tot de gegevens ruim was.

Het arrest kan verstrekkende gevolgen hebben, want in veel strafonderzoeken worden telecomgegevens gebruikt. Het Grondwettelijk Hof laat strafrechters beslissen of onder de dataretentiewet bewaarde gegevens nog als bewijs kunnen dienen. De regering werkt ondertussen aan een nieuwe regeling voor toekomstige onderzoeken.

De telecombedrijven, die de gegevens bewaren, vragen snel duidelijkheid. “De nietigverklaring creëert rechtsonzekerheid bij telecomoperatoren en internetproviders”, zegt sectorfederatie ISPA. Of ze nu nog gegevens moeten bewaren, is niet duidelijk. “Het is duidelijk dat we niet verder kunnen met het huidige kader, maar we denken dat het mogelijk is dat bepaalde verplichtingen in stand blijven als men teruggaat naar een oude versie van de dataretentiewetgeving.”

Bron » De Morgen

Europees Hof neemt strafonderzoek ‘belangrijkste instrument’ uit handen

De plicht voor Belgische providers om van iedereen telecomdata bij te houden, is onwettig. Een zware klap voor politie en gerecht.

‘Als we op een plaats aankomen waar een misdrijf is gepleegd, is het na het sporenonderzoek het eerste wat we doen: nagaan wie er onlangs in de buurt van de dichtstbijzijnde zendmast is geweest’, zegt Philippe Van Linthout, voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘Er zijn bijna geen zaken meer waarin we geen telecomgegevens gebruiken. Het is ons belangrijkste instrument.’ Maar het Europees Hof van Justitie, de hoogste rechter van de Europese Unie, legde gisteren een bom onder die onderzoeksmethode.

De wet verplicht de Belgische ­telecomaanbieders, zoals Telenet of Proximus, om de data van al hun gebruikers preventief een jaar lang bij te houden. Het gaat om gegevens zoals wie met wie in contact stond, wanneer dat gebeurde en waar de gebruikers zich bevonden, niet om de inhoud van de communicatie. Het Hof oordeelde gisteren dat die massale opslag, ook toegepast in andere Europese landen, in strijd is met het recht op ­privacy.

Alternatief voor tap

Niet met al die preventieve opslag heeft het Hof een probleem. Maar het kan niet ­zomaar – zonder onderscheid te maken – voor alle gebruikers, van wie de meesten nooit betrokken ­raken bij criminaliteit. Massale ­opslag is, onder strikte voorwaarden, toegestaan in tijden van ‘een ernstige bedreiging van de ­nationale veiligheid’ of in de strijd tegen zware criminaliteitsfenomenen zoals terrorisme. Voor dat laatste is goedkeuring van een onafhankelijke rechter of autoriteit vereist.

Ook het louter bijhouden van IP-adressen of de identiteit van communicerende personen, is toegestaan. ‘Uiteraard zullen we de rechtspraak van het Hof respecteren, maar ik zit met de handen in het haar’, zegt Van Linthout. ‘Hoe zal ik mijn dagelijkse onderzoeken nog kunnen uitvoeren?’

Volgens de uitspraak zal het bijvoorbeeld bij een moordonderzoek niet meer mogelijk zijn om via telecomdata na te gaan waar ­verdachten zich voor de misdaad ­bevonden. Bij een verdwijning kan de locatie van iemand vlak voor hij werd vermist, niet meer worden nagegaan. ‘Er is vaak ­kritiek dat justitie te traag werkt’, zegt Van Linthout. ‘Maar om dat te verbeteren moeten we wel de nodige ­instrumenten kunnen gebruiken.’ ­Onderzoeksrechters gebruiken de telecomgegevens vaak als een veel minder arbeidsintensief alternatief voor telefoontaps of het fysiek schaduwen van personen.

Al eerder problemen

Het Hof laat een opening voor de bewaring van data van gerichte groepen personen. Zo kan er ­gedacht worden aan ex-veroordeelden. ‘Maar dat helpt maar in een deel van de onderzoeken’, zegt Van Linthout. ‘Bovendien is de vraag hoe die doelgroepen omschreven zullen worden. Discriminatie loert daarbij om de hoek.’ Het is ook ­afwachten of bewijs vergaard via zulke telecomgegevens in lopende rechtszaken nog aanvaard zal worden door rechtbanken.

Het is niet de eerste keer dat wetgeving over zogenaamde ‘data­retentie’ op hogere normen botst. De huidige wet, in 2016 ingevoerd door ex-minister van Justitie Koen Geens (CD&V), was al een reparatie van een wet die eerder vernietigd werd. Ze maakte de toegang tot de gegevens strenger en afhankelijk van de zwaarte van het misdrijf, maar dat volstaat dus niet. De wet werd aangevochten door onder meer de Orde van Frans- en Duitstalige advocaten en de Liga voor Mensenrechten bij het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt het ­Europees Hof vragen om verduidelijking over de regels stelde.

Het Grondwettelijk Hof zal nu meer dan waarschijnlijk de Belgische wet moeten vernietigen. De Liga voor Mensenrechten toont zich ‘erg blij’ met het arrest. ‘Het Hof maakt nogmaals duidelijk dat de bestrijding van criminaliteit niet wettigt dat iedere burger als verdachte wordt behandeld’, aldus de Liga. Het is aan de nieuwe ­minister van Justitie, ­Vincent Van Quickenborne (Open VLD), om een alternatief te onderzoeken. ‘Dataretentie is een belangrijk instrument om bijvoorbeeld verdwijningszaken op te lossen’, reageerde de minister. ‘We zullen nagaan hoe we onze regelgeving moeten aanpassen met respect voor de ­privacy, zoals het Hof vraagt. Die aanpassing mag de strijd tegen ­criminaliteit niet bemoeilijken.’

Bron » De Standaard

Europees Hof: veralgemeende opslag van telecomgegevens is onwettig

De overheid vraagt dat providers als Proximus of Telenet van al hun klanten bijhouden waar, wanneer en met wie ze contact hebben. Die vraag kadert in de strijd tegen criminaliteit. Maar die preventieve massa-opslag is een inbreuk op de privacy, vindt het Europees Hof van Justitie.

Of het nu gaat om drugshandel, terrorisme of zedenzaken: in tal van criminele onderzoeken maken speurders gebruik van telecomgegevens. Een wet uit 2016 verplicht de Belgische providers om preventief verkeers- en locatiegegevens van alle gebruikers een jaar lang bij te houden.

Het gaat om gegevens zoals wie met wie in contact stond, wanneer dat gebeurde en waar de gebruikers zich bevonden, niet om de inhoud zelf van de communicatie. Het gerecht doet vaak een beroep op die zogeheten metadata.

Vandaag oordeelde het Europees Hof van Justitie, de hoogste rechter van de Europese Unie, dat de Belgische wet – net als die van enkele andere Europese landen – onwettig is. Een algemene verplichting om telecomdata door te sturen of te bewaren, zonder onderscheid te maken, is in strijd met het recht op privacy, stelt het Hof.

Uitzonderlijk mag het wel

Het Hof heeft er in principe geen probleem mee dat er gegevens worden bijgehouden. Maar het feit dat dit van alle gebruikers gebeurt, kan niet door de beugel. Het Hof ziet onvoldoende de link tussen het gedrag van de personen van wie data wordt bijgehouden, en het doel van de wetgeving: het bestrijden van criminaliteit.

De rechters laten wel plaats voor enkele uitzonderingen. Zo is de massa-opslag toegestaan in tijden van ‘een ernstige bedreiging van de nationale veiligheid’, zolang die dreiging werkelijk aanwezig is.

In de strijd tegen ‘ernstige criminaliteit en het voorkomen van bedreigingen van openbare veiligheid’ mag er ook data opgeslagen worden, maar dan wel na tussenkomst van een onafhankelijke rechter of administratieve overheid. Het louter bijhouden van IP-adressen of de identiteit van de communicerende personen, zodat de bron van communicatie achterhaald kan worden, is wel toegestaan.

Niet de eerste juridische problemen

Het is niet de eerste keer dat een rechtbank vindt dat er iets schort aan die massa-opslag. In 2013 vernietigde het Europees Hof al eens de Europese richtlijn over die gegevensopslag, waarna het Belgisch Grondwettelijk Hof in 2015 de Belgische invulling ervan ook vernietigde.

De vorige minister van Justitie, Koen Geens (CD&V), kwam met de oplossing om de toegang tot de gegevens strikter te maken via een getrapt systeem. Hoe ver speurders in de tijd terug kunnen gaan en welke gegevens ze daarbij kunnen opvragen, hangt af van de ernst van het misdrijf – met het maximum van een jaar.

Maar eind 2016 besloot het Europees Hof van Justitie dat elke vorm van algemene opslag in strijd is met het recht op privacy, ongeacht hoeveel controle er is op de toegang tot de gegevens. Dat zette de Belgische oplossing op losse schroeven. De Orde van Frans- en Duitstalige advocaten en enkele mensenrechtenorganisaties en een lokale afdeling van Vlaams Belang stapten naar het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt aan het Europese Hof een vraag om verduidelijking over de regels stelde.

Uit dat antwoord blijkt nu dat een algemene opslag simpelweg niet mag, waardoor het Grondwettelijk Hof de Belgische wet meer dan waarschijnlijk zal vernietigen. De vraag is wat de impact zal zijn op toekomstige strafonderzoeken. ‘Ik vrees dat we een probleem hebben’, tweette onderzoeksrechter Philippe Van Linthout alvast vanochtend.

Bron » De Standaard

Private bedrijven azen op data van Justitie

De jacht op de data van Justitie is open. De magistratuur vreest luidop voor een digitale uitverkoop aan private bedrijven. Volgens gewezen topmagistraat Bruno Luyten liggen de data van het gerecht bijna op straat. De FOD Justitie zegt de controle te blijven behouden.

“Als minister van Justitie hecht ik veel belang aan een correcte verwerking en gebruik van uw gegevens.” Zo ondertekent CD&V-kopstuk Koen Geens de ‘Week van Geens’, uitgestuurd als nieuwsbrief door de FOD Justitie. Niemand die daaraan twijfelt. Vraag is of de minister nog wel vat heeft op de gerechtelijke data, of althans een deel daarvan.

Justitie beschikt niet over de financiële middelen om elektronische data zelf te beheren. Die data zijn belangrijke instrumenten om de veiligheid te verzekeren en recidive te bestrijden. In de zoektocht naar partners klopte de federale overheidsdienst in tempore non suspecto aan bij aanverwante beroepsgroepen: advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen.

Die voor de hand liggende keuze resulteerde in 2016 in een samenwerkingsprotocol. De conventie werd ondertekend door de FOD Justitie, de Ordes van Advocaten, de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en de Nationale kamer van Gerechtsdeurwaarders. Het protocol bepaalt dat de uitwisseling van informatie verloopt “via door de beroepsgroepen opgerichte digitale platformen”.

De magistratuur was niet geraadpleegd. De poppen gingen meteen aan het dansen. Het College van hoven en rechtbanken, dat alle rechters in ons land vertegenwoordigt, waarschuwde voor een verregaande privatisering. “Door een gebrek aan budget kiest Justitie voor een uitbesteding van ICT aan externe partners, waarbij privébedrijven het monopolie vergaren op cruciale tools.”

“De magistraten hebben altijd gezegd dat de overheid de gegevens moet beheren. Wij zijn eigenaar van de data”, zegt Bruno Luyten, ere-eerste voorzitter van het hof van beroep in Antwerpen. “De beroepsgroepen zijn met onze gegevens weg. Dat bleek een onderdeel van de agenda te zijn. Wij hadden dat helaas niet door. De data van het gerecht liggen bijna op straat.”

Pad naar favoriete rechter

De Vlaamse en Brusselse advocatenbalies stampten een eigen commerciële vennootschap uit de grond: Diplad. Die ICT-onderneming beheert onder meer de gegevens van het Digital Platform for Attorneys (DPA). Advocaten gebruiken dat voor het digitaal indienen van processtukken. De gegevens van DPA, waaronder conclusies en overtuigingsstukken, worden bewaard in een niet-geanonimiseerde databank. De ontwikkeling kostte 8,5 miljoen euro.

Diplad mag de data twee jaar bewaren. Niet langer. Maar het bedrijf kan ze in die tijdsspanne wel in de etalage zetten. “Het risico dat de gegevens aan derden verkocht worden, is zeker niet onbestaande. Om niet te zeggen reëel. Ook al benadrukken ze dat niet te zullen doen, bij gebrek aan eigendomsrecht van deze data”, stelt Luyten.

In de ogen van Luyten is de rechterlijke orde de behoeder van de privacy, die sterk in het gedrang komt. “De databank van Diplad bevat gevoelige informatie die je niet zomaar op straat wil gooien. Bijvoorbeeld over een arbeidsongeval. Of over een Bekende Vlaming die aan aids lijdt. Het is alsof de belastingaangifte terechtkomt bij de vereniging van belastingconsulenten.”

Op de vraag wat potentiële klanten met de gegevens kunnen doen, geeft de gewezen voorzitter van het hof van beroep een kort en bondig antwoord: “Alles”. Zo kunnen de data burgers en bedrijven de weg wijzen naar de rechter van hun keuze. “Door gegevens te vergelijken kunnen ze nagaan welke rechter milder is voor bijvoorbeeld vluchtmisdrijf. Of voor welke burgerlijke rechtbank je het best kan dagvaarden.”

“In burgerlijke zaken kan gecheckt worden of een cliënt geld heeft en of hij al eerder in soortgelijke zaken betrokken is geweest. Dat iemand over een belangrijk vermogen beschikt, is interessante informatie bij een procedure rond ‘private banking’.” Bij die financiële dienstverlening van banken moeten welgestelde particulieren doorgaans beschikken over minimaal 1 miljoen euro om vrij te besteden. Volgens Luyten laten de financiële voordelen zich raden. “Bedrijven gaan zich toeleggen op de meest lucratieve business. Informatisering is de heilige graal van Justitie.”

Twee spelers in arena

Met het platform RegSol beheert Diplad de uitwisseling van digitale gegevens van een faillissement. En dat tussen alle spelers: ondernemingsrechtbanken (de vroegere rechtbanken van koophandel), curatoren, schuldeisers en andere belanghebbenden. Banken, werknemers en leveranciers die geld eisen van een failliet bedrijf maken dat digitaal kenbaar. Op het platform passeren jaarlijks 200.000 schuldvorderingen.

Caroline Daniels (Leuven Centre for Public Law): ‘Privébedrijven krijgen een monopolie op applicaties van Justitie. Soms zelfs zonder enige vorm van aanbesteding’
“Dossiers over faillissementen vind je niet meer terug bij de griffies. Die zijn ondergebracht bij RegSol. Ook hier gaat het om gevoelige info, zoals de solvabiliteit van mensen. Gegevens over takken van de Russische maffia moet je opvragen bij curatoren en niet langer bij ondernemingsrechtbanken.”

Een volgende uitbesteding is volgens Luyten de collectieve schuldenregeling, die de jongste jaren een spectaculaire stijging kent. “Justitie gaat daarvoor 1,5 miljoen euro aan Diplad betalen. In de ogen van balies en deurwaarders verschijnen dollartekens.”

“De strijd om de data van Justitie is volop aan de gang”, stelt Luyten. “In de arena staan twee spelers. Aan de ene kant Justitie en de beroepsgroepen. Aan de andere kant de magistraten, die maar al te goed begrijpen wat er aan het gebeuren is. Zij voelen zich gesteund door de Gegevensbeschermingsautoriteit, die uitdrukkelijk gesteld heeft dat privébedrijven de gerechtelijke data niet mogen bewaren.”

Digitale uitverkoop

Bruno Luyten staat lang niet alleen met zijn kritische bedenkingen. “Bij de magistratuur leeft terecht de vrees dat er een soort van digitale uitverkoop aan de gang is”, zegt Caroline Daniels, advocate aan de balie van Brussel en medewerkster van Leuven Centre for Public Law. “Privébedrijven krijgen een monopolie op applicaties van Justitie. Soms zelfs zonder enige vorm van aanbesteding.”

Volgens Luyten is dat al het geval met de dossierbeheerapplicatie Mammoet@CentralHosting, kortweg MaCH. Dat is het technologisch paradepaardje van Justitie. Daarvoor moest VAJA wijken, de technologie die had moeten leiden tot de oprichting van een nationale digitale databank met vonnissen en arresten.

Kabinet-Geens: ‘Alle data blijven gewoon op onze servers. Neem de faillissementsdossiers: die zijn digitaal verzameld bij de balies, maar er is strenge controle op’
Beheerder van MaCH is Axilys, een privébedrijf uit Willebroek. “Karel Tobback van de FOD Justitie heeft VAJA stilgelegd omdat hij de MaCH-applicatie wil opleggen in alle rechtbanken. Hij is dat nu aan het opdringen bij de rechtbanken van eerste aanleg. In de correctionele rechtbanken leidt het tot heel wat problemen. Ze creëren voor zichzelf een monopolie, want ze zijn er twintig jaar aan gebonden”, zegt Luyten.

Karel Tobback is adjunct-directeur informatisering en modernisering bij Justitie. Hij is gewezen voorzitter van FVIB, de met ondernemersorganisatie Unizo geassocieerde Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen. In die functie volgde hij in 2005 zijn huidige baas Koen Geens op. Tobback is erevoorzitter van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en geassocieerd notaris in het kantoor Tobback, Wellekens & Rooms in Boom, buurgemeente van Willebroek. Luyten neemt het woord belangenvermenging net niet in de mond.

Gedaan met prestigeprojecten

Het kabinet-Geens weerlegt dat Justitie zich voor de kerntaken afhankelijk maakt van externen. “Alle data blijven gewoon op onze servers. Neem de faillissementsdossiers: die zijn digitaal verzameld bij de balies, maar er is strenge controle op.”

Justitie moet niet alleen afrekenen met oppositie van de magistratuur, die de medewerking aan ICT-projecten in de koelkast stopte. Ook met die van de leden van de beroepsgroepen, advocaten op kop. “Voor sommigen gaat het te snel en voor anderen te traag. Maar op het einde van de dag is er niemand die zegt dat de digitalisering niet nodig was”, zei Karel Tobback daarover in Ad Rem, het tijdschrift van de Orde van Vlaamse Balies.

Justitie erkent dat het zich mispakt heeft aan enkele grootschalige prestigeprojecten. Volgens Tobback komen ze daar niet langer mee aandraven. “De digitalisering zal nooit afgerond zijn, maar terugkeren is geen optie. De tweede digitaliseringsgolf met artificiële intelligentie en big data mogen we niet missen.”

In ‘Court of the Future”’ de toekomstvisie van minister Geens over de rechtbank van morgen, is onder impuls van Tobback een sleutelrol weggelegd voor MaCH. De kritiek dat het computerprogramma gebaseerd is op achterhaalde technologie wordt weggewuifd: “Er zijn geregeld nieuwe versies”. Sinds de start in 2007 werden tachtig updates geïnstalleerd.

Meer dan 97 miljoen dossiers

De op punt gestelde applicatie vervangt de dertien vroegere dossierbeheersystemen. De samenwerking met externe partners zoals politie, andere overheidsdiensten en juridische beroepen moet daardoor meer gestroomlijnd verlopen. De functionaliteiten evolueren doorlopend. Bij de vredegerechten in Tienen en Nijvel werden proefprojecten voor het digitaal tekenen en versturen van vonnissen opgestart.

Bij de FOD Justitie zijn ze best tevreden met de vooruitgang die de voorbije jaren geboekt werd met MaCH. “Het portaal beheert inmiddels al 97.603.473 strafrechtelijke en burgerlijke dossiers”, zegt Edward Landtsheere, woordvoerder van de FOD Justitie. Volgens de laatste officiële cijfers van 2019 stond die teller op 87.123.844 (zie grafiek). Ruim 58 procent van de gerechtelijke entiteiten (382 op 654) draait op de applicatie. Van de 10.143 personeelsleden werkten er eind vorig jaar 5.358 met het informaticaplatform, of bijna 53 procent.

De parketten, politierechtbanken, correctionele rechtbanken, en vredegerechten zijn uitgerust met het systeem. De uitrol naar de arbeids- en ondernemingsrechtbanken en na de correctionele ook de andere afdelingen van de rechtbanken van eerste aanleg (burgerlijke rechtbank, jeugd-, familie- en strafuitvoeringsrechtbank) staat voor dit jaar gepland.

Budget moet omhoog

Het voordeel voor de burger is volgens Geens een vlottere dienstverlening. Voor de verdere informatisering van de rechtbanken moet volgens de minister het ICT-budget in de volgende legislatuur met 35 miljoen euro opgetrokken worden. Zelf bracht hij dat budget van 16,4 miljoen euro bij zijn aantreden in 2014 tot 48 miljoen euro, bijna een verdrievoudiging.

Koen Geens heeft van zijn thuishaven Leuven de proefsite gemaakt om Justitie digitaler te maken. “Bij het begin van de legislatuur kozen we doelbewust voor een stapsgewijze aanpak. Dat begint te renderen”, zei de minister bij zijn laatste werkbezoek aan het Leuvense gerechtshof.

“In Nederland is een digitaliseringsproject na vijf jaar proefdraaien opgedoekt. Wij hebben geleerd van eerdere ervaringen. Eenvoudig is het niet, want je moet vaak van nul beginnen. Maar het keerpunt is ingezet. Lijvige papieren dossiers worden stilaan overbodig. De kelders van de justitiegebouwen kunnen beetje bij beetje geledigd worden.”

Gevloek, maar niet blind

In het Leuvense gerechtshof wordt aardig wat gevloekt op de hard- en vooral software van de FOD Justitie. Maar medewerkers zijn niet langer blind voor de voordelen van de digitalisering. Zo is het werk van de parketmagistraten een stuk efficiënter geworden.

“Door de unieke code van elk dossier zien we meteen wie de betrokken partijen zijn: van verdachten over benadeelden tot getuigen. Opdrachten voor de politie komen automatisch terecht bij de betrokken zone. Alle parketten kunnen voortaan bij elkaar binnenkijken”, zegt substituut-procureur Stephanie Vanthienen.

Rechters moeten bij het opstellen van een vonnis alleen nog de motivering toevoegen. De input van gegevens gebeurt voordien en dat levert tijdwinst op. “Als een correctionele rechter in beroep de straf van een politierechtbank bevestigt, worden de gegevens gewoon overgeheveld. MaCH checkt daarbij welke partijen over de uitspraak geïnformeerd moeten worden”, stelt Lisa Claus van de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. “Als iemand zijn rijbewijs komt inleveren, controleert het systeem veroordelingen en uitvoeringen van een andere rechtbank. Dat zorgt bij een rijverbod voor een aaneensluitende periode zonder onderbrekingen.”

Bij Diplad hebben ze inmiddels de handen vol met het informatiseringsproces. Dat weegt kennelijk al zwaar genoeg. “Met de digitalisering van de advocatuur en bij uitbreiding van Justitie is werk aan de winkel”, zegt CEO Bruno Segers. “Dat gaat nog een hele tijd duren.”

“Bij een meerderheid heb ik nog altijd de sense of urgency niet gevonden. Men staat er echt niet bij stil wat er allemaal aan het gebeuren is. We moeten met zijn allen vooruit. En we zouden beter wat sneller gaan. Want eigenlijk is het een ramp.”

Bron » Apache | Paul Gebruers

Bende-speurders hopen op nieuwe robotfoto’s dankzij DNA-onderzoek

Speurders hopen nieuwe robotfoto’s te kunnen maken van de verdachten in het dossier rond de Bende van Nijvel. Daarvoor gaan ze een tiental DNA-sporen gebruiken die ze dankzij de nieuwste technieken konden verzamelen. Tegenwoordig kan uit DNA immers ook de huidskleur, haarkleur en haarlijn afgeleid worden.

DNA-analyse laat vandaag heel wat meer toe dan enkel het opmaken van een genetische ‘identiteitskaart’, waarmee in laboratoria stalen vergeleken worden. Dankzij nieuw ontdekte “merkers” in de DNA-structuur, die onder meer verantwoordelijk zijn voor huidskleur, kleur van ogen en haar, haarlijn, een deel van de vorm van de neus en de afstand tussen delen van het aangezicht, kunnen ook (gedeeltelijke) robotfoto’s opgemaakt worden.

“Het zou mooi zijn als we dankzij zo’n analyse de nieuwe portretten kunnen vergelijken met de beschrijvingen die wij al hebben”, klinkt het in onderzoekskringen. “En dan kunnen we onze speurtocht richten op een kleinere groep verdachten.”

Van van de neus

Volgens Peter Claes (KU Leuven), toonaangevend wetenschapper op het vlak van gezichtsreconstructie op basis van DNA, zijn we nog niet toe aan het volledig opmaken van een aangezicht op basis van erfelijk materiaal. “Dat lukt voor pakweg 30 procent, en het resultaat is nog niet zo accuraat. De vorm van de neus alleen al wordt bepaald door meerdere merkers. Bovendien moeten we er rekening mee houden dat leeftijd, de omgeving en de leefgewoontes invloed hebben op de vorm van het aangezicht.”

Wet aanpassen

De mogelijkheden met DNA-analyses gaan misschien met rasse schreden vooruit, de wetgeving blijft hopeloos achter. En dat is het grote struikelblok door de Bende-speurders. “Wettelijk mogen wij niet kijken in het coderende DNA dat de informatie over lichamelijke kenmerken bevat”, zei Gert De Boeck, directeur van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie onlangs nog in onze krant.

“Dat soort onderzoeken mag wel in buurlanden Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Om het ook hier in strafzaken te kunnen gebruiken, moet de wet eerst worden aangepast.”

Bron » Het Nieuwsblad