Nihoul wekt ook de aandacht van de Bende-commissie op

De naam Michel Nihoul duikt niet alleen op in het dossier- Dutroux. Ook in het kader van het onderzoek naar de Bende van Nijvel is zijn naam al gevallen. En gewezen jetsetters die in de loop van de jaren 70 en 80 de wilde Brusselse fuiven met de nodige dosissen cocaïne en gewillige vrouwen tot een deel van hun biotoop mochten rekenen, brengen Nihoul moeiteloos in verband met wat gemeenzaam ‘de roze balletten’ is gaan heten. Constante in het Dutroux-dossier, het ballettendossier én het Bende-dossier: een zwaar falend gerechtelijk onderzoek.

Het ballettendossier staat deze week centraal in de parlementaire Bende-commissie.Niet enkel de commissie-Dutroux interesseert zich voor Nihoul. Ook de Bende-commissie bis toont een meer dan gewone belangstelling voor deze figuur. Zo blijkt Nihouls vriendin Anny Bouty met haar vennootschap Bouty & Associés te hebben gewerkt voor een aantal figuren die een niet-onbelangrijke rol kunnen hebben gespeeld in het Bende-dossier. Meer bepaald gaat het om personen die betrokken waren in witwascircuits. Deze waren gelieerd met wapen- en drugstrafieken (zie Tijd van 1 maart).

Nihoul duikt ook rechtstreeks op in het Bende-verhaal en meer bepaald in het dossier van de roze balletten. De ‘balletten’ zijn orgieën die in het Brusselse plaatsvonden en waaraan volgens enkele getuigen ook minderjarigen onder dwang deelnamen. Het bestaan van de ‘balletten’ kwam toevallig aan het licht in een ogenschijnlijk banale echtscheidingszaak tussen de Brusselse psychiater André Pinon en zijn echtgenote Josiane Jeuniau. Een pikant detail: na haar scheiding van Pinon kwam Jeuniau als privé-secretaresse van Jean Gol op diens kabinet van Justitie terecht.

De feiten die rond de balletten werden vergaard, waren zo ernstig dat een gerechtelijk onderzoek werd geopend. Al snel bleek het dossier te worden getorpedeerd. Onder meer Glen Audenaert van de gerechtelijke politie ondervond dat. Hij was in het bezit gekomen van audiocassettes met getuigenissen over de balletten, maar die verdwenen op mysterieuze wijze. Er bestaan vermoedens dat ze werden ontvreemd door zijn overste Marnette. Marnette en Audenaert getuigen vandaag voor de Bende-commissie en zullen zeker over het ballettendossier worden gehoord.

Het dossier verhuisde later naar procureur des konings Jean Deprêtre van Nijvel die de bundel achter slot en grendel legde. Volgens Deprêtre wees niets in het dossier op strafbare feiten. Kinderen kwamen volgens hem niet voor in het dossier. Hij oordeelde dat de personen die in het dossier werden genoemd, recht hadden op de bescherming van hun privacy en dus hield hij het dossier gesloten. Het ging hier immers niet om de heren Peters of Janssens, maar om ronkende namen als politici VdB en Guy Mathot, rijkswachtgeneraal Beaurir en de fine fleur van de Brusselse zakenwereld als Blaton, Vastapane e.a.

Als Deprêtre -zoals volgens sommigen overduidelijk is- het Bende-onderzoek wilde dwarsbomen, had hij nog een drijfveer om het ballettendossier gesloten te houden. De balletten zijn een van de sleutels om Bende-moorden te verklaren. Enkele slachtoffers namen ofwel zelf deel aan de confituurfuiven of maakten van informatie over de balletten gebruik om deelnemers af te persen.

In 1989 startte het parket van Brussel een nieuw onderzoek naar de balletten. Op enkele maanden tijd wist Jean-Paul Peelos, eerstaanwezend commissaris bij de gerechtelijke politie, een reeks scenario’s uit te zetten. Peelos was er van overtuigd dat hij binnen de kortste keren klaarheid kon scheppen rond de seksfuiven én hun verband met de aanslagen van de Bende van Nijvel.

Peelos heeft zijn onderzoek nooit kunnen afronden. Op 13 maart 1990 werd hij geschorst bij ordemaatregel, zogezegd om strafrechtelijke en tuchtrechtelijke feiten. Waar het nu precies om ging, heeft Peelos nooit begrepen. Feit is wel dat Peelos in zijn onderzoek opnieuw op dezelfde -en bijkomende- namen van prominenten uitkwam als die in het verguisde oorspronkelijke dossier van de roze balletten. Na 17 maanden schorsing kon hij opnieuw aan de slag, niet meer in Brussel, wel bij het parket van Hasselt. En alsof er niets gebeurd was, kreeg Peelos zelfs promotie. Het dossier dat hij destijds samenstelde, lijkt intussen ver zoek. Peelos wordt vrijdag door de Bende-commissie gehoord.

Vorig jaar kreeg Neufchâteau in zijn onderzoek naar Dutroux en Nihoul de eerste getuigenissen over de betrokkenheid van Nihoul bij de balletten (zie Tijd van 5 oktober ’96). Een van onze bronnen verbaast er zich niet over dat Nihoul wordt genoemd in verband met seksfuiven in het Brusselse: ‘Ik leerde Nihoul in 1975 kennen bij Martini & Rossi waar hij wekelijks op bezoek was bij Vastapane – meer bepaald bij diens directeur André W. Heel Brussel kende Nihoul. In sommige Brusselse zakenkringen was hij zeer r. Hij loste alles op. Vooral in de zomer, als de vrouwen van de zakenlui met de kinderen aan zee waren, had Nihoul veel werk.’

Bron » De Tijd | 4 Maart 1997

Seks en drugs en prominenten

Het gerechtelijke dossier van de ‘roze balletten’ heeft de allures van het monster van Loch Ness. In de loop van de afgelopen 15 jaar is deze zaak rond seksfuiven met minderjarigen waaraan bepaalde leden van de Brusselse jetset deelnamen, al verschillende keren aan de orde geweest.

Er zijn in de loop van die periode een aantal pogingen geweest om de zaak op een sluitende manier met andere onopgeloste dossiers – waaronder dat van de Bende van Nijvel – in verband te brengen. Er zijn in diezelfde periode misschien even veel – zo niet meer – pogingen geweest om de zaak als één grote grap af te doen.

Maar de roze balletten vormen, ondanks hun status van grap, klaarblijkelijk toch een zeer gevoelige materie. Toen eind de jaren tachtig de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch bij zijn onderzoek naar de overvallen van de Bende in Temse en Aalst in de gaten kreeg dat hij zijn dossier moest vergelijken met de inhoud van een aantal andere onderzoeksbundels, verzocht hij om inzage in het onder meer het dossier van de roze balletten. Met dat verzoek tekende hij in feite zijn ontslagbrief.

Op het kabinet van toenmalig minister van justitie Melchior Wathelet werd in oktober 1990 beslist het dossier over de Bende uit Dendermonde weg te halen en over te hevelen naar Charleroi. De grootste beweging in het onderzoek is sindsdien dat van het stof dat zich op de dossiers heeft opgestapeld.

Sinds kort steken de roze balletten opnieuw de kop op. Onwillekeurig worden er parallellen gezien tussen het gerotzooi met minderjarigen toen en de praktijken die in het kader van de arrestatie van Marc Dutroux en zijn kompanen al gedeeltelijk werden blootgelegd. Volgens bepaalde bronnen heeft het parket in Neufchâteau, belast met het onderzoek in de zaak Dutroux, al enige tijd interesse voor het dossier van de roze balletten. Naar verluidt heeft zich intussen ook een getuige aangediend die beweert dat Michel Nihoul, een van de kompanen van Marc Dutroux, eind de jaren 70 ook al in de kringen vertoefde die de roze balletten organiseerden.

Het magazine Knack pakte deze week met een dossier over de roze balletten uit en deed wat niemand tot op heden deed: er werden letterlijke citaten gegeven uit een cruciale getuigenis waarin een lid van het koninklijke hof met naam en toenaam in het kader van de roze balletten wordt opgevoerd. Terwijl de auteur van het artikel de hele zaak de openbaarheid in gooit, laat hij echter meteen ook verstaan dat hij twijfels heeft bij de waarde van de informatie waarover hij beschikt.

Met de gegevens die wij vandaag te onzer beschikking hebben, kunnen we in ieder geval stellen dat de roze balletten zeker meer dan een mythe zijn, ook al lijken de namen van prominenten die bij de zaak betrokken zijn blijvend te suggereren dat het hier om de burleske vrucht van enkele op hol geslagen geesten gaat. Tegelijk wordt het ook duidelijk dat de roze balletten – een ongelukkige benaming die harige heren in tutu suggereert – meer zijn dan alleen maar vleselijke rolpartijen.

De plaatsen waar de fuifjes plaatsvonden waren ook en misschien zelfs in de eerste plaats het kruispunt van zakelijke en politieke besprekingen. Het is overigens uit de getuigenissen niet duidelijk of alle aanwezigen zich ook daadwerkelijk aan de seksuele uitspattingen begaven. Het blijft nog altijd best mogelijk dat het aspect ‘uitwisselen van informatie’ in de eerste plaats kwam en dat de seksspelletjes een fenomeen in de marge waren waarbij slechts enkelingen betrokken waren.

De belangen die om en rond de roze balletten speelden, waren klaarblijkelijk meer dan groot genoeg om deelnemers te elimineren die het in hun hoofd haalden aan chantage te gaan doen.

Opvallend gegeven is dat een kleine reeks personen die met de roze balletten in verband kan worden gebracht in de eerste helft van de jaren 80 het slachtoffer werd van de Bende van Nijvel.

Bron » De TIjd

De schaduw van de Bende

Het dossier-Pinon geeft een mogelijke verklaring voor de onopgehelderde moorden op zes personen: vijf slachtoffers van de Bende van Nijvel (Leon Finné, Jacques van Camp, Jacques Fourez, Elise Dewit en Constantin Angelou) en Paul Latinus, de leider van de extreemrechtse organisatie WNP die officieel zelfmoord pleegde. De zes vernoemde personen namen ofwel zelf deel aan de seksfuiven, of waren in het bezit gekomen van bezwarende documenten over de frivole uitspattingen. Dat leidde tot chantagepraktijken, pogingen tot afpersing en uiteindelijk tot hun liquidatie, zo blijkt uit diverse getuigenissen en uit documenten.

Het gerechtelijk dossier over de Bende van Nijvel is 300.000 pagina’s dik. Wellicht heeft niemand ooit de totaliteit van de honderden dozen papier doorploegd. Met wat fragmentarisch aan de oppervlakte komt, aangevuld met informatie die door betrouwbare bronnen werd aangereikt, kan er toch een verband worden getrokken tussen een aantal slachtoffers die onder de kogels van de Bende van Nijvel vielen. Deze ‘slachtoffertheorie’ is niet nieuw, want verschillende andere gerechtelijke onderzoekers en journalisten hebben al verbanden willen zien tussen verschillende aanslagen. Maar nieuwe elementen kunnen deze theorie vandaag meer kracht geven.

Een belangrijk raakpunt tussen verschillende Bende-slachtoffers is dat ze allen op een of andere manier te maken hebben met de roze balletten en het selecte clubje van zakenlui, politici, advocaten, magistraten en andere prominenten dat zich in en rond deze seksfuiven bewoog. In welke hoedanigheid precies de personen die verder worden genoemd aan de bijeenkomsten deelnamen, is niet helemaal bekend. Vast staat volgens verschillende bronnen echter wel dat ze er wel degelijk wat mee te maken hadden en dat ze een doorn in het oog van andere deelnemers werden omdat ze met informatie die ze vergaarden -foto’s en video’s- een chantage opzetten.

Het koppel Jacques Fourez en Elise Dewit nam deel aan de bijeenkomsten. Hij was een vastgoedmakelaar, zij was secretaresse geweest bij een bekend Brussels notaris. Zij werden op 17 september 1983 aan de Colruyt in Nijvel neergeschoten. Het koppel kwam zogezegd tanken aan het benzinestation naast het Colruyt-filiaal. De bende vluchtte met hun wagen. Volgens een van onze bronnen bevonden zich in die wagen compromitterende opnames in verband met de fuiven.

Fourez zou bovendien via de ‘partouzes’ hebben afgeweten van de plannen voor de aanleg van de raketbasis in Florennes en op de hoogte geweest zijn van het onteigeningsprogramma en het gesjoemel daarbij. Liefst van al had hijzelf een deel van de koek naar zich zien gaan. Zijn gulzigheid en vooral ook de chantagepraktijken die hij aan de dag legde om zijn doel te bereiken, zouden hem fataal geworden zijn.

In het moordcommando van Fourez en Dewit bevond zich volgens een bepaalde bron Jacques van Camp. Ook Van Camp was een fervent ‘partouzeur’. Hij was uitbater van het restaurant Les Trois Canards in Ohain, een plaats waar heel de beau monde van Brussel zich te gelegener tijd ook verzamelde. Van Camp had naar verluidt de onhebbelijke gewoonte bepaalde tafelgesprekken stiekem af te luisteren en op te nemen. Hij werd op 2 oktober 1983 neergeschoten voor zijn restaurant. Op de parking werd zijn VW Golf meegenomen. De overvallers zouden volgens die versie niet zozeer in de auto geïnteresseerd geweest zijn, maar wel in de opnamebanden die in het voertuig lagen.

Leon Finné was filiaalhouder van de bank Copines aan de Louizalaan in Brussel. Hij was een bizar, liep steeds gewapend rond, had een mistig Zaïrees verleden en wordt vermeld in duistere geldtransacties via Luxemburg. Volgens sommige bronnen nam Finné deel aan de balletten. Een andere bron ontkent dat, maar weet wel dat Finné beschikking had over bezwarend materiaal over de balletten. Finné werd op 27 september 1985 doodgeschoten tijdens een bloederige Bende-aanval op de Delhaize in Overijse. Daarbij vielen in totaal vijf doden. Sommige elementen wijzen erop dat Finné het doelwit was van de overval. De overval en de slachtpartij die daarbij plaatsvond, zouden niets anders zijn dan een camouflage voor de moord op Finné.

Ook de Griekse taximan Constantin Angelou wordt in verband gebracht met de ‘partouzes’. Angelou vervoerde ooit een van de minderjarige aanwezigen van de seksfuiven, aldus een bron. Totaal onder invloed van drugs, deed de jongeman tijdens de taxirit een aantal onthullingen over wat hem eerder die avond was overkomen. Angelou werd op 24 april 1984 vermoord teruggevonden in Bergen. De laatste rit was begonnen in Brussel.

En dan is er de zelfmoord van Paul Latinus op 24 april 1984, een zaak die nooit aan het dossier van de Bende van Nijvel werd gekoppeld, maar die er bij bestudering van enkele getuigenissen toch verband mee kan houden, langs het dossier van de roze balletten om. Paul Latinus werd opgehangen vonden in zijn woning in Ottignies. Latinus raakte bij de het brede publiek bekend als de zogenaamde maarschalk van Westland New Post (WNP), een anti-communistische occulte organisatie. WNP was een schakel in een veel groter, grensoverschijdend netwerk van dergelijke para-militaire organisaties.

De zelfmoord van Latinus had een verdacht karakter, zodat een gerechterlijk onderzoek werd geopend. Officieel had Latinus dus de hand aan zichzelf gelegd. Talrijk waren nochtans de getuigenissen dat Latinus zeker niet van het zelfmoordtype was en dat in dat verband nooit enig signaal was opgevangen. Belangrijker waren echter de sporen van wurging.

Tegenover de Nijvelse onderzoeksrechter Jean-Marie Schlicker deed Marcel Barbier, een metgezel van Latinus, haarfijn uit de doeken hoe Latinus was ‘gezelfmoord’. Hij legde daarbij de techniek uit die hem was aangeleerd en die hij herkende aan de sporen op de hals van Latinus. Eerst was Latinus met een snoer om het leven gebracht, waarna een zelfophanging was geënsceneerd. Er was een bijkomend element: het snoer waaraan Latinus zich had opgehangen, had nooit zijn lichaamsgewicht kunnen torsen.

Kortom, de stelling van zelfdoding was hoogst onwaarschijnlijk. Dat Latinus werd vermoord stond voor nagenoeg iedereen vast, behalve voor procureur des konings Jean Deprêtre. Deprêtre besliste overigens na acht jaar onderzoek het dossier zonder gevolg te klasseren.

Het onderzoeksdossier-Latinus werd nooit gekoppeld aan dat van de Bende van Nijvel. Toch wijst alles erop dat Latinus een van de mogelijke sleutels is om het enigma van de Bende te doorgronden.

Uit getuigenissen blijkt dat Latinus over een indrukwekkend aantal dossiers beschikte die hij eventueel kon bovenhalen om mensen te chanteren of te compromitteren. Een greep uit de vele verklaringen die bij de politie zijn afgelegd door de moeder van Latinus, door gewezen WNP-metgezellen maar ook door een viertal leden van de Belgische Staatveiligheid (voor wie Latinus een tijdlang als informant had gewerkt) leert dat Latinus dossiers bezat over internationale wapen- en drugstrafieken, over afrekeningen in het Libanese milieu in Brussel, over de rol van de Israëlische en Amerikaanse geheime diensten Mossad en CIA in ons land, over geheime commissielonen afgeleid bij Distrigas, enzovoort.

Uit de vele verklaringen die aan Schlicker werden afgelegd, blijkt dat een van de belangrijkste dossiers die Latinus in handen had precies dat van de roze balletten was. Verscheidene vrienden van Latinus, ex-WNP-collega’s maar ook leden van de staatsveiligheid, zijn het in hun verklaringen aan Schlicker daarover roerend eens: Latinus beschouwde het halve centimeter dikke dossier dan hij over de seksfuiven in bezit had, zowat als zijn koninginnenstuk.

Met het dossier had hij vat op commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid, zelf een deelnemer aan de seksfuiven. Voor Latinus was het dossier Pinon echter duidelijk nog veel meer dan een middel om de prang op Smets te zetten. Commissaris Joseph Kausse van de Staatsveiligheid verklaarde in juni 1985 tegenover de onderzoeksrechter: ‘Paul Latinus heeft mij over het dossier Pinon gesproken. Hij beweerde te beschikken over verschrikkelijke informatie. Hij preciseerde zelfs dat hij een tweede koningskwestie kon uitlokken’. Kausse voegt er wel aan toe dat hij het dossier nooit heeft kunnen inkijken en dat hij de informatie overigens niet ernstig nam.

Francine Lanoy, de moeder van Latinus, legde een direct verband tussen de moord op haar zoon en het dossier over de roze balletten. In mei 1984 vertelde ze tegenover de BOB van Waver: ‘Wat betreft bedreigingen aan zijn adres, herinner ik mij dat mijn zoon mij herhaaldelijk heeft gesproken over voorzorgsmaatregelen die hij had moeten nemen, maar hij voegde daar soms aan toe dat ‘als ze zijn vel wilden hebben, ze hem zouden pakken waar en wanneer ze maar wilden’. Zelf heb ik een enkele dreigtelefoon gekregen. Eén zin is toen uitgesproken: ‘Mevrouw Latinus, zeg aan uw zoon dat wanneer hij zich nog langer bezighoudt met mensen die hij niet mag, dat hij nog een week heeft te leven. Kent u de zaak-Pinon? (op mijn ontkenning, werd mij gezegd:) Als uw zoon zich nog langer bezighoudt met de zaak-Pinon, dan heeft hij nog een week te leven’.

Bron » De Tijd