Pierre-Paul de Rycke pleegt zelfmoord

Pierre-Paul de Rycke, Pépé voor de vrienden, heeft in zijn appartement in Zellik zelfmoord gepleegd. Pierre-Paul de Rycke was de uitbater van de beruchte club, Jonathan, waar de al even beruchte sexfuiven in confituur werden gehouden. Verschillende verdachten in het Bende-onderzoek ontmoeten elkaar in de Jonathan, oa. Dossogne, Bultot, Godfroid – commissaris bij de GP – Lekeu, Darville – wapenfreak rond de Bende van Haemers – …

Hij maakte stiekem video opnamen van de sexfuiven, zo kon hij magistraten, politiemensen en rijkswachters chanteren en zo elk gerechtelijk onderzoek saboteren. Hij was zeer goed bevriend met Jean Bultot.

Na zijn laatste bezoek aan Bultot in Mozambique had de Rycke een Afrikaanse meegenomen als vriendin. Zij liet hem zitten en volgens de afscheidsbrief die de Rycke had geschreven is dit de reden van de zelfmoord. Maar het parket van Brussel gelast een onderzoek naar de ware doodsoorzaak.

Dit kwam mede door de verklaring van Nihoul, die hem als laatste levend zag. Volgens Nihoul stond hij helemaal niet op het punt om zelfmoord te plegen en ging hij een groot contract tekenen. Pierre-Paul de Rycke was ook actief in de politiek, meer bepaald bij de PFN, het politieke verlengstuk van het Front de la Jeunesse.

Bron » De Morgen

Deskundigen demystificeren debat rond Bende van Nijvel

De rapporten van de deskundigen van de parlementaire onderzoekscommissie-bis over de Bende van Nijvel zwakken bepaalde grieven af, die soms al sinds een decennium over het onderzoek geuit worden. Verscheidene controversiële onderzoeksassen, zoals de betrokkenheid van extreem-rechts en de Roze Balletten mogen van de rapporten terzijde worden geschoven. De experts hopen dat ze aldus het maatschappelijk debat over de Bende van Nijvel gedemystificeerd hebben en dat ze bijdragen tot de rationalisering van het debat.

In tegenstelling tot de geruchten die sinds midden de jaren 1980 blijven circuleren, besluiten de professoren Cyriel Fijnaut en Raf Verstraeten van de Katholieke Universiteit van Leuven dat de mogelijke betrokkenheid van extreem-rechts bij de Bende van Nijvel niet genegeerd werd door de speurders. Volgens de professoren wijst echter geen enkel element erop dat extreem-rechts door middel van een gestructureerde organisatie bij de moorden betrokken was. Andere deuren die door de deskundigen gesloten worden, zijn die van de Roze Balletten, en die van de handel en wandel van bepaalde slachtoffers.

De rapporten, waarvan de pers dinsdagmiddag een samenvatting kreeg, stellen wel vast dat er een controverse blijft bestaan over de rol die voormalige rijkswachters gespeeld zouden hebben en over de mogelijke band tussen de Bende van Nijvel en de moord op FN-ingenieur Juan Mendez. In het dossier over die moord staan de namen van ex-BOB’ers Madani Bouhouche en Robert Beijer.

De Delta-cel en de onderzoekers van Charleroi hebben vanaf 1988 alle aspecten van het extreem-rechts spoor onderzocht. Maar niets concreets wijst erop dat een organisatie als het Front de la Jeunesse of Westland New Post bij de bloedbaden betrokken was. Maar de schaduw van extreem-rechts verdwijnt niet helemaal, aangezien het onderzoek vraagtekens laat over de schietclubs en de activiteiten van bepaalde rijkswachters.

De experts van de KUL besluiten ook dat de stelling die substituut Godbille van het parket van Brussel voor de onderzoekscommissie naar voren schoof, momenteel geen enkele grond heeft. Godbille voerde aan dat de misdaden van de Bende van Nijvel een bloedige uiting van een georganiseerd banditisme zijn, waarvan extreem-rechts een belangrijk onderdeel vormt.

Ballet

Er is nooit aangetoond dat er een band bestaat tussen de Bende van Nijvel en de zogenaamde Roze Balletten, aldus Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten. De onderzoekscommissie ging onder meer na of sommige slachtoffers van de Bende van Nijvel aan dergelijke seksfeestjes hadden deelgenomen of in het bezit waren van video-opnames die bezwarend voor hoogwaardigheidsbekleders waren.

Wel stellen de professoren anomalieën vast in de onderzoeken naar de callgirlnetwerken onder de noemer ‘Montaricourt-Israel-Eurosystem-Hospitalier’. Mogelijke bescherming kan hier niet worden uitgesloten.

Volgens de experts hebben de analyses aangetoond dat het verleden en de persoonlijkheid van de meest controversiële slachtoffers diepgaand onderzocht werden, vooral in Charleroi. ‘Niets wijst erop dat er een verdachte band tussen de slachtoffers en hun moordenaars bestaat’, besluiten ze.
De bewering dat sommige slachtoffers geliquideerd werden om een en ander te camoufleren, is volgens de KUL-experts volkomen uit de lucht gegrepen.

Bron » De Tijd

Majoor Vernaillen weet niets van roze balletten

Gewezen rijkswachtkolonel Herman Vernaillen heeft vrijdag voor de tweede parlementaire Bende-commissie, een aantal argumenten ontwikkeld om te ontkrachten dat hij ooit belastende bewijsstukken zou hebben vernietigd betreffende de ‘klantenkring’ van bordeelhoudster Fortunato Israël.

Eén en ander werd hem tijdens een eerdere hoorzitting in de schoenen geschoven door zijn gewezen collega Marchoul, oud-commandant van het rijkswachtdistrict Brussel.’Marchoul verwart met een andere, eveneens onfrisse zaak’, zo stelde de majoor. Die stak voorts niet weg dat hij indertijd op gespannen voet leefde met de generale staf die, aldus Vernaillen, ‘weinig doortastend heeft opgetreden tegen de extreem-rechtse infiltratie in de rijkswacht’.

Enkele weken terug getuigde Pol Marchoul voor de Bende-commissie dat Vernaillen in april ’79, zowat een maand na een huiszoeking bij Fortunato Israël, in zijn aanwezigheid aan de generale staf telefonisch had gemeld dat hij enkele pagina’s met belastende telefoonnummers had verwijderd uit een adresboekje van de bordeelhoudster. Het verhaal wil dat in dit boekje ook de naam prijkte van de gewezen bevelhebber generaal Beaurir. En voorts dat Vernaillen met zijn ‘geste’ in de gunst wou komen van zijn grote chef.

Vernaillen reageerde vrijdag met ingehouden woede op deze beschuldigingen. ‘Ridicuul’, zo noemde hij ze. ‘Ik twijfel niet aan Marchouls goede trouw, maar die vergist zich. Ik werd pas een maand na de huiszoeking benoemd tot Brussels districtscommandant en ik kan me niet inbeelden dat de ‘belastende informatie’ waarvan sprake, toen nog rondslingerde op het district.’

Geen manipulatie

Zijn tweede, sterke argument luidde dat hij zich nooit door zijn hiërarchie had laten manipuleren. Reden waarom hij met sommige chefs geen al te goede relatie had. ‘Waarom zou ik in het dossier van de roze balletten – waar ik overigens nooit in gespeurd heb – gedaan hebben wat ik in andere dossiers stelselmatig heb geweigerd’, zo betoogde de getuige.

‘Iedereen weet dat ik bijvoorbeeld in het dossier-François steeds het been heb stijf gehouden’ (een spectaculair geflopte undercoveroperatie eind de jaren zeventig waarbij een aantal rijkswachters van het Nationaal Drugs Bureau (BND) ver over de schreef gingen). ‘Ondanks aandringen van de generale staf heb ik in dit onderzoek nooit gas teruggenomen.’

Vernaillen kon vrijdag nog meer over dergelijke onfrisse praktijken kwijt. Zo wees hij er op dat de generale staf in ’86 aan procureur-generaal Van Honste flagrant onjuist had gerapporteerd dat in het onderzoek naar de wapendiefstal bij Diane (nieuwjaar ’82) grondig was gespeurd naar eventuele betrokkenheid van al dan niet extreem-rechtse rijkswachters en/of leden van het BND. ‘Kolonel Lhost heeft deze extreem-rechtse mogelijkheid bewust verzuimd’, zo stelde Vernaillen. ‘Voorts beweerde de generale staf dat ikzelf de link met het BND had onderzocht. Dat was pertinent onwaar.’

Zijn uitleg waarom Marchoul zich wellicht had vergist, deed de oren spitsen van menig commissaris. Voorjaar ’82 had de generale staf hem, in het vooruitzicht van een werkbezoek van de commissie-Wijninckx opdracht gegeven een reeks documentatiefiches met persoonlijke gegevens van politici en dergelijke, tijdelijk uit de gegevensbank van de Brusselse BOB te laten verdwijnen. ‘Ik heb dit tegen mijn zin gedaan, want bij de rijkswacht was een bevel een bevel, zoniet wachtte er krijgsraad’, zo betoogde Vernaillen.

‘De generale staf maande me indertijd ook aan, het wat kalmer aan te doen met mijn controles in de rosse buurt aan het Noordstation’.

Bron » De Tijd

Privé-detective Louvigny weerlegt elke relatie met Bouhouche en Beijer

‘Ik weet dat het moeilijk is om zichzelf een certificaat van eerbaarheid te geven’, zegt privé-detective Bob Louvigny. ‘Maar ik kan u toch zeggen dat ik in de 23 jaar dat ik bezig ben nooit het voorwerp heb uitgemaakt van een strafrechtelijk proces-verbaal, enkele verkeersinbreuken niet te na gesproken.’ Louvigny vindt het dan ook van een totale onwaarschijnlijkheid dat bepaalde bronnen van deze krant hem in verband brengen met de veroordeelde ex-rijkswachters Madani Bouhouche en Bob Beijer. Bob Louvigny is sinds halfweg de jaren 70 actief als privé-detective. Zijn firma BDRI levert naast speurwerk ook beschermingsdiensten voor VIP’s. Louvigny wordt nog altijd vaak geassocieerd met de affaire-Pinon – gemeenzaam de Roze Balletten genoemd – omdat hij eind jaren 70 in opdracht van André Pinon diens vrouw Josiane Jeuniau schaduwde en haar aanwezigheid vaststelde op fuiven waar mensen nogal vlot uit de kleren gingen.

‘Het is wat triest om zich na al die jaren nog altijd op die ene schaduwopdracht vastgepind te zien. Intussen is mijn bedrijf BDRI uitgegroeid tot een bedrijf dat onder andere vijf grote banken onder zijn klanten heeft en dat bijvoorbeeld al een heel aantal frauduleuze faillissementen heeft kunnen aan het licht brengen.’

Echt ontstemd is Louvigny pas als hij in verband wordt gebracht met Madani Bouhouche en Bob Beijer, twee ex-rijkswachters die in de gevangenis zitten wegens criminele praktijken. Over het tweetal bestaan vermoedens dat ze wel eens meer zouden kunnen afweten van de Bende van Nijvel.

Bouhouche en Beijer werkten in de jaren 80 als privé-detectives, en zoals wij in de krant van 22 maart schreven zouden ze volgens een van onze bronnen in onderaanneming hebben gewerkt voor Bob Louvigny. ‘Bouhouche noch Beijer hebben ooit in onderaanneming gewerkt voor mijzelf en al evenmin voor de firma BDRI’, zegt Louvigny uiterst formeel. ‘Wie dit zegt, kan dit alleen maar doen met de bedoeling mij schade toe te brengen. En het is overigens ook volkomen onjuist dat ik ooit opdrachten voor de rekening van de rijkswacht heb uitgevoerd. Trouwens, ook voor geen enkele andere officiële dienst heb ik ooit opdrachten gedaan.’

Bob Louvigny werd ook in het verleden al enkele keren in een negatief daglicht gesteld. In L’Enquête, de Franse vertaling van het boek ‘De Bende & Co’ van Hugo Gijsels, stond dat hij jaren geleden zonder de noodzakelijke ministeriële toestemming en ondanks een negatief advies van de Staatsveiligheid een bewakingsfirma oprichtte. Volgens Gijsels had die bewakingsfirma veel weg van een privé-militie. Nog volgens het boek zou Bob Louvigny in 1985 op de begrafenis aanwezig zijn geweest van Léon Finné, de ex-bankier die door de Bende in Overijse werd neergeschoten.

Volgens Louvigny ging het in beide gevallen om manifeste onwaarheden. Hij spande een proces in tegen de verantwoordelijke uitgever van het boek. De rechtbank oordeelde dat Louvigny het recht aan zijn kant had en dat de bewuste paragrafen uit het boek moesten worden verwijderd.

Bob Louvigny stelt vast dat er de voorbije jaren vaak zuivere speculatie is ontstaan over de ware toedracht rond de Bende van Nijvel. ‘Ik heb echter het gevoel dat het gerecht in de richting van een oplossing aan het gaan is’, zo is hij van mening. Volgens hem weet het gerecht behoorlijk goed in welke richting er moet worden gezocht. ‘Het is zoals een van de onderzoeksrechters het zo kernachtig uitdrukt: ik sta voor een deur en het is Bouhouche die er de sleutels van heeft.’

Bron » De Tijd

Bende-commissie beveelt inbeslagname dossiers

De parlementaire commissie die het onderzoek naar de Bende van Nijvel uitkamt, gaf afgelopen vrijdag het Brusselse gerecht de opdracht ’twee dossiers’ in beslag te nemen. De commissie nam deze beslissing om er een aantal verklaringen van de speurders Jean-Paul Peelos en Alain Etienne mee te kunnen documenteren. Door de verklaringen die beide politiemannen achter gesloten deuren aflegden, rijzen er onder andere sterke vermoedens dat er manipulaties gebeurden in het onderzoek naar het smeergeld dat eind de jaren 80 bij de aankoop van de Agusta-helikopters van het Belgische leger werd betaald.

Jean-Paul Peelos en Alain Etienne werden afgelopen vrijdag door de Bende-commissie gehoord over het onderzoek dat ze in 1989 en 1990 naar de Roze Balletten voerden. De commissie is in dit onderzoek geïnteresseerd omdat er mogelijk een verband bestaat tussen deze seksfuiven en de moorden en aanslagen die aan de Bende van Nijvel worden toegeschreven. Peelos vertelde de commissie dat er eventueel nog andere verbanden te leggen vallen. ‘In 1990 al stootte ik in het kader van mijn zedenonderzoek op het bestaan van smeergeld in verband met Agusta.’

Peelos en Etienne wilden hierover alleen verder praten achter gesloten deuren. Door een lek van een van de commissieleden tijdens het weekend, stond maandag in de krant De Standaard een aantal van de besproken zaken te lezen. Kern van het verhaal is dat de Bende-commissie een aantal documenten in beslag wil laten nemen die een duidelijk licht moeten werpen op de zaken die Peelos en Etienne ten gehore brachten. Enkele commissieleden reageerden gisteren nogal ontstemd omdat ze vonden dat het lek de inbeslagname van de beoogde documenten zou kunnen bemoeilijken.

Volgens de bron van De Standaard vertelde Peelos achter gesloten deuren dat de Italiaanse zakenman Carlo de Benedetti in het Brusselse Hilton-hotel een som geld, afgehaald bij de Indosuez Bank, overhandigde aan een ‘voormalig Waals kamerlid’. Peelos had dit verhaal gehoord van een man die in voorlopige hechtenis zat voor een drugsaffaire. Peelos legde de informatie in maart 1990 vast in een proces-verbaal, maar de toenmalige Brusselse onderzoeksrechter Vlogaert ving met de gegevens niets aan. Volgens Peelos zou de cel-Cools in Luik pas enkele jaren later van het bestaan van dit document op de hoogte geraken.

Peelos heeft de indruk dat hij met de gegevens uit het proces-verbaal te dicht in de buurt was gekomen van een aantal hooggeplaatste personen. Toeval of niet, Peelos werd kort na het opstellen van dat PV op grond van vrij duistere gronden voor een periode van 17 maanden geschorst.

De man die de informatie over het Agusta-smeergeld verstrekte, was opgepakt in het kader van Peelos’ onderzoek naar seksfuiven, al of niet in aanwezigheid van minderjarigen. De man in kwestie was een schakel in een netwerk van amfetamineleveranciers voor de feestjes. Hij beweerde dat een deel van de grondstoffen om de amfetamines aan te maken, afkomstig was van drugs die door het Brusselse parket in beslag genomen waren. Peelos moest inderdaad vaststellen dat 600 gram cocaïne ontbrak uit een partij die in beslag was genomen en die zich op de Brusselse griffie bevond.

Peelos vernam van de praatgrage arrestant ook dat Guy Jadot, die in dezelfde zaak samen met hem was gearresteerd, in feite een tipgever van de Luikse gerechtelijke politie was. Jadot kwam overigens veel sneller vrij dan de tipgever van Peelos. Peelos zou ook over aanwijzingen beschikken dat Jadot er een erg nauwe relatie op nahield met wijlen Jean Gol.

Naast de documenten waarin over het Agusta-dossier wordt gewag gemaakt, is de Bende-commissie ook geïnteresseerd in het dossier aangaande een intern onderzoek naar het optreden van Georges Marnette, commissaris bij de gerechtelijke politie, in een moordzaak die van 1986 dateert. Normaal gezien had dit intern onderzoek moeten toekomen aan Jean-Paul Peelos aangezien hij tot maart 1990 tuchtofficier was bij de gerechtelijke politie van Brussel. Het was echter Benoît Octaaf, de persoonlijke secretaris van de toenmalige hoofdcommissaris Frans Reyniers die de opdracht moest uitvoeren.

Bron » De Tijd