Het nieuwe boek van Hilde Geens, Het complot van de stilte, doet recht aan gewezen rijkswachtkolonel Herman Vernaillen en eerste wachtmeester François Raes en bevestigt dat de zaak-François de moeder van alle disfuncties is. Het geeft een goed beeld van wat er in de onderzoeken naar gewezen rijkswachtcommandant Léon François en de moorden van de Bende van Nijvel verkeerd liep. Het complot van de stilte in beide dossiers is nooit gestopt.
De zaak-François gaat over de manier waarop in de jaren van lood, ook in België, op aangeven en in samenwerking met de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA) de strijd tegen de wereldwijde drugshandel werd aangepakt. De DEA was een geheime dienst die door undercoverpraktijken met informanten en infiltratie in het crimineel milieu wou doordringen tot de organisatoren van de drugshandel. Daarvoor hadden zij de hulp nodig van de Belgische politie en justitie.
De toenmalige justitieminister Alfons Vranckx richtte het Bureau voor Criminele Informatie voor op. De rijkswacht deed hetzelfde met de oprichting van het Nationaal Bureau voor Drugs waarvan commandant Léon François de chef was. Door de infiltratie in het milieu liep het volkomen mis. De Belgische undercoveragenten van beide diensten raakten volkomen betrokken in de drugshandel en andere misdrijven en werden zelf criminelen.
De toenmalige rijkswachtmajoor Herman Vernaillen beet zich vast in het onderzoek maar kreeg zowel in het eigen korps als daarbuiten meer dan tegenwerking. Hij werd in zijn woonst door de verlopen rijkswachters Robert Beijer en Madani Bouhouche beschoten waarbij hijzelf verwond werd en zijn echtgenote blijvende invaliditeit opliep. Eerste wachtmeester François Raes werkte met dezelfde verbetenheid maar werd er door de hiërarchie op de meest brutale wijze voor gepest en gestraft.
Hilde Geens heeft het allemaal doorzocht en op een rijtje gezet. Haar gedegen onderzoeksjournalistiek leidt tot het besluit dat de zaak-François de aanloop was tot de feiten gepleegd door de Bende van Nijvel en dat de betrokkenheid van diverse rijkswachters in beide dossiers niet ontkend kan worden.
Manipulaties bij onderzoek
Terecht draagt het boek de titel Het complot van de stilte. Twee parlementaire onderzoeken en het nog steeds lopende gerechtelijke onderzoek naar beide dossiers zijn er niet in geslaagd de waarheid boven te spitten. Dat komt omdat zowel bij de rijkswacht als de gerechtelijke politie maar ook in de magistratuur het stilzwijgen werd bewaard over heel wat feiten en pistes en er van alle kanten werd gemanipuleerd om de onderzoeken de verkeerde weg op te sturen. Het hele verhaal kan herleid worden tot enkele vaststaande elementen. Er is vooreerst het feit dat met de wereldwijde drugshandel ontzettend veel geld werd en wordt verdiend en dat het aangewend wordt niet enkel voor persoonlijk gewin maar ook voor politieke doeleinden.
Daarin zit de meest plausibele piste dat extreemrechts erbij betrokken was en het paste in de toenmalige extreem liberale en anticommunistische opvatting zoals die vanuit Amerika aan Europa werd opgedrongen. Het geheel toont hoe het misloopt wanneer de rechtsstaat wordt miskend, parallelle organisaties van of naast de gerechtelijke diensten en de reguliere politiediensten op afgeschermde wijze en met gebruik van bijzondere methoden hun gang mogen gaan.
Het is de vraag of het na de feiten en de onderzoeken anders is geworden. Meerdere elementen kunnen die vraag beantwoorden. De mislukking van het Nationaal Bureau voor Drugs heeft de rijkswacht niet verhinderd gewoon verder te gaan met dezelfde praktijken. Er werd een nieuwe geheime en parallelle dienst opgericht, de Gerechtelijke Informatie Dienst. Een gerechtelijk onderzoek in het witwasdossier rond de Antwerp Tower legde alle disfuncties bloot: opvoering fictieve rijkswachters, achterhouden van informatie, ontwijking van bestaande onderzoeken en vervalsing van processen-verbaal.
Ook de wereldwijde strijd tegen de drugshandel werd opnieuw aangewend om ontoelaatbare operaties mogelijk te maken. Door de operatie-Rebel werden alle in ons land verblijvende Turken gescreend, zogezegd om de kopstukken van de drugshandel te kunnen vatten. Uit het onderzoek van een geheim samenwerkingsakkoord tussen de Turkse politie en de toenmalige rijkswachtgeneraal Willy De Ridder bleek wat het werkelijk opzet was.
Verdwenen in kelders
De politiechef met wie samengewerkt werd, bleek ook de baas van de drugsorganisatie van de Grijze Wolven te zijn. Daarover werd een Turks parlementair onderzoek gevoerd dat aantoonde dat die organisatie ook verantwoordelijk was voor aanslagen, ontvoeringen en terreur. In het verslag daarover is te lezen dat de werking van het parlementair onderzoek werd belet. Anderzijds voerde de rijkswacht gedurende jaren opeenvolgende operaties uit tegen de in ons land verblijvende leden van de linkse Koerdische organisatie PKK. Geen enkele van die grote operaties leidde voor de rechtbank tot veroordeling wegens het beweerde terrorisme.
Zoals dat ook in de zaak-François en het onderzoek naar de Bende gebeurde, werden ook rond Antwerp Tower en in de Turkse dossiers maatregelen genomen om de stilte te bewaren. Hoewel alle misdrijven werden bewezen, verdween het dossier rond Antwerp Tower in de kelders van het justitiepaleis. Rapportering in de Turkse dossiers door het Vast Comité P werd vermeden door het verslag uit te stellen tot een nieuwe voorzitter en een nieuwe chef-enquêtes konden worden benoemd.
Het parlementair onderzoek naar Marc Dutroux had de waarheid kunnen bovenhalen. Want ook daarin ging het om de geheime en voor de magistratuur afgeschermde rijkswachtoperaties Décimes en Othello. En alweer werden dezelfde technieken toegepast om de stilte te bewaren. Door twee leden van het Vast comité P werd een zelfs binnen dat comité afgeschermd onderzoek gevoerd. In dat onderzoek bekenden de rijkswachters dat zij de operatie-Othello niet ter kennis hadden gebracht van de onderzoeksrechter “omdat het niet de gewoonte was”.
In het verslag aan het parlement werden deze bekentenissen verzwegen en werd de rijkswacht volkomen witgewassen. De onderzoekscommissie bevestigde dat de operaties geheime en parallelle acties van de rijkswacht waren en de onderzoeksrechter er buiten gehouden werd. De onderzoekscommissie ontdekte ook waarom dat gebeurde. Het was de strategie en de onderzoekspiste van de rijkswacht dat er achter Dutroux een netwerk bestond.
Kinderen als lokaas
De staf wou dit netwerk oprollen en hield daarom tijdens de opsluiting van Dutroux zijn huizen onder bewaking. Aan de vrouw van Dutroux, Michèle Martin, werd verboden het huis te betreden. Uit meerdere en samenlopende elementen uit het onderzoek bleek dat de kinderen in het huis opgesloten zaten terwijl de rijkswacht het huis onder observatie hield. Werden de kinderen als lokaas misbruikt om het beweerde netwerk te kunnen oprollen?
De parlementaire onderzoekscommissie gaf volgend antwoord: “Mochten de meisjes toen nog in leven zijn geweest, dan is het verdere verloop van de gebeurtenissen echt tragisch te noemen. De huissleutels werden immers pas op 6 januari 1996 teruggegeven aan de echtgenote van Dutroux, na herhaalde verzoeken van Dutroux en zijn advocaten aan de onderzoeksrechter, met de bede Michèle Martin in het huis te laten wonen. Als de kinderen in het huis aanwezig waren, betekent dit dat ze het één maand lang zonder verzorging en zonder voeding hebben moeten stellen.” Hoewel de commissie het “echt tragisch” noemde, werd geen verder onderzoek verricht. De commissie sloot haar werkzaamheden zonder sluitend antwoord.
Zoals dat in de zaak-François en de Bende het geval was, komt ook hier de vraag naar voor door welke “duistere macht”, zoals het eerste Bendeverslag het noemde, de stilte kon worden bewaard. Duister is die macht evenwel niet. Door de demilitarisering van de rijkswacht kwam dat korps onder het versterkt gezag van Binnenlandse Zaken te staan. Van daaruit werd gewerkt om de rijkswacht tot het sterkste korps te maken dat andere politiediensten als de zeevaart en de luchtvaartpolitie opslorpte.
Toen de commissie-Franchimont, die de knelpunten in het gerechtelijke optreden moest wegwerken, de versterking van de opdrachten van de procureur en de onderzoeksrechter bekwam, werd door Binnenlandse Zaken een tegenzet gedaan. In de wet op het politieambt werd de politieoperatie verzelfstandigd en enkel onder het bevel van de politiemeerdere geplaatst. Op een studiedag stelde rijkswachtgeneraal De Ridder openlijk waar het om ging. “De procureur is niet bij machte om de leiding van de opsporing op zich te nemen: hij is daar niet geschikt voor. Hij kan alleen maar toezicht uitoefenen op de volledigheid en de degelijkheid van de opsporingen.” In deze duidelijke miskenning van de grondwettelijke opdrachten van de magistratuur en het voorstel tot radicale ingrepen handelde de korpsoverste niet enkel uit eigen overtuiging maar tevens onder de verantwoordelijkheid van zijn voogdijminister.
Geest van Vande Lanotte
De verantwoordelijkheid voor die radicale maatregelen van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Johan Vande Lanotte (Vooruit), kan niet worden ontzien. Het is onder en door zijn beleid dat de rijkswacht verder kon gaan met het uitvoeren van geheime en parallelle operaties die tot de grootste disfuncties hebben geleid. Waarom hij het deed, heeft Vande Lanotte intussen bekend. Zijn boek draagt de toepasselijke titel “Machtspoliticus pur sang”.
Nadat de Keizer van Oostende zijn politieke macht verloren had, werd hij advocaat in het kantoor dat de belangen van de slachtoffers van de Bende vertegenwoordigt. Omdat dat kantoor inzage had in een groot deel van het dossier en het de evolutie van het nog steeds lopende onderzoek op de voet volgt, lijkt de aanwezigheid van Vande Lanotte veel op een bewaker van de stilte. Om zijn verantwoordelijkheid voor de ontsporingen van de rijkswacht in de Turkse operaties te keren heeft Vande Lanotte nu zelfs een tribunaal opgericht dat de schending van de mensenrechten door Turkije aanklaagt. Ook in de huidige werking van de parketten is de geest van Vande Lanotte niet weg te denken. Het is op zijn initiatief dat de justitieminister het monopolie van het strafrechtelijke beleid verkreeg waardoor alleen hij beslist over de richtlijnen die door de parketten verplicht moeten worden opgevolgd.
Of het een complot moet genoemd worden, is bijzaak. De hoge parketmagistratuur was niet in staat de eigen onafhankelijkheid veilig te stellen. Uit een ander parlementair onderzoek, dat naar Kazachgate, bleek dat twee procureurs-generaal gewillig meewerkten om een van megafraude betichte oligarch uit de wind te zetten. Ook daarover werd in de verslaggeving de stilte bewaard. Mag het gezegd dat deze stilte oorverdovend is geworden? Is ons land dan nog een rechtsstaat of is het zoals de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie beweerde een “schurkenstaat” geworden? Wanneer wordt de stilte opgeheven?
Bron » Apache | Walter De Smedt
Walter De Smedt is gewezen raadslid van Comité I en Comité P. Hij bracht in juni 2020 het boek ‘Het land van de onbestrafte misdaden. Waarom faalt justitie?’ uit bij uitgeverij Kritak.