De zaak-Dutroux maakte de rechter sterker

Op 13 augustus 1996, vandaag 25 jaar geleden, is Marc Dutroux gearresteerd. De zaak-Dutroux markeerde het einde van een tijdvak en woog op wat in de plaats gekomen is. Luc Huyse maakt de balans.

Klachten over de werking van het recht en de rechtbanken zijn van alle tijden. Maar de intensiteit waarmee ze komen varieert in een ritme dat aan ebbe en vloed doet denken. Van de vroege jaren 70 tot de late jaren 90 was het ononderbroken hoog water. En altijd keken de politici de andere kant op. Wie de regeringsverklaringen van die periode leest, zal tevergeefs zoeken naar enige aandacht.

De politieke agenda heeft zowat alles wat met justitie te maken had gewoon genegeerd. Ook budgettair was het een ramp. Jaar na jaar kromp het aandeel van het departement in de begroting. Het absolute dieptepunt kwam in het midden van de jaren 80. Van elke 1.000 Belgische frank overheidsgeld gingen er 10 naar justitie en daarvan de helft naar de rechtspleging. Dat was geen verwaarlozing meer, maar plompe vernedering van de derde macht.

Minachting sprak ook uit de bemoeizucht van de politieke partijen bij de benoeming en promotie van rechters. Vanaf de jaren 70 was dat niet langer het werk van individueel dienstbetoon, maar van gulzige partijapparaten. Macht was zo zeer ongelijk verdeeld. Daar zorgde de opgedrongen vermageringskuur al voor. En de klemgreep op de loopbaan van magistraten verlengde tot ver in de toekomst de controle op de beroepsgroep. Neen, rechters zijn toen nooit wereldvreemd genoemd.

De top van de magistratuur heeft zich jarenlang bij deze scheve machtsverhoudingen neergelegd. Dat was het gevolg van een eigenzinnige interpretatie van de scheiding der machten. Het was al vroeg te zien in de reacties op Het beleid van de rechter, een boek uit 1973 van Walter Van Gerven, de Leuvense rechtsgeleerde en latere advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie. De rechter, schreef hij, kiest ‘tussen verschillende, juridisch-technisch even goed verdedigbare oplossingen’ en hij neemt die beslissing op ‘grond van economische, sociologische, filosofische opties, hoe onvolmaakt hij zich daar ook van bewust is’.

In sommige gevallen, vond Van Gerven, kan het zelfs aangewezen zijn dat een rechter uitdrukkelijk de grenzen van de rechtsregel verlegt: ‘Dat betekent in feite dat de rechter, naar mijn smaak, een beleid mag voeren door een waarde, die mogelijk een minderheidswaarde is, boven een andere waarde te verkiezen.’ Rechterlijk activisme avant-la-lettre? Ik was erbij toen Van Gerven zijn visie presenteerde aan een gezelschap van hoge magistraten. Daar bleek hoezeer zij zijn argumentatie als onbespreekbaar beschouwden. Zij ging in hun ogen brutaal in tegen wat nog enkele decennia als een onwrikbaar dogma zou gelden: de rechtsregel is eenvormig en hard en daarom staat een rechter altijd boven het gewoel en zwijgt.

Spaghetti-arrest

Op de arrestatie van Marc Dutroux volgden twee maanden van traumatische gebeurtenissen. De toenmalige regering-Dehaene (1995-1999) probeerde de politieke agenda om te gooien, maar miste kracht, tempo en tijd. Het is de ontsnapping van Dutroux op 23 april 1998 die de politieke klasse uiteindelijk in overdrive zou zetten. De gevolgen daarvan zouden de machtsdeling tussen regering, parlement en magistratuur grondig wijzigen. En alle drie kregen zij te maken met burgers die van het beroep op de rechter een politiek wapen hebben gemaakt.

De zaak-Dutroux maakte de rechterlijke macht sterker. Haar feitelijke degradatie door de fel beperkte budgetten en het slot op de politieke agenda nam, nu justitie alle aandacht trok, aanzienlijk af. Er was voortaan ook constructief overleg tussen het departement en de magistratuur. En bij de benoeming en promotie van rechters is, na meer dan een eeuw, de bemoeiziekte van de politieke partijen grotendeels aan banden gelegd.

Ook binnen het rechterlijk korps zijn de machtsverhoudingen gewijzigd. Persrechters, door de regering-Dehaene ingevoerd, hebben de zwijgcultuur doorbroken. Een nieuwe generatie magistraten erkent nu dat, in de geest van Het beleid van de rechter, recht spreken onvermijdelijk een politieke dimensie heeft. Sommigen onder hen volgen Van Gerven zelfs in de stelling dat grondige herinterpretatie van de wet gerechtvaardigd kan zijn. Het Spaghetti-arrest in het Dutroux-onderzoek heeft in die twee ontwikkelingen een rol gespeeld.

Deze uitspraak van het Hof van Cassatie heeft op 14 oktober 1996 onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte, massaal door het publiek gesteund, na een juridische minizonde tot ontslag gedwongen. De manier waarop procureur-generaal Eliane Liekendael van het Hof de beslissing verdedigde, was een achterwaartse stap te ver. ‘Als ik het gevoel moet volgen’, zei ze toen in Het Nieuwsblad, ‘dan laat ik Connerotte voortspeuren. Maar al wie de deur binnenstapt moet zijn gevoel achterwege laten. Dat is eigen aan de rechtsstaat. Mijn enige taak is de rechtsregels toe te passen.’ Zo had ik het al in 1973 gehoord.

Plaatsvervangend wetgever

De hervormingen hebben ook vrij snel de positie van de burgers in de rechtspleging versterkt. Het slachtoffer kreeg een volwaardiger plaats in de gerechtelijke procedure. Aan laagdrempelige loketten in zogeheten justitiehuizen is informatie over rechtbankzaken aangeboden. Wat later is, dankzij goedkope rechtshulp, de gang naar het gerechtsgebouw vergemakkelijkt. Dat alles versnelde een evolutie die al enige jaren aan de gang was. De bevolking had zich al eerder als een derde speler tussen rechters en politici genesteld. Geregeld vroeg zij de magistratuur, via de Raad van State bijvoorbeeld, om in haar naam overheidsbeslissingen aan te vechten. Ook beroep op Europese rechtsinstanties was al ingeburgerd.

De weg naar de rechter als verzet tegen betwist overheidsbeleid is vandaag zo goed als ingeburgerd. Die route laat toe om, zoals in de nu lopende Klimaatzaak, een abstracte en ongrijpbare macht via de rechter om te zetten in een concrete, mobiliseerbare persoon. Het is ook een alternatief voor de maskerade rond onbevattelijke verantwoordelijkheden in de politiek (de open paraplu’s!). Daar hebben de Antwerpse actiegroepen, stRaten-generaal en Ademloos, in het Oosterweeldossier van gebruikgemaakt. Een dreiging met de inzet van de Raad van State was al genoeg om wat klaarheid te scheppen. (De Vlaamse regering poogt momenteel om voor burgers de weg naar rechtsinstanties een stevig stuk smaller te maken. Dat is nodig, zegt ze, om het bestuur krachtdadiger te laten werken. Maar wat de politici aan slagkracht denken te winnen, verliezen ze gegarandeerd aan legitimiteit.)

De politiek komt ook via de politici zelf de gerechtshoven binnen. Meer en meer slagen parlement en regering er niet in om binnen een redelijke termijn wetgevend werk te voltooien. Het gevolg is dat de rechter als het ware uitgenodigd wordt om, via het vellen van vonnissen en arresten, een algemene gedragslijn uit te zetten. Dat is wat in de late jaren 80 is gebeurd rond de wijziging van de abortuswetgeving. Die terugtred promoveert de magistratuur de facto tot plaatsvervangend wetgever. Een tweede vorm van, zij het ongewilde, uitbesteding volgt uit de overvloedige aanvoer van kreupele en onafgewerkte wetten en decreten. Hoe mistiger een rechtsregel, hoe vaker rechterlijke interpretatie mogelijk en nodig is. Dat was het probleem met het Octopusakkoord, de blauwdruk van het grondig gewijzigd politie- en justitielandschap. In nauwelijks vijf weken na de ontsnapping van Dutroux lag het er. Kort nadien is strijd om de juiste lezing ervan begonnen.

Langs meerdere wegen dringt de politiek de rechtspraak binnen. Voor één ervan zorgen burgers. Twee hebben de politici zelf aangelegd. Rechters spreken recht, met onvermijdelijk politieke gevolgen. Zo is, mede beïnvloed door de zaak-Dutroux, rond het beginsel van de scheiding der machten een wel heel complexe toestand ontstaan. Spelregels en afspraken zijn in beweging. Territoriumtwisten verharden. De uitkomst is onzeker.

Bron » De Standaard | Luc Huyse

25 jaar Cel Vermiste Personen: “Daar stonden we dan, samen te blèten”

Toen Julie, Melissa, An en Eefje van de radar verdwenen en ons land op zijn kop stond, kwam er een niet te weigeren missie: in allerijl een Cel Vermiste Personen oprichten. Founding fathers Alain Remue (60) en Guido Van Rillaer (65) stonden een kwarteeuw lang samen langs elke waterloop en doorploegden elk bos. Beiden gezegend met één cruciale eigenschap om vermiste kinderen of demente bejaarden tijdig terug te vinden: fingerspitzengefühl. “88 procent van onze dossiers loopt goed af.”

Twee letters van een nummerplaat: een F en een R. Meer had Guido Van Rillaer niet nodig om seriemoordenaar Marc Dutroux te ontmaskeren. We schrijven 1996 en het land staat al een jaar in rep en roer na een tweedubbele ontvoering. Verontrustende verdwijningen die in het collectieve geheugen zitten, alleen al door hun voornamen.

“Eerst verdwenen Julie en Melissa, niet veel later An en Eefje”, vertelt hij. “We stonden onder grote druk en het onderzoek liep voor geen meter. We hadden aangedrongen op een buurtonderzoek rond het zwemdok van Bertrix, waar iemand een verdachte camionette had gezien.” Collega-speurder Albert Priem had een getuige gesproken die op dat ogenblik in een gracht stond te plassen, hij kon slechts twee letters van de nummerplaat van de Renault-camionette doorgeven. Twee, geen drie, dus eigenlijk konden ze wettelijk weinig doen.

“We hebben geen drie letters dus ze gooien die info hier in de vuilnisbak, maar ik geef het toch maar mee, Guido, zei hij. Gezond boerenverstand leert me dat het alfabet 26 letters telt, dus ging ik aan de slag met het computersysteem en deduceerde na een uurtje speurwerk 77 nummerplaten. Daar stond ene Marc Dutroux tussen, ooit al geschaduwd in een ander onderzoek, Operatie Othello. Het kostte hemel en aarde om de collega’s in Neufchâteau tot enige actie aan te manen, maar we zaten juist.”

Van Rillaer vertelt het zonder een spat gepoch. Hij is, wanneer u dit leest, “met tegenzin” toe aan zijn eerste pensioendag na 43 dienstjaren. Een vintage speurder is hij. Een flik met stropdas die de schijnwerpers mijdt en zijn daden laat spreken.

Gedijen deed de rijkswachter het best in de schaduw van Alain Remue, de voorbije 25 jaar zijn baas en net op zijn best in de schijnwerpers. Altijd vriendelijk voor mensen achter het politielint, kordaat als er aasgieren opduiken. “Ik ben vaak het uithangbord van de hele cinema geweest”, zegt Remue daarover, “maar heb vooral 25 jaar het voorrecht gehad om met topflikken als Guido te werken. Guido was de eerste die Dutroux linkte aan de verdwenen meisjes, dat feit alleen al kan nooit onderschat worden. Alleen al over dat staaltje speurwerk zou je films en documentaires kunnen maken. Hoe vaak heeft hij niet meegeschreven aan scenario’s voor Vermist, Witse of Heterdaad? Nooit ging het over Guido’s verdiensten zelf. Of wie stond er als eerste in de gruwelkelders van de Hongaars-Belgische seriemoordenaar Andras Pandy, denk je? Guido.”

Hoe zijn ze bij jullie terechtgekomen om de Cel Vermiste Personen op te richten?

Van Rillaer: “Ik leidde destijds de sectie zeden en geweld op het Centraal Bureau Opsporingen. Wij deden alles: moord, ontvoeringen, gijzeling, verkrachtingen, noem maar op. Toen, in de zomer van ’95, waren er vier meisjes verdwenen en stond Justitie onder grote druk om een speciale cel op te richten. Ik kreeg telefoon van majoor Danny Decraene. Ik kreeg één uur om te beslissen, hapte toe en nam nog drie goede collega’s mee. De eerste weken van de Cel waren gekkenwerk. Vergelijk het met iemand die een winkel opendoet, nog volop zit te vloeren terwijl de eerste klanten al in de winkel staan. En het ergst van al: we kregen als baas een ‘onderrichter’, een soort strenge onderwijzer van de rijkswachtschool, een zekere Remue. Dat was niet het type op wie rijkswachters als ik zaten te wachten.” (lacht)

Remue: “We hadden elkaar nog nooit gezien of gesproken. Maar het marcheerde meteen. We hadden ook geen tijd om te zeuren en werden onmiddellijk meegesleurd in de zaak-Dutroux, naast lopende zaken als de verdwijningen van Nathalie Geijsbregts en Elisabeth Brichet. Het waren zotte tijden eigenlijk.”

In plaats van lof kwam er in die woelige periode, midden jaren 90, een stortvloed aan kritiek. De eerste pagina uit 25 jaar Cel Vermiste Personen werd meteen de donkerste.

Remue: “Ik ben een zeer positief ingestelde mens, maar het is de enige periode in mijn leven waar ik met bitterheid naar terugkijk. Eigenlijk was er niets logisch aan die hele periode. Wij, net in het leven geroepen om jacht te maken op vermiste kinderen, werden met alle zonden van Israël beladen. We kwamen in een politieke mallemolen terecht, waar we geen enkele vat op hadden. Er moesten koppen rollen en wij waren een makkelijke schietschijf. Genre: wij bij de rijkswacht wisten van de ontvoeringen, hielden alles achter en wilden nog meer kindjes laten ontvoeren om dan, veel later, tot meerdere eer en glorie van de rijkswacht de zaak op te lossen. Verzin het en het gebeurde. Tijdens de Dutroux-commissie werden wij behandeld als criminelen. Gelukkig zijn wij voor 200 procent over de hele lijn vrijgepleit. (fel) Het was gebakken lucht, er was nul komma nul achtergehouden.”

Liam Vanden Branden (2) verdwijnt op 3 mei 1996 in de buurt van Mechelen. Wat er met hem gebeurd is, is tot op vandaag niet duidelijk.

Van Rillaer: “Wij werden uitgescholden. Op school gaf men lessen over hoe slecht de rijkswacht wel was. Het was ongelooflijk hoe wij compleet ten onrechte werden aanpakt, terwijl wij net Dutroux hadden gepakt. De rijkswachters, zo ontstond de perceptie, dat waren de slechteriken. René Michaux, de befaamde rijkswachter die in het huis van Dutroux stond maar de meisjes niet vond, is aan de schandpaal genageld. De man is later vrijgepleit, maar heeft zich letterlijk dood gedronken, in totale eenzaamheid. Het is een periode die aan onze ribben is blijven kleven. Gelukkig is die perceptie, door succes te boeken en hard te werken, ook snel gekeerd.”

Remue: “Laat duidelijk zijn: de shit die wij toen onterecht over onze kop kregen, valt in geen duizend jaar te vergelijken met het leed dat de ouders van de vermoorde meisjes moesten doorstaan. Ik zie die mensen graag, en dat weten ze.”

Intussen zijn we bijna 29.000 dossiers van vermiste kinderen, demente ouderen, criminele feiten, accidenten en wanhoopsdaden verder. Hoe emotioneel betrokken raak je bij die dossiers?

Van Rillaer: “Je kan dat nooit helemaal afsluiten. Ik ben jarenlang op VN-missie geweest in Kosovo, om daar massagraven te onderzoeken als head mission of missing persons. Soms zat de lijkgeur drie weken in mijn auto als ik huiswaarts naar Pristina reed. Ik heb vier jaar in Pristina gewoond en heb er meer lijken gezien dan hier, maar het was een schone tijd. Zeker als je zelf kinderen hebt, kruipen al die zaken onder je vel. Ik geef een voorbeeld: een van mijn laatste operationele zaken in België, in de provincie Namen, was een vrouw die we terugvonden met een bijl in haar borst, verstopt onder een stapel hout. Vermoord door een Rus op zoek naar geld. Nadat we haar lichaam vonden, heb je ’s avonds wel nood aan een debriefing met een pintje.”

Remue: “Iedereen op het bureau heeft zo zijn eigen, emotioneel geladen dossiers. Voor mij zijn dat Aurore Ruyffelaere, de studente die op de Gentse Feesten verdween en door ons dood werd teruggevonden. Annick Van Uytsel ook, slachtoffer van Ronald Janssen. En, met stip: Julie Van Espen. Een blonde, knappe, ambitieuze jonge vrouw van 23. Mijn dochter? Eva, 23 jaar, blond, knap, ambitieus. Ik heb dat arme meisje gezien als ze uit het kanaal werd gehaald. Fuck! Dat vergeet je nooit meer. (lange stilte) Het kon ieders dochter geweest zijn. Mijn dochter, Guido’s dochter. Ik word boos als ik mensen hoor zeggen dat Julie pech had omdat ze op de verkeerde plek op het verkeerde moment was. No way!(fel) Die pipo, Steve Bakelmans, moest daar niet zijn. Ieder kind, elke jonge vrouw, is een kras op je ziel.”

Van Rillaer: “Het is onze taak om in zulke stresssituaties professioneel te blijven. Maar je denkt daar wel aan natuurlijk. Julie Van Espen was heel erg. Maar ook drie dagen eerder was er iets heel ergs gebeurd, waar amper een haan naar heeft gekraaid: de moord op een mannetje van 9, Daniël, in het asielcentrum in Broechem. Dat was ook een heel heavy verhaal. Ik heb het er persoonlijk moeilijk mee dat zulke verhalen, op jullie reconstructie in Het Nieuwsblad na, amper aandacht hebben gekregen.”

Wat is de schoonste zaak die jullie samen hebben opgelost?

(In koor) “Alizéetje. Furfooz, paasvakantie 2006.”

Remue: “Als leidinggevenden gingen we niet constant samen op pad. We hadden de dag en nacht voordien net een ander meisje levend teruggevonden toen de telefoon ging. Guido belde. Klein meisje vermist, op een camping, langs de Lesse. Alizée heette ze, twee jaar oud en al twee uur weg.”

Van Rillaer: “We hebben meteen helikopters gestuurd, speurhonden, alle grote middelen. Op zo’n moment twijfelen we nooit. Het is meteen met de grote karavaan.”

Remue: “Ik herinner me nog het geluid van die kolkende rivier wanneer ik arriveerde. Het was slecht weer, het was koud, het was nat. Links zie je dat donkere bos, rechts de donkere Lesse. Ook haar ouders wisten dat het er heel benard uitzag.”

Van Rillaer: “In de gietende regen zijn we toen dat bos beginnen uit te kammen. Plots vonden we haar broekje. En dan haar laarsje. En wat verder: haar slipje. Dan denk je: Oh my God, dit kan toch niet waar zijn. Zeg dat het niet waar is.”

Remue: “De ochtend nadien hebben we Alizée alsnog levend en wel teruggevonden. Ze lag kletsnat te slapen in een bos. Wat bleek? Dat arme meisje was al twee kilometer uit de richting gelopen en moest plassen. En had dus haar broekje uitgedaan.”

Van Rillaer: “Ik zie een van de speurders nog met haar op de arm uit het bos komen. Een onwaarschijnlijk beeld. En wij: op ons knieën in de modder zakken en huilen, een kwartier aan een stuk.”

Remue: “Het was magisch. Ik mocht toen het goede nieuws gaan vertellen aan de ouders, die compleet radeloos in hun tentje zaten. Ik zal het nooit vergeten, omdat ik mij als een lompe hond gedroeg. (lacht) In plaats van meteen We hebben haar! te roepen, zei ik: Ik heb nieuws, blijf kalm. We wisten duidelijk nog niet goed hoe we goed nieuws moesten brengen.”

Hoe vaak is het nieuws dat jullie moeten brengen slecht?

Remue: “Ik heb het speciaal uitgezocht. 88 procent van onze dossiers loopt goed af. Meestal gaat het om vermiste, vaak demente bejaarden of weglopers. Helaas ook wel mensen die een wanhoopsdaad plegen of een bizar ongeval meemaken. Mensen associëren ons altijd met vermiste kinderen in criminele dossiers, bijvoorbeeld zoals de langs een Luikse spoorweg dood teruggevonden zusjes Stacy en Nathalie, maar dat is maar 1 procent van ons werk. Twaalf procent loopt dus slecht af.”

Van Rillaer: “Je intuïtie leert je vrij snel in welke richting het gaat. Elke zaak is anders, zegt Alain altijd. En dat klopt. Bij ons zijn er geen standaardrichtlijnen, en toch weet je vaak of het goed of slecht dreigt af te lopen. Dat mag ook wel na 29.000 dossiers. Voor ons is dat fingerspitzengefühl.”

Remue: “En toch gaat het soms toch nog totaal anders. Neem de recente verdwijningszaak van Eduard Timmermans in Heverlee. 77 jaar en weggelopen uit het rusthuis. Ik had het gevoel dat we hem na een halfuur zouden terugvinden. Uiteindelijk is hij pas drie weken later teruggevonden na een zoveelste zoekactie. De heli met warmtecamera was wel al over de plek gevlogen. Maar geloof niet in fabels of filmscenario’s: onder een dicht loofbos detecteert zo’n camera niks. Chapeau voor die familieleden die drie weken lang hebben gezocht naar zijn lichaam. We kregen dan de vraag om naar de herdenking te gaan, maar ik doe dat nooit. De voorbije 25 jaar hebben we exact 3.390 mensen dood teruggevonden. Dat zijn 3.390 begrafenissen, maar wij gaan nooit. Onze taak is dan volbracht en hoezeer ik die nabestaanden ook in mijn hart sluit, ik probeer die persoonlijke band af te houden.”

Alain, je bent de voorbije jaren in nagenoeg elk rusthuis gaan spreken over de problematiek van dementie.

Remue: “Ik kom terug op Eduard. Wat is het eerste wat wij doen? Dat rusthuis binnenstebuiten keren. Liefst 65 procent van alle vermiste bejaarden vinden we terug ín het rusthuis. Vandaar de sensibilisering. De bewustwording van die problematiek, ook alzheimer bijvoorbeeld, is mijn grote dada.”

Van Rillaer: “Ze zitten in het verwarmingskot, in een ander bed, in de kelder. De ervaring leert ons dat als er op het proces-verbaal staat dat de initiële zoeking negatief was, je het best opnieuw begint te zoeken.”

Remue: “Eerst het elementaire: elke deur openen, elke kast, onder elk bed. Pas als we zeker zijn, gaan we naar buiten.”

Na 25 jaar tussen hoop en wanhoop: hoe heeft deze job jullie visie op het leven bepaald?

Remue: “Als ik één ding geleerd heb doorheen onze carrière, dan is het wel het leven an sich te omarmen. Wij hebben intussen heel wat collega’s zien afhaken door ziekte, door kanker. Veel fijne collega’s die zo graag leefden. Als ik dan zoveel wanhoopsdaden zie van jonge mensen, van gasten die zich verhangen aan een boom omdat hun lief het heeft uitgemaakt, dan kan ik mij daar soms wel lastig in maken. Ge gooit het meest kostbare, uw eigen leven, zo weg. Die confrontatie vind ik soms hard om dragen.”

Nu je dat zegt: het leven is zoveel waard. Denken jullie dan achteraf soms nog: “Hadden we maar sneller dit of dat gedaan?”

Remue: (kordaat) “Neen. Uiteraard volgt er altijd een debriefing, en uiteraard is er ruimte voor kritiek en bijsturing. Maar het wordt nooit of nooit persoonlijk. Dat is een heilige lijn waar ik als chef over waak.”

Van Rillaer: “Uiteraard heb ik de voorbije 25 jaar wel een paar keer serieus onder mijn klo* gekregen. Maar dat was altijd terecht.” (lacht luid)

“Vergeet niet: zonder ons blijven veel zaken onder de radar. Een man die verklaart dat zijn vrouw verdwenen is. Een meerderjarige die zogezegd in haar auto is gesprongen en vertrokken. Zoiets is niet verboden. Zonder tussenkomst van de Cel blijft het daar ook bij. Tot dan blijft het dat mijnheer om 7.30 uur al de auto stond te stofzuigen. Op een zondag dan nog. En ook haar sacoche lag nog thuis. Verdacht!”

Naar aanleiding van 25 jaar Cel Vermiste Personen maakte VRT een vierdelige documentaire, gepresenteerd door Fatma Taspinar. Elke woensdag in september op Eén.

Bron » Gazet van Antwerpen | Pieter Huyberechts

Ex-procureur Bourlet: ‘Men is niet tot het uiterste gegaan in het dossier Dutroux-bis’

In het dossier Dutroux-bis, waarin werd gezocht naar de vermeende netwerken rond Marc Dutroux, zijn veel pistes niet uitgespit. Dat zegt Michel Bourlet, de voormalige procureur verantwoordelijk voor het dossier, in La Dernière Heure. Volgens hem had er ‘meer in gezeten’, vooral wat betreft de piste rond de uitbater van het vroegere Blankenbergse Hotel Brazil en niet-geïdentificeerde DNA-sporen.

“In 2000 vertelt onderzoeksrechter (Jacques, red.) Langlois mij over microsporen en duizenden haren gevonden in de geheime kelder (in het huis van Dutroux, red.) in Marcinelle en in de witte Renault Trafic van Dutroux”, zegt Bourlet. “Hij weigerde ze te analyseren. Er waren nog 28 onbekende DNA-sporen, waarvan twee van vrouwelijke genetische profielen. Ze hadden vergeleken moeten worden met het DNA van de verdachten.”

Er werd ook een niet-geïdentificeerd mannelijk DNA-spoor aangetroffen in de geheime kelder, herinnert de ex-magistraat zich.”Niet gevonden in een haar, maar wel in microsporen (speeksel, bloed, sperma, tranen, zweet) op de binnenmuur van de kelder en gemengd met het DNA van Julie Lejeune.”

Een hele hoop verdenkingen wezen naar Niccolo Mazzara, Marcel Marchal en Michel Piro, aldus Bourlet. Dat het dossier na zijn pensioen zonder vervolg werd gesloten, geeft hem geen gerust geweten, zegt hij.

Met name de piste van Marcel Marchal had mogelijk iets kunnen opleveren. “Marchal, dat is de kerel van ‘Brazil’, een hoerenbar in Blankenberge. Hij werd verdacht van mensensmokkel. We hebben zijn naam gevonden in de agenda van Marc Dutroux. Zijn bar was dicht bij het casino waar An en Eefje gezien zijn. Een buurman zegt zelfs dat hij de twee jonge meisjes samen met Dutroux voor de bar heeft gezien, rond middernacht op de avond van hun verdwijning. Waarom is men Marchal niet in Brazilië gaan zoeken om zijn DNA af te nemen en het te vergelijken met de 28 onbekende DNA-stalen van het dossier bis?”

Bron » De Morgen

‘Nee, ik zal niet naar de hemel gaan’

Michel Nihoul is overleden. Hij werd vrijgesproken in de zaak-Dutroux, maar de volkswoede tegen hem ging nooit helemaal liggen.

‘Waar ik ook kom, word ik nagewezen. Ik ben op 23 april zeventig geworden. Maar zelfs als ik dood ben, zullen mensen ervan overtuigd blijven dat ik mijn ­geheimen heb meegenomen in het graf.’ In mei 2011 gaf Michel Nihoul een laatste interview aan De Standaard.

De woorden die hij toen uitsprak, zullen ongetwijfeld profetisch blijken. Want een aantal mensen blijft er tot op vandaag hardnekkig van overtuigd dat hij en niemand anders de spil was in het vermeende netwerk van kindermisbruik achter Marc Dutroux. Michel Nihoul zal hen voortaan zelf niet meer kunnen tegenspreken, want hij overleed gisteren op 78-jarige leeftijd in een ziekenhuis aan de Belgische kust. Dat bevestigde zijn vriendin Marleen De Cokere gisteren aan De Standaard. Hij had al een hele tijd een zwakke gezondheid. De laatste maand ging het snel bergaf.

‘Arm zo lang als de Donau’

Nihoul werd op 23 april 1941 geboren in Verviers. Hij had, zo vertelde hij aan de speurders tijdens het Dutroux-onderzoek, ‘een formidabele, onbezorgde jeugd gehad, waarin zijn ouders hem goed het verschil tussen goed en kwaad hadden leren kennen’.

Toen al bleek dat Michel een ietwat vertekende blik op de realiteit had. Zijn oudere broer herinnerde zich die jeugd op het proces anders. ‘Michel heeft altijd problemen veroorzaakt. Voor mijn ouders, mijn zus en mezelf.’ Wel was Nihoul junior een goede student en behaalde hij het diploma van binnenhuisarchitect. Op professioneel vlak was hij achteraf een echte duizendpoot. Hij was onder meer binnenhuisarchitect, cafébaas, trucker, expert in immobiliën, radiomaker, organisator van evenementen, organisator van partnerruilavonden, bierverkoper en vishandelaar.

Als bijverdienste organiseerde hij ook de verkiezingen van een aantal lokale tweederangspolitici. Het was vanuit die periode dat zijn legendarische uitspraak dateerde die later vaak tegen hem werd gebruikt: ‘Ik heb een arm zo lang als de Donau.’ Maar ondanks die zogezegde lange arm draaiden al zijn zaken verkeerd uit. Nihoul zelf verloor veel geld, maar anderen die hun vertrouwen in hem stelden, waren doorgaans nog veel meer kwijt. Hij werd in totaal zeven keer veroordeeld: voor frauduleus bankroet, uitgave van ongedekte cheques, misbruik van vertrouwen, oplichting en schriftvervalsing.

Toch werd Nihoul, vóór het onzalige ­Dutroux-jaar 1996, nooit in verband gebracht met kindermisbruik. Een stigma dat tot de dag van zijn dood aan hem heeft gekleefd, maar dat hij altijd heftig is blijven ontkennen. ‘Ik zal niet naar de hemel gaan. Ik ben geen heilige. Maar de duivel ben ik ook niet. Ik ben vader en grootvader. Ik zie mijn kleinkinderen graag. Aan kinderen raak je niet’, aldus Nihoul in 2008 bij de voorstelling van zijn boek Slaap zacht over de zaak-Dutroux.

Complotdenkers

In 1996 werd Michel Nihoul, de man in pak en das, plots het gedroomde cadeau voor complotdenkers die meenden dat er meer moest zitten achter de misdaden van Marc Dutroux dan alleen maar de marginale psychopaat Dutroux en zijn criminele handlangers Michel Lelièvre en Michelle Martin. Nihoul had in 1996, bij een van zijn vele handeltjes, 5.000 xtc-pillen gestolen van een kennis en probeerde die via de drugsverslaafde Michel Lelièvre aan de man te brengen.

Voor onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte en sommige van zijn speurders was het duidelijk: de man met de boeventronie in zijn nette pak moest de ontbrekende schakel zijn tussen de bende-Dutroux en de machtige kindermisbruikers van dit land. Maar het hof van assisen in Aarlen besliste in 2004 dat daar geen bewijs voor was. ­Nihoul werd tot vijf jaar cel veroordeeld, omdat hij samen met Marc Dutroux en Michel Lelièvre xtc-pillen had gedeald. Maar voor de kinderontvoeringen werd hij vrijgesproken. Er was dus geen netwerk-Dutroux met Nihoul aan het hoofd.

Sinds zijn vrijlating in 2006 woonden Nihoul en De Cokere in Zeebrugge waar De Cokere vandaan komt. Ze woonden er jarenlang in penibele omstandigheden in een kelderappartement. Niemand wilde aan hen verhuren. Vijf jaar later, in 2011, ging het nog altijd niet echt beter met hen.

‘Ik ben ondertussen gepantserd tegen de blikken van anderen’, zei Nihoul toen aan De Standaard. ‘En ik hoor niet meer zo goed. Daardoor ontgaan me ook hun opmerkingen. De blikken zijn minder vijandig geworden. Het is veeleer uit nieuwsgierigheid dat mensen me nu aanstaren. Dat neemt niet weg dat ik nog altijd, zo nu en dan, de huid vol gescholden word. En er zijn nog altijd mensen die me dood willen.’

Bron De Standaard | Mark Eeckhaut

‘Beelden van koning Albert II met minderjarig meisje’: Michel Nihoul, relict van het oude corrupte België, is niet meer

De jury achtte hem op het proces-Dutroux met zeven stemmen tegen vijf mee schuldig aan kinderontvoering, maar het hof ging daar tegenin. Michel Nihoul, een stukje juridisch enigma uit de jaren 90, die vaak pochte met zijn connecties, is op 78-jarige leeftijd overleden.

Oplichter. Vrouwengek. Volkomen onbetrouwbaar. Het waren de vaakst voorkomende adjectieven in het moraliteitsverslag, de biografie die voor aanvang van elk assisenproces over elke verdachte wordt opgesteld. Opvallend: in het geval van Nihoul waren dit de bewoordingen van de drie kinderen uit zijn eerste huwelijk.

Nadat hij ergens eind jaren 60 een bar had geopend in Spa en zijn toenmalige echtgenote een paar handtekeningen had laten zetten waar ze dat beter niet had gedaan, had hij haar en de kinderen met de schulden laten zitten. Ze zouden hem nooit meer te zien krijgen. Tot die dag in 1996 de bijna karikaturale mugshot van een soort doorzopen maffioso zijn weg naar de tv-schermen vindt.

‘Secretaire en chef’

Michel Nihoul wordt op 23 april 1941 geboren in Verviers. Zijn vader is croupier in de casino’s van Spa en Middelkerke. Zijn enige gekende opleiding is die van binnenhuisarchitect. Na zijn faillissement heeft Nihoul baantjes als vrachtwagenchauffeur, brillenverkoper en verzekeringsagent. Hij is vooral een nachtraaf en als hij in 1975 de Brusselse advocate Annie Bouty ontmoet, zijn tweede echtgenote, opent zich een nieuwe wereld voor hem.

Bouty is nauw bevriend met Philippe Deleuze, een jonge en erg getalenteerde advocaat met een hoop connecties. Het zijn de hoogdagen van de CEPIC, een soort partij binnen de dan nog erg machtige Franstalige christendemocratische partij PSC die de extreemrechtse terreurgroep Front de la Jeunesse mee financiert. Het zijn tijden van geritsel, achterkamertjespolitiek. Nihoul gedijt heel goed in dit wereldje van wheelen en dealen. Boete gekregen? Moet je voor de rechtbank verschijnen? Wend je tot advocatenkantoor Cadreco en vraag naar de Secrétaire en Chef, Jean-Michel Nihoul. Die Jean heeft hij zelf toegevoegd.

In 1978 vliegt Nihoul de gevangenis in vanwege een frauduleus faillissement. Geen nood, Cepic-kopstuk en PSC-minister Joseph Michel haalt hem er met een aanbevelingsbrief weer uit.

Seksfuiven

Nihoul verzorgt eind jaren 70 de electorale campagnes van de latere Brusselse minister Jean-Louis Thys en van Jean-Paul Dumont, en beschrijft in zijn in 1998 verschenen autobiografie ook onderonsjes met oud-premier Paul Vanden Boeynants.

Nihoul is een verwoed bezoeker van seksfuiven. In een gefilmd gesprek, op restaurant met journalisten van het Franse Canal+, pocht Nihoul in 2002 over wat hij allemaal weet over “vier ministers”, de Bende van Nijvel en koning Albert II. Hij beweert in het bezit te zijn van beelden van de gewezen vorst, die in de nachtclub Mirano ooit seks zou hebben gehad met een minderjarig meisje. Het Duitse weekblad Der Spiegel zei die beelden in 2000 in de marge van een interview door Nihoul aangeboden te hebben gekregen “in ruil voor een bedrag met zes nullen”.

Nihoul was ook even dj bij een vrije radio en toen hij in 1984 merkte wat voor succes Live Aid had, zette hij zijn schouders onder de vzw SOS Sahel. Die deed duizenden Belgen geld storten, waarna Nihoul het verbraste. Dat het hem altijd weer lukte dit soort dingen ongestraft te blijven doen, verklaarde hij ooit met een uitleg die lang aan hem zou blijven kleven: “Ik heb een arm zo lang als de Donau.”

Zaak-Dutroux

Op vrijdag 9 augustus 1996 schaken Marc Dutroux en Michel Lelièvre aan het zwembad in Bertrix de dan 12-jarige Laetitia Delhez. Procureur Michel Bourlet en onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte komen Dutroux vrij snel op het spoor. Op 13 augustus om 13 uur worden Dutroux, zijn vrouw Michelle Martin en Lelièvre gearresteerd. Hun telefoonverkeer wordt nagetrokken. Eén nummer springt eruit. In de dagen net voor en net na de ontvoering hebben Dutroux en Nihoul meer dan twintig keer gebeld.

Op donderdag 15 augustus worden Laetitia en Sabine Dardenne bevrijd in Marcinelle. Nihoul wordt die avond ondervraagd. Waar gingen al die telefoontjes over? Nihoul komt met een lulverhaal over een auto die door Dutroux van Brussel naar Charleroi diende getakeld. Hij wordt gearresteerd en zal een kleine twee jaar in voorarrest blijven zitten.

Op het assisenproces in 2004 in Aarlen werd duidelijk dat Nihoul een Britse xtc-dealer had verklikt en als part of the deal voor 12.000 euro xtc-pillen had gekregen van de rijkswacht. Volgens Jan Fermon, de advocaat van de inmiddels volwassen Laetitia, waren Dutroux en Nihoul in de zomer van 1996 bezig de opbrengst van die xtc te investeren in prostitutie. Volgens hem was Dutroux een week voor Laetitia’s ontvoering door Nihoul naar Slowakije gestuurd om “meisjes te halen” en was dat mislukt. Waarna Nihoul met al die telefoontjes de druk bleef opvoeren en Dutroux, psychopaat als hij is, gewoon ergens willekeurig een meisje was gaan schaken.

Op geen enkel moment werd de twijfel bij zijn rol in de zaak-Dutroux zo helder als toen twaalf juryleden moesten oordelen of hij mee schuldig was aan de ontvoering van Laetitia. Zeven juryleden stemden ja, vijf stemden neen, waarna rechter Stéphane Goux de knoop doorhakte: nee. Als lid van een criminele bende werd Nihoul wel veroordeeld tot 5 jaar cel. Hij kwam in 2006 vervroegd vrij en trok zich met zijn partner terug in Zeebrugge.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck