Bende-onderzoek kreeg spaak in het wiel

Sommige moorden die in ’82 en ’83 werden gepleegd door de Bende van Nijvel houden verband met wapen- en drugtrafieken in ons land. Dat spoor werd nooit grondig uitgevlooid. Een toeval is dat niet. Het blootleggen van deze circuits zou hebben aangetoond welke rol België speelde in een internationaal vertakt netwerk waar zelfs de rijkswacht zich de vingers aan verbrandde. Het verhaal leidt onafwendbaar naar gewezen premier en zakenman Paul vanden Boeynants en diens goede vriend, generaal Beaurir.

In 1985 hadden de BOB’ers Balfroid en Bihay van het rijkswachtdistrict van Waver voor het eerst het gevoel echt dicht bij een ontmaskering van de Bende van Nijvel te staan. Ze hadden duidelijke verbanden kunnen leggen tussen een aantal gangsters, drugdealers en wapentrafikanten en een aantal aanslagen die de Bende in ’82 en ’83 had gepleegd. Balfroid en Bihay raakten in het onderzoek betrokken omdat zij deel uitmaakten van het speurdersteam dat ter plaatse kwam na de overval op de wapenhandelaar Dekaize in Waver op 30 september ’82.

Al snel bleek dat Dekaize geen gewone wapenhandelaar was. Hij was specialist in het ombouwen van wapens. Een van zijn jongste ontwikkelingen was het inbouwen van wapens in aktentassen. Voor Balfroid en Bihay moest er geen tekening bij. Dergelijke aktentassen waren niet bestemd voor legerdoeleinden, maar duidelijk materiaal voor terroristisch gebruik. Ook bleek tijdens het onderzoek dat Dekaize zich niet bezighield met het kleine grut, maar een groothandelaar was op internationaal niveau. De klantenlijst van Dekaize wekte de grootste aandacht van de twee BOB’ers. Die ontdekten dat Dekaize een van de Belgische steunpunten was van de Kintex-organisatie. Meteen kreeg hun onderzoek een internationale dimensie. Kintex is een Bulgaars staatsbedrijf dat, onder toezicht van de Bulgaarse geheime dienst, betrokken was bij internationale wapen- en drugtrafieken.

Geheime labo’s

Het verhaal van Kintex begint in juli 1970. Op dat ogenblik worden West-Europa en de Verenigde Staten al verschillende jaren overspoeld door soft- en harddrugs, afkomstig uit geheime labo’s in Turkije of van plantages uit het Midden-Oosten. De opbrengsten van de drugleveringen dienen ter financiering van de enorme wapen- en munitiebehoeften in het Midden-Oosten.

Bulgarije speelt bij de drugtrafieken een centrale rol. Drugs vanuit Turkije of het Midden-Oosten worden verscheept vanuit de Bulgaarse havens Varna en Burgas. De Russische geheime dienst KGB ontdekt dat de drugs een machtig wapen kunnen worden. Een toevloed van drugs zal onmiskenbaar een destabiliserend effect hebben op het Westen. Wie deze drugtrafieken controleert, heeft bovendien ook een stevige greep op de internationale wapenhandel. In opdracht van de KGB richt de Bulgaarse geheime dienst in juli 1970 het bedrijf Kintex op. Kintex houdt zich bezig met alles wat het daglicht schuwt: wapens, drugs en ander smokkelwaar. De omvang van de illegale handel is enorm. In ’82 bedraagt de illegale omzet van Kintex zo’n 22,3 miljard dollar. Kintex groeit uit tot een monster. Het bureau houdt zich ook bezig met spionage en met aanslagen. Zo zou de aanslag op paus Johannes-Paulus I het werk geweest zijn van een agent van Kintex.

In 1985 stellen de BOB’ers van Waver twee confidentiële nota’s op waarin ze de Belgische vertakkingen van Kintex in kaart brengen. Het verband tussen Kintex en de Bende-overval op de wapenhandel Dekaize is een eerste conclusie uit de rapporten. De speurders leggen ook verbanden met een aantal andere Bende-aanslagen waaronder de moord op restauranthouder Jacques van Camp, taxichauffeur Constantin Angelou, huisbewaarder José van den Eynde en het koppel Jacques Fourez-Elise Dewit.

De biotoop waarin een aantal van deze slachtoffers zich bewoog, was niet van de minste. De twee speurders noteren ronkende namen als Paul vanden Boeynants en rijkswachtgeneraal Beaurir. Een direct verband tussen de Bende en deze twee personen leggen de speurders niet, maar ze raken blijkbaar wel zaken aan waarin zij beter hun neus niet kunnen steken. Met de confidentiële nota’s tekenen Bihay en Balfroid in elk geval wel hun ontslagbrief bij de BOB. Onder druk van procureur des Konings Deprêtre worden ze van het onderzoek weggehaald.

Bihay en Balfroid zijn niet de eerste rijkswachters die, eens ze hun neus staken in drugszaken, op een zijspoor werden gezet. Een schrijnend geval is dat van François Raes. Raes was een van de allereerste speurders van het Nationaal Bureau voor Drugs (NBD) van de rijkswacht. Het NBD werd in 1970 opgericht door de rijkswacht en dit als tegengewicht voor het Bestuur voor Criminele Informatie (BIC).

Generaal Beaurir

Het BIC was een overheidsadministratie die ten strijde moest trekken tegen de drugtrafikanten in ons land. Zonder enige goedkeuring van de g richtte de rijkswacht het NBD op. Dat stond direct onder toezicht van de chef Hogere Directie Operaties van de Generale Staf. Tussen 1970 en 1973 was de bevoegde chef van het NBD niemand minder dan de toenmalige kolonel Beaurir.

Het NBD werd geleid door commandant Léon François, die in januari ’80 werd aangehouden wegens zijn vermeende rol in illegale drugstrafieken. Al sinds 1975 waren de zaken bij het NBD grondig fout aan het lopen en worden onderschepte drugs voor eigen rekening door NBD-agenten verkocht. Raes, die de zaak bij zijn oversten is gaan aankaarten, zal dat moeten bekopen met een degradatie naar het Mobiel Legioen.

In oktober 1980 wordt commandant François doorverwezen naar de correctionele rechtbank. Rond die tijd worden aanslagen gepleegd op rijkswachtmajoor Vernaillen en adjudant Goffinon. Zij voerden het onderzoek naar de wanpraktijken bij het NBD en waren daarbij gestoten op het vleesbedrijf Euromeat. Er lijken twee firma’s te bestaan met de naam Euromeat. Het eerste is eigendom van Vanden Boeynants, de vleeshandelaar-politicus. Het tweede Euromeat is klaarblijkelijk opgericht om verwarring te zaaien. Dat is althans de mening van de speurders. Volgens bepaalde bronnen zou Kintex voor Euromeat het transport van en naar het Oostblok hebben georganiseerd.

Op 13 maart 1981 wordt eerste wachtmeester Vanden Daele dood aangetroffen. Sinds 1979 werkte Vanden Daele op het Centraal Bureau voor Onderzoek van de generale staf. Hij was op eigen houtje een onderzoek begonnen over het NBD en over de verdachte vleesaffaire rond Euromeat. Volgens het officiële overlijdensbericht pleegde hij zelfmoord. Volgens de officieuze versie werd hij ‘gezelfmoord’.

Bron » De Tijd

Op avontuur in Afrika

De oude vrienden van Tshombe, de koning van Comoren, een bedrijf in beveiliging, werkloze beroepssoldaten, Nobelprijs voor economie, met de hulp van de duivel de zakenui aangesproken

In Afrika, vooral in Zaïre, treden huurlingen zoals Christian Tavernier weer op de voor- grond. Wie zijn ze en wie of wat drijft ze?

Belgische huurlingen hebben in Afrika een faam te verdedigen. Die begonnen ze op te bouwen in 1960, toen België “zijn” Kongo kwijtraakte. Brussel voelde zich niet gelukkig met de jonge premier Patrice Lumumba. Het verdacht hem van communistische sympathieën en zag in hem een bedreiging voor Union Minière, wereldproducent van koper en vooral van het strategisch belangrijke kobalt. Toen de rijke provincie Katanga zich afscheurde, stuurde de Belgische regering een technische missie uit. De kolonels Guy Weber en Frédéric Vandewalle moesten de Katangese gendarmes omkaderen. De toenmalige premier Gaston Eyskens (CVP) zou Weber op 30 juli 1960 feliciteren voor zijn werk.

De eerste huurlingen streken in Zaïre neer herfst 1960. Ze waren gerekruteerd door de Belg Georges Thyssens, een vertrouweling van de Katangese president Moïse Tshombe. De rekrutering geraakte pas goed op kruissnelheid na de moord op Lumumba, toen de VN België sommeerde zijn officieren uit Katanga terug te trekken: volgens Weber bleven 655 huurlingen ter plekke achter, vooral Belgen (450). Onder hen de luchtmachtpiloot Roger Bracco, enkele Koreaveteranen zoals Jacques Dufrasne en Bob Noddyn of kapitein Christian Taverniers (hij sneed pas in de jaren tachtig de s van zijn naam).

Die laatste begon zijn carrière als huurling aan het hoofd van het bataljon Marsupilami. Aan de zijde van deze “professionals” vochten ook “vrijwilligers” mee. De bekendste was Jean Schramme, zoon van een advocaat, Bruggeling en planter in Kongo. Schramme voerde het bevel over het bataljon Léopard. Die vrijwilligers waren kolonialen, die voor het behoud van hun plantage of handelszaak vochten, maar Schramme vertelde ook over een broeder van de katholieke missie van Bunia.

De Franse huurlingengroep onder wie Gilbert Bourgeaud alias Bob Denard, die het bataljon “Bison” commandeerde, bestond uit “zwervende” beroepssoldaten die Parijs omwille van hun pro-Algerijnse gezindheid liever kwijt dan rijk was. In hetzelfde kamp liepen ook Rhodesiërs en Zuid-Afrikanen rond die ervan droomden van Katanga een derde blank thuisland te maken. Voorts waren er Portugezen en Italianen in het geweer en zelfs een Pool van de Royal Air Force, Jean Zumbach. Het hele zootje stond onder het bevel van “Mad” Mike Hoare, ex-majoor van het Brits-Indische leger. Samen met de Katangese gendarmes hield het drie jaar stand, alle blauwhelmen ten spijt.

In 1964 behoorde de afscheuring van Katanga al een jaar tot het verleden, maar kreeg Tshombe, inmiddels eerste-minister van Kongo, af te rekenen met de opstand van de Simba’s. De revolte werd geleid door Laurent Kabila die vandaag de Zaïrese rebellen van de Alliance Démocratique des Forces pour la Libération du Congo-Kinshasa aanvoert.

Tshombe deed een beroep op zijn oude vrienden: Hoare, Denard, Schramme en Tavernier. Aan het hoofd van het 14de bataljon pacifeerden ze het opstandige landsdeel: de regio van Watsa met daarin de goudmijnen van Kilo-Moto die de rebellen van Kabila ook in december 1996 innamen. Ook kolonel Vandewalle dook weer op en leidde de Operatie Ommegang: een raid op Stanleyville (Kisangani), waar de Simba’s duizend blanken gevangen hielden. Het legertje huurlingen bleek zelfs voorzien van een “aalmoezenier”. Schramme getuigde over een zekere Louis O., een Vlaams missionnaris en gewezen oostfrontstrijder, die in het bataljon Léopard op zijn eentje als inlichtingendienst functioneerde.

Ook Noddyn en Bracco lieten geen verstek gaan en voorts was de “troep” opgetrokken uit tal van curiosa: oudgedienden van de Wehrmacht, zoals majoor Siefried Mueller, avontuurgeile jongeren, tot en met een paar onvervalste psychopaten. Uit de mond van huurlingen raapte RTBf-journalist Jacques Burlion naderhand verhalen op over levend verbrande rebellen of over een huurling die doodskoppen collectioneerde.

Schramme en achthonderd andere huurlingen heroverden het oosten van Zaïre als stoottroepen van het ANC ( Armée Nationale Congolaise ). Maar dan volgde een verrassing: Washington wou Tshombe weg. Hij zou te erg aanleunen bij België en Frankrijk. De ontvoering van Tshombe jaagde Schramme en zijn mannen op stang. Op 5 juli 1967 nam het bataljon Léopard Bukavu in. Pas op 5 november weken de huurlingen uit naar Rwanda. Het Kongolese avontuur was ten einde.

Maar geen nood. Biafra schotelde een nieuw oorlogsterrein voor: de Franse oliemaatschappij Elf versus het Britse Shell; de Fransen contra de Sovjets en de Britten. Het vuile werk lieten ze wel over aan de Afrikanen. De leider van het van Nigeria afgescheurde Biafra, kolonel Odumegwu Ojukwu, en de Nigeriaanse dictator-generaal Yakubu Gowon zetten huurlingen in. Die vochten dus in beide kampen: de Duitser Rolf Steiner, de Zweedse graaf Von Rosen, die deel uitmaakte van de luchtmacht, Zumbach en de Franse romancier Jean Kay kozen de zijde van Ojukwu. Denard zorgde voor hun wapens. In de andere partij, die van Gowon, streed gekke Mike. Het conflict kostte twee miljoen doden en liep af in het voordeel van Nigeria.

Na de tragedie van Biafra stapelde zich fiasco’s op, waardoor de huurlingenactiviteit op een waakvlam kwamen te staan. Verscheidene projecten mislukten. Onder meer de Operatie Hilton. Kolonel David Stirling (oprichter van de SAS, de Special Air Services) zette die in 1971 op om de Lybische kolonel Muammar Kadhafi omver te werpen. Vijf jaar later werden dertien Britse en Amerikaanse huurlingen, gerekruteerd door het FLNA (Nationaal Front voor de Bevrijding van Angola), gevangen genomen. Het Revolutionair Gerechtshof in Luanda maakte korte metten met hen. Het sprak vier doodvonnissen en negen zware gevangenisstraffen uit. Verontwaardigd onthulde de Britse pers dat de geheime dienst al die tijd op de hoogte was van het doen en laten van de huurlingen.

In 1976 faalde Bob Denard in een poging om dictator Mathieu Kérékou van Benin van de macht te verdrijven. Tijdens hun vlucht verloren de huurlingen documenten die de Marokkaanse koning Hassan II en de Gabonese president Omar Bongo aanwezen als opdrachtgevers.

Bob Denard gaf echter de moed niet op. Op de Comoren voerde de Fransman in mei 1978 een staatsgreep uit waar president Ali Soilih het leven bij inschoot. Diens voorganger Ahmed Abdallah werd weer op de troon geïnstalleerd. Tot 1989 maakte Denard het mooie weer op de Comoren. In zijn omgeving opereerden diverse Belgen: “Commandant Charles”, die tot 1987 aan het hoofd van de presidentiële garde (GP) stond, maar ook enkele Katangaveteranen, Bracco en Jo Wallendorf. De Comoren dienden als draaischijf voor hulp aan het verzet in Mozambique, met steun van Zuid-Afrika.

In 1979 stelde Warner Bros Denard voor een film te draaien over zijn ontscheping op de Comoren, met Clint Eastwood in de hoofdrol. Maar president Abdallah vond een Amerikaanse film toch iets te veel publiciteit inhouden voor zijn bizar aan de macht komen.

In 1987 kreeg Denard Zuid-Afrika zo ver dat het de lonen van de presidentiële garde op de Comoren betaalde. Zijn bedrijf sloot een contract met de Zuid-Afrikaanse toerismereus Sol Kerzner. Maar dan werd Denard te roekeloos. Hij liet de Zuid-Afrikanen een afluisterpost installeren op de eilanden. Dat zinde Parijs niet. Paul Barril, tweede in bevel van de antiterreureenheid van het Elysée, bezwoer Abdallah zijn garde te ontslaan. In november 1989 werd de president vermoord in zijn kantoor in aanwezigheid van drie huurlingen, onder wie Denard. Frankrijk kwam tussenbeide, maar liet Denard de wijk nemen naar Zuid-Afrika.

In 1989 straalde het einde van de Koude Oorlog uit tot in Afrika. In Angola spoorden Russen en Amerikanen hun respectievelijke bongenoten de Unita van Jonas Savimbi en de regering van Jose Eduardo Dos Santos aan om vrede te sluiten. Dat gebeurde in juni 1991, maar in oktober 1992 liet Savimbi zijn Unita de wapens weer opgraven, nadat hij weigerde de uitslag van de presidentsverkiezingen te aanvaarden.

De Angolese regering riep de hulp in van een Zuid-Afrikaanse firma: Executive Outcomes (EO), gespecialiseerd in beveiliging en militair advies. EO moest officieel de olie-installaties zoals die van Petrofina in Soyo en de diamantmijnen van Lunda Norte beveiligen. De mannen van EO deden echter meer dan wacht lopen rond boortorens. Het bedrijf voerde een regelrechte oorlog en wel met voor Angola nieuwe methoden: aanvallen met luchtsteun, nachtelijke overvallen, storing van vijandelijk radiocontact en zo meer. In één actie liquideerden ze in Cafunfo driehonderd guerrillero’s van Unita.

Dit alles gebeurde met stilzwijgende toestemming van de Zuid-Afrikaanse president Frederik Willem De Klerk en van zijn opvolger Nelson Mandela. Straffer nog. Gezien de betere verstandhouding met de buurlanden en de noodzaak om geld vrij te maken voor het Zuid-Afrika van de post-apartheid, schroefden de beide presidenten de militaire uitgaven drastisch terug. Dus mocht EO-baas Eeben Barlow, een veteraan van het Zuid-Afrikaanse leger en van de Rhodesische Sealous Scouts, beschikken over manschappen van het Zuid-Afrikaanse regeringsleger.

Zeker leden van het 32ste bataljon Buffalo stond Pretoria zonder protest af. Die eltite-eenheid was vooral samengesteld uit ex-FNLA-soldaten en genoot door haar optreden in de townships een kwalijke reputatie bij de zwarte meerderheid. De soldaten zelf hadden wel trek in een samenwerking met Barlow. Hij betaalde goed (dertienduizend dollar per maand voor een piloot) en ze werden goed uitgerust, met eigen gevechtshelikopters (Russische MI-8’s) en gepantserde troepentransportauto’s (Russische BTR-60’s).

In 1995 was de pret uit. Pretoria vond de media-aandacht voor de EO-activiteiten in Angola vervelend en riep 140 EO-werknemers terug. EO verliet (ten dele) Angola, Strategic Resources bleef. EO is de gewapende arm van Strategic Resources (SR), een multinational met een vijftigtal filialen en met bekwaamheid in politiek advies, ontmijning, hospitaalbouw, informatica, luchttransport, mijnontginning…

Ondertussen had EO zijn werkterrein al verlegd. In Sierra Leone voelde de regering zich in 1994 niet langer opgewassen tegen de guerrillero’s van de Revolutionary United Front en tekende ze een contract van dertig miljoen dollar met het SR-filiaal Branch Energy, ter bescherming van de mijnterreinen.

EO beschrijft zichzelf als een “pijler van stabiliteit in Afrika”. Militaire experts grinniken daarover: “De African Crisis Responce Force waarover de Amerikanen zo graag praten, bestaat al. Ze heet alleen Executive Outcomes.”

EO zit volgens het tijdschrift Soldier of Fortune ook in Uganda. Dat Amerikaanse blad meldt dat een EO-officier in 1995 de dood vond bij een verkenningsvlucht langs de Sudanese grens. Geen toeval. De Franse krant Le Figaro schreef dat Heritage Oil and Gas, een zusterbedrijf van Strategic Resources, in december 1996 een oliecontract ondertekende in Uganda.

Overigens heeft EO geen monopolie op militair advies. De Britse krant The Guardian signaleerde dat de Zuid-Afrikaanse politie er Omega Support Ltd van verdenkt de guerrilla van Kabila te trainen. Omega Support wordt geleid door John Smith, ex-militair attaché in Angola. Het Amerikaanse Newsweek gewaagde van een contract van miljoenen dollar, getekend door de Angolese president José Eduardo Dos Santos en de firma Military Professional Resources Inc. MPR telt onder haar tweeduizend leden eliteveteranen van het Pentagon.

Huurlingen opereren niet altijd in een extreem illegaal kader. Nog voor de Amerikaanse troepen in 1992 in Somalië landden, keek Bernard Kouchner, toen Frans minister voor Humanitaire Actie, uit naar bescherming voor de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) ter plaatse. Hij nam contact op met Bob Denard, maar het project ging niet door.

De huurlingenindustrie draait op volle toeren. De besparingen op militaire uitgaven, de reductie van de legers in Oost- en West-Europa, het einde van de Bosnische oorlog maken beroepssoldaten werkloos.

De Franse en Belgische netwerken blijven in ieder geval intact. Vraag en aanbod vinden elkaar naadloos. Vooral in Afrika groeit de vraag. Regeringen kunnen er hun soldaten niet meer betalen en in een klimaat van ontevredenheid gedijen rebellenlegers het best. Zaïre is daarvan een schoolvoorbeeld. Al jaren verkopen officieren er wapens en munitie, terwijl hun soldaten de bevolking uitschudden. Na de opschorting van de burgerlijke en militaire hulp in 1991 werd de toestand catastrofaal. Rebellie bedreigt de centrale macht en het leger kan daar niet tegen op. Wat kan dan een uitkomst zijn? Huurlingen.

In januari opende het parket van Luik een onderzoek naar de rekrutering van huurlingen voor Zaïre. Het vond het vreemd dat een Katangaveteraan, Pierre-Louis Balbeur, baas van de beveiligingsfirma Candel Consulting, naar drieduizend kandidaten vragenlijsten opstuurde waarin gepeild werd of ze militaire vrachtwagens konden besturen en of ze over leiderscapaciteiten beschikten. De ambassadeur van Zaïre in België, Kimbulu Moyanso wa Lokwa, geeft toe dat Mobutu voorstellen kreeg (maar afwees) van Balbeur en van Jean Bultot, de gewezen adjunct-directeur van de gevangenis van Sint-Gillis die werd genoemd in verband met de aanslagen van de Bende van Nijvel. Voordien, in oktober 1991, citeerde Panorama een in Antwerpen gevestigde “sergeant-rekruteur”, die verklaarde dat vijf Belgische firma’s twintig huurlingen naar Zaïre hadden gestuurd voor bewakeningsopdrachten. Ze waren door Belgische officieren opgeleid.

Ondertussen trok Denard zich terug in Zuid-Afrika, maar hij is nog niet met pensioen. Zoals bleek uit een mislukte poging (1995) om weer voet te krijgen op de Comoren en uit het gezelschap van François-Xavier Sidos, lid van het Centraal Comité van het extreem-rechtse Front National van Jean-Marie Le Pen.

Denard werkt nog altijd mee aan het tijdschrift Fire, dat de heldendaden van de huurlingen bezingt. Daarin publiceert ook Tavernier. Die nam in december 1994 zelfs deel aan een door Unesco georganiseerd forum in Brazzaville over “het leger als motor van de ontwikkeling in het democratische proces”. Tavernier wijdde op het forum uit over wat de huurlingen in 1964 verwezenlijkten in oostelijk Zaïre. Ze herstelden bruggen en wegen, haalden de koffieoogst binnen, heropenden scholen. Kortom, Tavernier stelde zich bijna kandidaat voor de Nobelprijs Economie.

In 1995 beraamde hij plannen om ook in Congo-Brazzaville “de motor van de ontwikkeling op te starten”. Samen met gepensioneerde Belgische officieren en PRL-man Jacques Brassine, ex-kabinetschef op het staatssecretariaat van Ontwikkelingssamenwerking, heeft hij een project in de steigers om de soldaten van het Congolese leger en van de verschillende milities die elkaar gedurende een burgeroorlog bevochten te herscholen tot ontwikkelingshelpers. Daartoe vroeg hij vruchteloos geld aan de Europese Commissie.

In december 1995 maakte Tavernnier in opdracht van Mobutu een inspectietocht langs de kazernes in Opper-Zaïre en Kivu. Hij diende het leger te reorganiseren. Tavernier lichtte premier Jean-Luc Dehaene (CVP) over zijn missie in en zond een kopie van die brief van 9 februari 1996 aan kardinaal Godfried Danneels, buitenlandminister Erik Derycke (SP) en europarlementslid en ex-premier Leo Tindemans (CVP).

In dat schrijven suggereerde Tavernier premier Dehaene om Mobutu bij te staan bij de reorganisatie van het leger en zo te verhinderen dat Zaïre een tweede Somalië wordt. Mobutu gaat, volgens Tavernier, met zo’n reorganisatie akkoord als Tindemans het dossier voor de Belgische regering en de Europese Unie wil behartigen.

Op 16 juni 1996 schreef Tavernier een tweede brief aan Dehaene. Daarin meldde hij dat de Franse president Jacques Chirac slechts matig warm loopt voor “socialist en vrijmetselaar” Derycke, maar Tindemans wel weet te waarderen. Tavernier verzocht Dehaene de Vlaamse socialisten ervan te overtuigen een andere Afrikapolitiek te voeren. Tindemans zou zo luidden de consignes van Tavernier bij Mobutu moeten gedaan krijgen dat hij de garde civile van generaal Baramoto opdoekt.

Ook in de zomer van 1996 lobbyde Tavernier volop voor Mobutu. Kinshasa had opgevangen dat er in Angola troepen klaar stonden om Zaïre binnen te vallen. Op 8 juli 1996 zou Tavernier op bevel van Mobutu contact opgenomen hebben met dokter Emile Ilunga, voorzitter van de Conseil National de la Résistance (CNR), de politieke arm van de vroegere Katangese gendarmes. Ilunga zou verteld hebben dat de CNR-troepen zich opmaakten voor een inval in Shaba, net zoals het Front Patriotique Rwandais in 1990 vanuit Uganda aanviel. Daarbij zou de naam zijn gevallen van zijn bondgenoot Kabila, die zijn rebellen op dat ogenblik klaarstoomde om vanuit Rwanda Zaïre binnen te marcheren. In de herfst van 1996 begonnen de Banyamulenge aan dat offensief.

In Zaïre woog de wanhoop toen zwaar. Op 11 december 1996 verklaarde de regeringswoordvoerder dat de regering zelfs de duivel te hulp wilde roepen. In België circuleerde op dat ogenblik het gerucht dat Tavernier soldaten rekruteerde in samenwerking met generaal Augustin Bizimungu van het vroegere Rwandese regeringsleger (FAR). Toeval of niet, maar in januari landden in Butembo Zaïrese commando’s en een dertigtal huurlingen. Die zouden op 18 december vanuit Brussel en Parijs vertrokken zijn.

De Franse krant Libération telde er 280: Belgen (onder meer Roger Bracco zou gesignaleerd zijn), Fransen, Kroaten, Serviërs en Italianen. Ze zouden hun orders krijgen van Tavernier, die zijn hoofdkwartier zou betrekken in het hem bekende kantoor van de goudmijnen van Kilo-Moto, in de streek die hij in 1964 al bezocht. Om een nieuw netwerk van instructeurs te vormen, is Tavernier kennelijk nog eens aan de mouw van zijn vriend Denard gaan trekken: zestien van zijn negentien instructeurs zou hij aan de Fransman ontleend hebben. Denard zelf maakt geen geheim van zijn goede en directe contacten met Jacques Foccart, de gewezen adviseur van generaal Charles de Gaulle. De rechterhand van Foccart, Fernand Wibaux, had midden oktober een ontmoeting met Mobutu in Lausanne.

Volgens het uiterst-rechtse Franse blad Minute bevindt er zich nog een groep Franse huurlingen in Zaïre. Het gaat om Groupe 11, die in Angola bewakingsopdrachten uitvoerde voor het Franse petroleumbedrijf Elf. Verder vertelden Griekse inwoners van de stad Mahagi, in Opper-Zaïre, half januari aan Ugandese journalisten dat ze in de streek Kroatische huurlingen hebben opgemerkt.

EO-baas Barlow ontkent ondertussen dat hij huurlingen werft voor Zaïre. Maar eind 1996 gaf hij in een BBC-interview wel toe dat hij in 1995 aangesproken werd door een “regering uit die regio”. Naar eigen zeggen, weigerde hij op de vraag in te gaan omdat hij niet in een etnisch conflict wil betrokken raken. Toch lopen er hardnekkige geruchten dat in Zaïre wel Zuid-Afrikaanse huurlingen aanwezig zijn, net als Oekraïense piloten, die werden aangetrokken om de Russische Yaks en de Franse Mirages te besturen, die werden geleased door zakenman en Mobutu-vertrouweling Bemba Saolona.

Maar Zaïre zit krap bij kas. Wie betaalt die huurlingen dan? Zakenlieden vertelden dat premier Kengo wa Dondo hen beloofde zich hun huidige steun te zullen herinneren als de privatisering van de bedrijven eraan komt. Ook de onderhandelingen over de concessies van de kobalt- en kopermijnen van Shaba lopen door, en daar is grof geld mee gemoeid. Libération pakte dan weer uit met de stelling dat Koeweit Tavernier en zijn mannen betaalt. Uit dankbaarheid voor de steun die Zaïre, toen voorzitter van de VN-Veiligheidsraad, verstrekte ten tijde van de Golfoorlog.

Tavernier beval via een interview met Le Soir de Rwandese vice-president Paul Kagame om zijn troepen uit Kivu terug te trekken. “Anders behouden de huurlingen zich het recht voor de troepen op Rwandees grondgebied te achtervolgen”. Het antwoord volgde prompt: vorige week trokken Ugandese en Rwandese troepen massaal Zaïre binnen.

De Zaïrese ambassadeur Kimbulu zegt bevriend te zijn met Tavernier, maar gelooft niet dat de man iets te maken heeft met het Zaïrese leger. Daar is hij te oud voor, vindt de ambassadeur, die wel bevestigt dat Tavernier in Zaïre zit, maar dan louter om er zich bezig te houden met hulp aan vluchtelingen. Tavenier zelf ontkende tegenover BRTN-radio vorig weekend dat hij iets met huurlingen te maken heeft: hij is in Midden-Afrika als adviseur van de Zaïrese stafchef. Kimbulu is niet gelukkig met al de verhalen over huurlingen. Volgens hem circuleren er in Zaïre alleen “technici”. Ze onderhouden het materiaal dat het land moest aankopen om zich te verdedigen. Maar vechten doen die blanken niet. Zaïre, beweert Kimbulu, moest wel een beroep doen op “privé-hulp” omdat de westerse landen hun militaire samenwerking in de jaren negentig opzegden.

Bron » Knack

De doos van Pandora mocht niet open

Een dossier van één miljoen bladzijden. Dat is de berg papier die de onderzoekers hebben verzameld in verband met de Bende van Nijvel. Computerapparatuur om een en ander te ordenen, hebben de speurders tot vandaag nog niet ter beschikking. Elf jaar na het laatste wapenfeit van de Bende – het bloedbad dat in november ’85 in Aalst acht doden eiste – staat het gerecht nog nergens. Dat is niet de fout van de ontbrekende computer, maar het gevolg van een verpletterende reeks blunders en vooral van onwil. Wie de Bende wil begrijpen, trekt immers een doos van Pandora open. Kan België de waarheid wel aan?

Vandaag start de parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel haar echte werkzaamheden. Vrijdag hield voorzitter Tony van Parys van de Bende-commissie een zogezegde opwarmingsronde. Jean-Marie Schlicker, Freddy Troch en Jean-Claude Lacroix die als onderzoeksrechters belast zijn geweest in het onderzoek naar de Bende, kwamen hun relaas doen over de feiten die ze hadden onderzocht en lichtten een tipje van de sluier op over de wijze waarop dat onderzoek gebeurde.

Hun bezoek was bedoeld om het geheugen van de commissieleden op te frissen en dus niet om het echte debat te openen. Oninteressant werd het nochtans niet. Zo zorgde Lacroix voor de opmerkelijke uitspraak dat de Bende – of althans enkele leden ervan – over enkele maanden mogelijk toch wordt ontmaskerd. Precies om deze ultieme kans op opheldering niet in het gedrang te brengen, zei Lacroix dat hij aan de commissie geen details zal of wil geven over de huidige stand van zaken. Een begrijpelijke wens, al betekende het meteen dat Lacroix zich indekte voor de al te vervelende vragen die ongetwijfeld op hem zullen afkomen.

Vandaag wordt Michel Schlicker als eerste getuige verhoord. Ook Schlicker dekte zich vrijdag al in. De ogenschijnlijk minzame substituut van Nijvel begon zijn uiteenzetting vrijdag met de bekentenis dat hij ter voorbereiding van zijn bezoek aan de commissie en ter opfrissing van zijn geheugen, een boek over de Bende had herlezen.

Het zou jammer zijn dat Schlicker in verband met cruciale punten van het onderzoek vandaag voor de commissie aan acuut geheugenverlies zou lijden. Schlicker is immers de bevoorrechte getuige om te vertellen hoe zijn overste, procureur des Konings Jean Deprêtre van Nijvel, het Bende-onderzoek systematisch naar de vaantjes hielp.

Schlicker was vrijdag in zekere zin de stem van zijn meester. Net als Lacroix vertelde hij nooit verbanden te hebben kunnen leggen tussen de verschillende slachtoffers van de Bende. Dat past perfect in de visie die Deprêtre koppig is blijven verdedigen, namelijk dat de Bende van Nijvel een zootje ongeregeld is uit het klassieke gangstermilieu.

Dat de laatste aanslag van de Bende met acht doden en acht zwaar gekwetsten een bloedbad zonder weerga was, bracht Deprêtre niet op andere ideeën. De moorddadige aanval schreef hij toe aan een diep ingewortelde haat tegen de maatschappij die de gangsters op beestachtige wijze hadden willen koelen. Daarmee kende Deprêtre het Belgische gangsterisme een wereldprimeur toe. Nergens in de literatuur zijn immers voorbeelden te vinden van gangsters die – zoals onder meer in Aalst – op koelbloedige wijze kinderen afslachten. Dergelijke feiten zijn ooit wel toegeschreven aan terroristen, maar dat was precies een van de mogelijkheden die de procureur des konings bij voorbaat uitsloot. Ook de hypothese dat de Bende een actie was van extreem-rechts werd uitgesloten. Allicht terecht.

Het Bende-onderzoek staat bol van voorbeelden van manipulatie. Meer dan waarschijnlijk is het extreem-rechtse spoor dat geregeld werd uitgestippeld, een zorgvuldig uitgekiend dwaalspoor. Organisaties als Westland New Post en Front de la Jeunesse hebben ongetwijfeld raakpunten met de Bende, maar niets wijst op een directe betrokkenheid bij de overvallen. WNP en FJ lijken eerder te hebben geopereerd in de logistiek rond de Bende of als handlangers van de opdrachtgevers van de Bende.

Ook onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix van Charleroi zei vrijdag geen motief te hebben gevonden. ‘Ik werk niet aan theoretische modellen. Ik zoek naar feiten en bewijzen’, zei hij vrijdag tegenover de commissie.

Mythe

‘De bende van Nijvel is een mythe’, zei gewezen topman van de staatsveiligheid Albert Raes enkele jaren geleden voor de televisiecamera’s. Uitleg gaf Raes niet, maar allicht bedoelde hij dat er geen wel te omlijnen Bende heeft bestaan. En dat hij ‘de Bende van Nijvel’ meer als een verzamelnaam ziet voor verschillende commando’s die mekaar niet noodzakelijk kenden en ook niet noodzakelijk hebben geweten welk doel ze hebben gediend.

Een analyse van de feiten toont aan dat de opvatting van Raes niet op lucht is gebouwd. Zo waren er twee reeksen aanslagen: een eerste van maart ’82 ecember ’83 (met 20 wapenfeiten) en een tweede – even korte als hevige – reeks met de bloederige aanslagen in de Delhaize-filialen van Eigenbrakel en Overijse (27 september 1985 en acht doden in totaal) en van Aalst (9 november 1985, acht doden). De tweede reeks – die meer weg heeft van terroristische aanslagen dan van winkelovervallen – is niet te vergelijken met de eerste.

Tussen de twee reeksen werd enkel een verband gelegd toen de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch in november ’86 in een zwaaikom van het kanaal Brussel-Charleroi wapens en munitie vond die in de twee reeksen waren gebruikt. Het leek destijds alsof Troch een miraculeuze vondst had gedaan, maar niets was in feite minder waar. Troch en zijn speurders borduurden met hun speurwerk in feite verder op twee getuigenissen die de Bende-onderzoekers van Nijvel kort na de overval in Aalst hadden gekregen over het dumpen van zakken in de zwaaikom. Nijvel had toen welgeteld één duiker ingezet om de feiten na te trekken. Die had het na twee uur dreggen voor bekeken gehouden. Troch deed uiteindelijk maar wat Nijvel een jaar eerder had moeten doen: vakkundig zoeken.

De vondst deed vele vragen rijzen. Waarom had de Bende de zakken gedumpt op een plek waar het gevaar op getuigen zo groot was? Waarom werden de zakken gedumpt in een zwaaikom waar er weinig of geen scheepvaartverkeer was, waar met andere woorden de zakken lange tijd roerloos zouden blijven liggen en de kans op ontdekking groot zou blijven? De hamvraag was echter waarom de Bende de zakken zo uitdrukkelijk had gesigneerd door munitie van zowel de eerste als de tweede reeks aanslagen samen te dumpen.

Toen de zakken in november ’85 werden gedumpt, liet het parket van Nijvel nog steeds uitschijnen dat het met de aanhouding van de bende-Cocu (de zogenaamde Borains) de kopstukken van de Bende achter de tralies had gezet. Het was vooral procureur Deprêtre die tegen de mening in van een aantal speurders, ervan overtuigd was dat met Cocu & co het enigma was opgelost. De Borains konden evenwel enkel aansprakelijk worden gesteld voor de eerste reeks aanslagen. De koppeling maken tussen de eerste en de tweede reeks, was het signaal dat Deprêtre de bal had misgeslagen. Cocu & co konden misschien wel op enige wijze betrokken zijn geweest bij de Bende, de organisatie was in elk geval niet ontmanteld.

Verscheidene waarnemers blijven ervan overtuigd dat de Bende bestond uit verschillende commando’s. De Bende zou trouwens maar een onderdeel zijn van een grotere criminele organisatie. Deze organisatie zou meer slachtoffers op haar geweten hebben dan de 28 doden die officieel worden toegeschreven aan de Bende.

Trafieken

Twee speurders van de BOB in Waver, Bihay en Dussart, waren een eind in die richting aan het werken toen zij door procureur des Konings Deprêtre werden teruggefloten. De rijkswachters hadden vooreerst het duidelijke ballistische verband kunnen leggen tussen een aantal Bende-feiten uit ’82 en ’83. De overval op wapenhandelaar Dekaize in Waver op 30 september ’82 had hen op het spoor gebracht van gigantische wapen- en drugtrafieken. Deze trafieken, waarbij landen uit het Midden-Oosten hun wapenarsenaal financierden met drugexporten, werd onder supervisie van de Russische inlichtingendienst KGB gevoerd vanuit Bulgarije en meer bepaald vanuit het bedrijf Kintex, officieel een in- en uitvoerbedrijf maar in de praktijk de draaischijf van de trafieken.

Bihay en Dussart brachten de Belgische vertakkingen van Kintex in kaart, alsook de rol die de havens van Antwerpen en Zeebrugge speelden in de wapen- en drugtransporten. Een vijftiental leden van de ‘Belgian Connection’ bleken volgens de BOB’ers direct of indirect in verband te staan met een aantal feiten van de Bende van Nijvel. Er waren tevens aanwijzingen dat de Bende-feiten niets meer of minder zouden geweest zijn dan een reeks afrekeningen. Bihay en Dussart hadden ook oog voor het dossier van de Roze Balletten, een dossier dat onder meer door Deprêtre als ‘lucht’ wordt beschouwd, maar dat door anderen wordt beschouwd als een van de sleutels om het geheim te ontrafelen.

Doorgedreven onderzoek had Bihay en Dussart ongetwijfeld doen uitkomen op het verborgen, perverse België van de jaren zeventig en tachtig: de wijze waarop de Waalse wapenindustrie internationale embargo’s op het Midden-Oosten, Latijns-Amerika en Zuid-Afrika omzeilde (de zaak-Juan Mendez, een ingenieur van FN die in ’86 werd vermoord), de drugtrafieken die al dan niet onder toezicht van de rijkswacht het land werden ingesmokkeld (de zaak-François), de rol van de Staatsveiligheid (afdeling Antwerpen) in een zwendel in Marlboro-sigaretten, de infiltratie van de KGB in bepaalde staatsdiensten, het witwascircuit, ‘confituurfuiven’ met hooggeplaatste politici, magistraten en zakenlui, misbruik van kinderen in roze en andere balletten, afpersingen met video- en audiocassettes, de financiering van extreem-rechtse organisaties vanuit Zaïre, rt.

Anders gesteld: Bihay en Dussart waren op weg het verband te leggen tussen gemeenrechtelijke feiten en dossiers die bepaalde financiële en politieke milieus van het land in opspraak hadden kunnen brengen. Dat was trouwens ook de mening van de Brusselse substituut Godbille die, als getuige tijdens de eerste Bende-commissie (tussen april ’88 en mei ’90), uitdrukkelijk de vraag stelde of het niet tijd werd het verband te onderzoeken tussen de Bende en een aantal financiële dossiers.

Godbille vatte de problematiek als volgt samen: ‘N’est-il pas temps de se poser la question de savoir si un certain milieu criminel en Belgique n’a pas réussi à échapper aux enquêteurs en infiltrant certains milieux économiques, politiques et judiciaires, en profitant de leurs faiblesses pour mieux les pervertir notamment par l’exercice de diverses chantages, ne fusse que celui d’avancement dans la carrière’.

Procureur des Konings van Nijvel Deprêtre zag het anders. De doos van Pandora mocht niet open en dus moesten Bihay en Dussart hun onderzoek stopzetten. Een maand nadat ze hun allerlaatste onderzoeksrapport in augustus ’85 hadden afgeleverd, sloeg de Bende van Nijvel weer toe. De Bende had zich twee jaar lang gedeisd gehouden.

De nieuwe Bende-commissie beschikt voor haar werkzaamheden over een 1.000 bladzijden dik, ultra-confidentieel rapport met daarin documenten die – aldus een commissaris – springstof zijn. Mogelijk zal Schlicker vandaag uitleggen waarom Nijvel talloze documenten liet verdwijnen, bewijsstukken liet vernietigen, stukken ter ontlasting van verdachten achterhield of bepaalde noodzakelijke onderzoeksdaden niet of slecht uitvoerde.

Tijdens de eerste Bende-commissie kon een aantal belangrijke figuren uit het onderzoek de commissarissen naar believen wandelen sturen. Deze commissie heeft het mandaat van een onderzoeksrechter. Getuigenissen gebeuren deze keer onder eed. Nu nog hopen dat vrijdag ook het geheugen van de onderzoeksrechters werd opgefrist.

Bron » De Tijd | René De Witte