Koning verleende vorig jaar 53 keer gratie

Koning Albert II verleende vorig jaar gratie aan 53 veroordeelden, blijkt uit de cijfers van de federale overheidsdienst Justitie.

Volgens de grondwet heeft de koning het recht ‘de door de rechters uitgesproken straffen kwijt te schelden of te verminderen’. De aanvraag wordt behandeld door de dienst Genade, maar de koning ondertekent de gratie.

“Genade kan worden toegekend op basis van verschillende elementen”, aldus Koen Peumans, woordvoerder van de FOD Justitie. Zo kunnen er nieuwe elementen optreden, die dateren van voor de veroordeling en waarmee de rechter geen of onvoldoende rekening heeft kunnen houden, zoals ernstige medische redenen.

Soms spelen er ook elementen mee die dateren van na de veroordeling of is er zo’n lange tijd tussen de veroordeling en de uitvoering van de straf en heeft de persoon duidelijk zijn leven gebeterd. Ten slotte bestaat de technische genade.

Iemand die bijvoorbeeld ooit drie dagen onrechtmatig in hechtenis heeft gezeten, kan genade krijgen voor deze drie dagen bij een nieuwe, terechte, opsluiting.

In 2012 werden 955 genadeverzoekschriften ingediend. In 2011 werden er nog 993 verzoeken ingediend en kregen 70 mensen gratie, wat neerkomt op een inwilliging van 7 procent van de verzoekschriften. In 2012 werd 5,5 procent van de aanvragen ingewilligd.

Bron » De Morgen

Wetsvoorstel om aantal autopsies op te voeren in België

Het parlement gaat zich buigen over een wetsvoorstel van senatoren Jacques Brotchi en Christine Defraigne, dat het aantal onderzoeken van “ongewone” overlijdens wil optrekken. Dat schrijft Le Soir.

Momenteel wordt bij slechts 1 procent van de overlijdens in België een autopsie uitgevoerd. Volgens senator Brotchi kunnen jaarlijks 75 gevallen van verdachte overlijdens die niet onderzocht worden, het gevolg zijn van een misdaad en niet van een natuurlijke oorzaak.

Bron » De Morgen

Voorwaardelijke vrijlating en wet-Lejeune worden strenger

De strafuitvoeringsrechtbank moet voortaan unaniem beslissen over de voorwaardelijke invrijheidstelling van een zwaar veroordeelde. Bovendien zullen vijf in plaats van drie rechters moeten oordelen over de voorwaardelijke vrijlating van zwaar veroordeelden. Dat bepaalt een wetsontwerp dat vandaag groen licht kreeg van de ministerraad en voor hoogdringende behandeling naar het parlement gestuurd wordt.

Het ontwerp voorziet ook in een aanpassing van de termijn waarna zwaar veroordeelden een aanvraag kunnen indienen om voorwaardelijk vrij te komen, een regeling die nog bekend is onder de oude benaming ‘wet-Lejeune’.

Iemand die tot 30 jaar of levenslang veroordeeld werd, zal de helft van zijn straf moeten uitzitten voor hij een aanvraag kan doen, tegen een derde van de straf vandaag. Dat betekent dat hij voortaan minimaal 15 jaar moet uitzitten in plaats van 10 jaar vandaag.

Bij recidive wordt de termijn verder opgetrokken. Iemand die eerder veroordeeld werd voor een wanbedrijf waarvoor hij minstens drie jaar cel kreeg, moet bij een nieuwe veroordeling tot 30 jaar of levenslang voor 19 jaar in de cel (nu 10 jaar). Bij een eerste veroordeling tot een criminele straf van minstens vijf jaar stijgt de termijn van 16 naar 23 jaar. Deze termijnen zijn enkel van toepassing op nieuwe veroordelingen.

Het ontwerp verstrengt voorts het beslissingsproces van de strafuitvoeringsrechtbanken. Voortaan moet de veroordeelde zelfs expliciet een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, elektronisch toezicht of een regime van beperkte detentie.

Aanvragen voor voorwaardelijke invrijheidstelling van iemand die veroordeeld is tot 30 jaar of levenslang zullen voortaan behandeld worden door vijf rechters – drie beroeps- en twee lekenrechters – in plaats van drie. Zij moeten unaniem beslissen. Deze regeling treedt onmiddellijk in werking.

De minister van Justitie krijgt ten slotte een injunctierecht waardoor hij of zij het Openbaar Minister kan opleggen in beroep te gaan tegen een beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank.

CD&V-senator Rik Torfs heeft grondwettelijke bezwaren tegen de verstrenging van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De grondwet stelt dat het openbaar ministerie onafhankelijk is in de individuele opsporing en vervolging, merkt Torfs op.

Artikel 151§1 van de grondwet stelt: “Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen”.

Doordat de minister van Justitie het Openbaar Ministerie de opdracht kan geven om in beroep te gaan tegen een beslissing van de SURB, wordt volgens Rik Torfs de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie beperkt op een manier die in tegenspraak is met de Grondwet.

Daarnaast druist het injunctierecht ook in tegen de filosofie van de strafuitvoeringsrechtbanken. Die werden destijds ingevoerd om de minister van Justitie niet langer te laten beslissen over de voorwaardelijke vrijlatingen.

Bron » De Morgen

“Gepruts aan grondrechten”

Strafpleiters reageren vernietigend op de wet die komaf moet maken met onterechte vrijlatingen door procedurefouten. Advocaat Hans Rieder noemt de wet, die het parlement naar alle verwachting deze namiddag goedkeurt, een rechtstreekse inbreuk op onze grondwettelijke rechten. “Vanaf morgen kunnen er à volonté huiszoekingen worden uitgevoerd zonder dat die ter discussie worden gesteld. Deze wet slaat nergens op.”

“De deur naar willekeur van machtsmisbruik staat wagenwijd open”, vindt ook strafpleiter Sven Mary. “Onder het mom van een rechtvaardigheidsgevoel bij de bevolking, die zich stoort aan procedurefouten, zit het parlement te prutsen aan grondrechten. De man in de straat zegt dat iedereen bij hem thuis binnen mag vallen, tot het echt gebeurt natuurlijk. Weet u wat voor een macht dit geeft aan de politie? Net om de mensen van goede wil te beschermen tegen willekeur, moet een onderzoeksrechter zijn toestemming geven voor een huiszoeking, observatie of infiltratie. Dat is nu niet meer nodig.”

De nieuwe wet werd op gang getrokken door SP.A-kamerlid Renaat Landuyt en gaat terug op rechtspraak bij het Hof van Cassatie over ‘nietigheden’. Rieder legt uit wat dat betekent: “De overheid kan tijdens een onderzoek iets doen wat onwettig is. Als ze de regels overtreedt, kan een rechter een sanctie opleggen: de nietigheid van die onderzoeksdaad. Er wordt geen rekening mee gehouden. Dat versoepelt nu.”

Als een onrechtmatig bewijsstuk de hele bewijslast onderuit haalt of als daardoor een eerlijk proces in het gedrang komt, kan een rechter dat bewijs wel nog als nietig beschouwen. Maar dat zal volgens strafpleiter Joris Van Cauter eerder uitzonderlijk zijn. “Als bij een ongeldige huiszoeking marihuana wordt aangetroffen, blijft het om marihuana gaan. En wie in de rechtbank is, kan zich daar nog altijd tegen verdedigen. Het proces gaat gewoon door.”

“Met deze wet kan de politie om het even wie wekenlang met een camera volgen zonder enige vorm van controle.” Volgens Van Cauter en Rieder was er beter energie gestoken in een complete herziening van de regels rond ‘nietigheden’. “De teksten zijn sinds de wet-Franchimont uit 1998 klaar, maar blijven dode letter.”

Bron » De Standaard

Voorstel over vrijlatingen na procedurefout goedgekeurd

De Kamer heeft een wetsvoorstel goedgekeurd om vrijlatingen na procedurefouten in te perken. Dat gebeurde met 84 stemmen voor bij 48 onthoudingen. Critici vrezen machtsmisbruik. Het voorstel van Renaat Landuyt (SP.A) kwam er na een aantal ophefmakende zaken zoals KB Lux en Operatie Kelk. De tekst voorziet dat onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal enkel nietig verklaard kan worden, en dus niet verder gebruikt kan worden, onder bepaalde voorwaarden.

Zo moet expliciet in de wet voorzien zijn dat de betrokken vormvoorwaarde tot nietigheid kan leiden. Ook indien de onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs aangetast heeft, kan het bewijs nietig verklaard worden. Ten slotte mag het gebruik van het bewijs niet in strijd zijn met het recht op een eerlijk proces.

Strafpleiters hebben zware bedenkingen bij de nieuwe wet. “Dit zet de deur wagenwijd open naar machtsmisbruik”, verklaarde advocaat Sven Mary in De Standaard. “Huiszoekingen zijn aan strenge regels onderworpen omdat ze een inbreuk op ons privéleven zijn. Deze wet plaveit de weg naar een politiestaat.” De oppositie onthield zich bij de stemming omdat de tekst enkel de bestaande rechtspraak van het Hof van Cassatie volgt.

Bron » De Standaard