Opinie: Als we de afkoopwet niet fundamenteel hervormen, zullen er nog Kazakhgates komen

Gewezen Senaatsvoorzitter Armand De Decker is zijn interne functies bij MR kwijt, naar aanleiding van zijn rol in de zaak-Chodiev. Er geldt een strafrechtelijk vermoeden van onschuld, maar geen politiek vermoeden van onschuld. Maar met het aanwijzen van een zondebok is de pest de stad niet uit.

“Als we de afkoopwet niet fundamenteel hervormen, zullen er nog Kazakhgates komen”, zegt Jan Nolf. Jan Nolf is erevrederechter en justitiewatcher. Binnenkort verschijnt bij uitgeverij EPO zijn boek De kracht van rechtvaardigheid.

Wat is Kazakhgate ook alweer? In vogelvlucht: drie miljardairs met hechte banden met de potentaten van Kazachstan worden verdacht van witwaspraktijken en nemen in 2011 advocaat en minister van Staat De Decker onder de arm. Amper vier maanden na diens bezoek bij de minister van Justitie is er een minnelijke schikking waarbij 22 miljoen euro de staatskas binnen tuimelt om de strafvervolging te laten vervallen.

Kort daarvoor was de ‘afkoopwet’ spoorslags gewijzigd om de ‘uitgebreide minnelijke schikking’ mogelijk te maken, maar in die eerste versie zat een juridische fout die alle schikking nog onmogelijk bleef maken voor misdrijven waarop niet alleen een geldboete stond. Die schikking gebeurde toch, al voor de noodzakelijke reparatiewet in werking trad.

Wie allemaal betrokken was en wie niet, zal moeten blijken, maar het soort gekonkel van Kazakhgate is zo goed als ingebakken in de afkoopwet.

Toen de plannen voor die haastige hervorming bekend raakten, tekenden drie magistratenverenigingen protest aan in een open brief (april 2011). Toenmalig staatssecretaris Carl Devlies (CD&V) prees de wet als “uniek in de wereld”, en jammer genoeg is dat zo. In mijn boek maak ik de vergelijking met de VS. Daar oordelen de rechters nog steeds grondig of de deal tussen parket en zondaar ‘fair en evenwichtig’ is. Onze Belgische rechters mogen daarentegen enkel verifiëren of aan de formele voorwaarden is voldaan. Met andere woorden: onze afkoopwet ondergraaft ook de scheiding der machten.

Dat probleem was op 2 juni 2016 voor het Grondwettelijk Hof het probleem te veel. Al uit een geheim rapport van 2014 (dat ik kon inkijken) bleek dat er inderdaad sprake was van willekeur en achterkamerpolitiek. Die diagnose kostte Yves Desmet in 2013 trouwens nog een – in beroep herroepen – veroordeling tot schadevergoeding. Die volgde op vraag van de echtgenote van procureur-generaal Yves Liégeois, een voorstander van de wet.

Dat het Hof de afkoopwet ongrondwettelijk zou verklaren, was een kwestie van tijd. Servais Verherstraeten (CD&V) – auteur van de tekst van het wetsvoorstel – had destijds in de Kamer die mogelijkheid weggelachen: “Als ze een procedure daarover krijgen, dan moeten ze maar oordelen.” Carina Van Cauter (Open Vld), die het amendement mee ondertekende, sneerde het protest van de onderzoeksrechters weg: “De onderzoeksrechters hebben hier geen enkele rol. De parketten-generaal hebben voor die regeling (van de afkoopwet, JN) gepleit.”

Onze politici waren dus gewaarschuwd maar zetten koppig door, zelfs zonder grondig advies van de Raad van State en in de Kamer zonder hoorzittingen. Wie niet wou horen, moet nu voelen. Minister Koen Geens (CD&V) moet de wet nu fundamenteel hervormen.

Het zou goed zijn als alle politici die in 2011 voor de wet stemden, eventjes de nadenkknop zouden aanzetten. Ofwel hebben ze toen niet nagedacht, ofwel hebben ze het risico erbij genomen, ofwel is er valsgespeeld. De wetgevende brokkenrijders kunnen best beginnen met het geheime evaluatierapport van 6 juni 2014 online te zetten. Anders doen boze burgers dat misschien in hun plaats onder de hashtag #afkoopleaks.

Bron » De Morgen

“Staatsveiligheid en politie werken wél samen”, zegt Geens

Dat er geen samenwerkingsakkoord gesloten is tussen de Staatsveiligheid en de politie, wil volgens minister van Justitie Koen Geens (CD&V) niet zeggen dat beide diensten niet met elkaar samenwerken.

In zijn nieuw jaarverslag waarschuwt het Comité I, het controleorgaan voor de inlichtingendiensten, dat zowel de Staatsveiligheid als de militaire inlichtingendienst nog altijd geen samenwerkingsakkoord met de politie heeft gesloten en dat een en ander ‘een grote tekortkoming in ons veiligheidssysteem is’. Dat meldt de krant De Tijd.

In een reactie wijst minister van Justitie Koen Geens (CD&V) erop dat de samenwerking tussen de politie en de Staatsveiligheid (de VSSE) in diverse rechtsnormen geregeld wordt.

Hij verwijst naar het Plan Radicalisme van de Nationale Veiligheidsraad, naar de omzendbrief die hij samen met minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) opstelde betreffende de informatie-uitwisseling rond en de opvolging van de foreign terrorist fighters afkomstig uit België, de creatie van een gemeenschappelijke databank foreign terrorist fighters en zijn eigen Actieplan Radicalisering in gevangenissen. ‘Al deze akten bepalen hoe de politie en de VSSE samenwerken en binnen welke domeinen’, luidt het op het kabinet-Geens.

De minister maakte naar eigen zeggen ook al heel wat werk van de vele aanbevelingen die het Comité I de voorbije jaren deed. Zo werd de samenwerking tussen de inlichtingendiensten en de buitenlandse zusterdiensten dit jaar nog via een richtlijn van de Nationale Veiligheidsraad geregeld.

Bovendien zitten in het BIM-wetsontwerp (bijzondere inlichtingenmethoden) heel wat zaken vervat die rekening houden met de aanbevelingen van het Comité I, aldus Geens. Hij somt onder meer de herinvoering van de notificatieplicht op – die personen informeert die het voorwerp hebben uitgemaakt van een BIM -, de verbetering van de regels voor observatie en doorzoeking, het invoeren van de procedure voor hoogdringendheid om bepaalde strafbare feiten toe te laten in het kader van BIM’s en het mogelijk maken van bepaalde BIM-methoden in het buitenland. Dat laatste geldt enkel voor de militaire inlichtingendienst ADIV.

Bron » Knack

Un projet de loi menace la recherche historique, disent les Archives de l’État

Les Archives de l’État ont fait part à la Chambre de leurs vives inquiétudes à propos d’un projet de loi destiné à moderniser les services de renseignement. En les dispensant de transférer leurs archives, le texte met en péril l’avenir de la recherche historique en Belgique, dénoncent-elles.

La loi sur les archives prévoit que les documents d’archive de plus de 30 ans (ou de 50 ans pour le SGRS, service secret de l’armée) doivent être transférés aux Archives de l’État. Les services de renseignement jugent ces délais trop courts puisqu’ils travaillent sur le long terme et que certaines pièces conservent leur pertinence pendant une longue période. Il s’agit en outre souvent de documents classifiés que seul l’auteur peut décider de déclassifier.

Le projet de réforme de la loi organique de 1998, en discussion à la Chambre, dispense les services de renseignement du transfert aux Archives de l’État, en précisant que la consultation par le public devra être assurée aux mêmes conditions qu’aux Archives de l’État. Il ajoute que les autorités judiciaires et administratives, y compris la police, doivent restituer aux services de renseignement les documents classifiés qui émanent d’eux préalablement à leur transfert. A la demande des mêmes services, le document peut être détruit.

Dans un avis demandé par la Chambre, les Archives de l’État réclament la suppression pure et simple de ces dispositions qui heurtent frontalement, à leur yeux, la loi sur les archives. Elles évoquent des raisons techniques et administratives, et mettent aussi en garde le parlement contre les effets sur la recherche historique.

“L’impact de ce projet de loi sur l’avenir de la recherche historique est catastrophique. Les historiens devront analyser le processus des décisions administratives sur la base de dossiers très incomplets. Par le passé, des historiens ont déjà été confrontés à des problèmes liés au caractère complet ou à l’accessibilité des archives dans certains dossiers symboliques comme le dynamitage de la Tour de l’Yser, l’assassinat de Julien Lahaut, les Tueurs du Brabant, etc.”, a averti le directeur général des Archives, Karel Velle.

Une “censure organisée de l’histoire”

Les écologistes Benoît Hellings et Stefaan Van Hecke ont déposé un amendement faisant droit à la demande des Archives.

“L’instauration d’une incapacité quasi-éternelle de pouvoir consulter un fond d’archive lié à un service de renseignement belge pose un problème démocratique profond”, estiment les députés qui redoutent une “censure organisée de l’histoire”.

La mention d’une consultation des archives des services de renseignement aux mêmes conditions qu’aux Archives de l’Etat semble de peu de valeur vu l’impossibilité d’accéder même à une salle de lecture de la Sûreté ou du SGRS sans habilitation de sécurité. Quant aux échéances de 30 ou 50 ans, elles visent des dossiers clos auquel le service fixe encore un délai d’utilité.

À l’appui de leur craintes, les parlementaires invoquent le cas des archives de la Sûreté coloniale, service de renseignement des autorités coloniales belges. Elles devraient être transférées aux Archives de l’État dans le cadre du grand transfert des archives africaines entreposées au Palais d’Egmont mais la Sûreté de l’État s’y oppose pour le moment, indiquait-on mercredi aux Archives de l’État.

Bron » RTBF

“Nee, dat was niet normaal, maar er was een draagvlak”

Stefaan De Clerck (CD&V) bevestigt de poging tot lobbying van Armand De Decker (MR) in de ‘Kazachgate’.

Is de wet op de verruimde minnelijke schikking, de zogeheten ‘afkoopwet’ onder politieke druk versneld door het parlement gejaagd? Voormalig minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) bevestigt dat hij in dat verband benaderd werd door MR-kopstuk Armand De Decker.

De Decker kwam, samen met zijn Franse confrater Degoul, op een zondag bij u thuis in Kortrijk zijn zaak bepleiten. Is dat niet héél ongebruikelijk?

“Ja, dat klopt. Hij had mij om een dringend gesprek gevraagd, dat niet tot maandag kon wachten. Ik wist op dat moment niet waarover het ging. De Decker was niet de minste: hij was Senaatsvoorzitter geweest, in die hoedanigheid kwam ik hem dikwijls tegen in het parlement. En dus heb ik hem nietsvermoedend geantwoord dat hij in dat geval naar Kortrijk mocht komen.”

“Pas toen hij bij mij thuis was, werd duidelijk waarvoor hij kwam. Ik heb meteen gezegd dat zoiets niet paste. Dat de lead niet bij Justitie lag, en dat ik mij niet kón en niet wílde moeien met de wet in kwestie. Dat was out of question.”

Vroeg hij u letterlijk om het wetgevende proces te versnellen met het oog op een minnelijke schikking voor Chodiev?

“Nee. Eerst kwam het dossier ter sprake, daarna de kwestie ‘afkoopwet’. Ik heb meteen gezegd dat hij niet bij mij moest zijn, omdat ik in deze wetgeving helemaal niet de leiding had.”

In Le Soir zegt u dat De Decker hengelde naar uw ‘eventuele inmenging’.

Le Soir citeert uit de verklaring die ik afgelegd heb op vraag van de gerechtelijke politie. Ik ben inderdaad gehoord door de speurders, maar die vraag herinner ik mij niet zo letterlijk. Ik heb tijdens dat gesprek meteen elk mogelijk verzoek afgeblokt, omdat ik dat dossier gewoonweg niet volgde.”

De Decker zou ook toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere (ook CD&V) benaderd hebben. Evenwel nooit in de zaak-Chodiev, volgens Vanackere, maar hoogstens in ‘consulaire dossiers’. Hebt u het er ooit met elkaar over gehad, onder partijgenoten?

“Helemaal niet. Het enige wat ik weet is dat De Decker nog contact heeft gehad met mijn kabinetschef om te vragen in welk juridisch stadium de afkoopwet toen zat en wie zich ermee bezighield.”

Had u, of uw kabinetschef, destijds (al) het gevoel dat hij ‘hogere’ belangen diende?

“Weet u, dat was een erg complex dossier dat ik niet kende omdat ik ook niet van in het begin in de regering zat (De Clerck was Vandeurzen opgevolgd na diens ontslag, red.). Ik voelde meteen dat ik er niets mee te maken had en niets mee te maken wilde hebben. Pas op een later moment, toen de wet in de Senaat besproken werd, heb ik mij erover gebogen om een en ander legistiek op punt te snellen. Toen bleek de haast onder meer uit de onvolmaaktheden die erin zaten. Er is ook snel een reparatiewet gekomen.”

Was het normaal dat een wet pas in de Senaat legistiek op punt werd gesteld?

“Nee, dat was inderdaad niet normaal.”

U hebt zich nooit vragen gesteld bij de snelle goedkeuring van de afkoopwet, die toch al enige tijd aansleepte?

“Er was al langere tijd een ruim draagvlak voor een minnelijke schikking. Ook vanuit de gerechtelijke wereld, meer bepaald de parketten, kwam het signaal dat er verschillende dossiers in aanmerking kwamen voor zo’n deal.”

“Persoonlijk was ik ook voorstander. Het College van Procureurs-generaal heeft toen richtlijnen uitgeschreven om de schikking correct toe te passen, zodat er zeker nooit sprake kon zijn van ministeriële of politieke inmenging. De bedoeling was dat men zou wachten op de richtlijnen om de wet toe te passen.”

Is dat gebeurd in de zaak-Chodiev?

“Daar ga ik van uit.”

Hebt u nooit de link gelegd tussen uw gesprek met Armand De Decker en Catherine Degoul, en de plotse stroomversnelling waarin de afkoopwet terechtkwam?

“Tja… Moeilijk om te zeggen achteraf. Ik heb vastgesteld dat De Decker het over die wet had, en dat die wet er vervolgens is gekomen.”

Bron » De Standaard

Opinie: Kent politie de les van de Witte Mars nog?

Door de grote focus op terreur dreigen de belangrijke hervormingen uit het post-Dutroux-tijdperk teruggedraaid te worden, vreest Heidi De Pauw, Algemeen directeur bij Child Focus.

Carine Russo, de moeder van Mélissa, beschrijft in haar beklemmende boek 14 maanden uiterst precies de eenzaamheid die de ouders van de zes door Dutroux ontvoerde meisjes doormaakten. De chaos in hun zaak was compleet. Politiediensten werkten niet samen, onthielden elkaar noodzakelijke informatie, documenten kwamen niet in de juiste handen terecht, er werden onbegrijpelijke beslissingen genomen en met de ouders werd niet gecommuniceerd.

Zij stonden er letterlijk alleen voor. Enkele jaren voordien maakte de familie van de verdwenen Loubna Benaïssa hetzelfde mee. Zij kreeg niet de minste ondersteuning vanwege de politie, maar zelfs verkeerde raad. Het politieonderzoek zelf was een warboel en het dossier werd voortijdig geklasseerd. Pas nadat hun zaak door de grote ruchtbaarheid rond de zaak-Dutroux opnieuw in de aandacht kwam, werd het onderzoek hervat en hun levenloze dochter uiteindelijk gevonden. Ook de ouders van Kim en Ken, Liam, Nathalie, Gevrije, Ilse, Conrad en zo vele anderen maakten in essentie hetzelfde mee: de overheid liet hen grotendeels aan hun lot over.

Het werd de grote verdienste van de ouders van Julie, Mélissa, An, Eefje, Sabine en Laetitia dat ze zélf hun zaak in handen namen. De Witte Mars die daar het resultaat van werd, kwam er omdat het grote publiek plots zag dat slachtoffers en hun naasten er alleen voor stonden en dat de rechtsstaat jammerlijk tekortschoot in zijn belangrijkste taak: zorgen voor de meest kwetsbaren onder ons.

Mensgericht

Meteen stond de politiek met de rug tegen de muur. Beleidsmakers realiseerden zich dat zij in actie moesten schieten om het laatste restje krediet niet te verliezen. Vier dagen na de Witte Mars werd een parlementaire onderzoekscommissie in het leven geroepen, de start van een proces dat leidde tot grondige hervormingen bij justitie en politie en dat bij uitbreiding de positie en het statuut van slachtoffers grondig bijstuurde.

Het werk van politie en gerecht kreeg er een nieuwe, mensgerichte dimensie bij. Nieuwe functies, zoals politie- en parketwoordvoerders of slachtofferbejegenaars, werden in het leven geroepen. Voor politiemensen werd het normaal om in vele dossiers samen te werken met welzijnswerkers. Er kwamen moderne richtlijnen, zodat bijvoorbeeld wie aangifte van de verdwijning van tienerzoon of -dochter komt doen, nooit meer te horen krijgt dat hij over vierentwintig uur maar eens terug moet komen.

Dit alles vergt natuurlijk inzet en menskracht. Als we alleen maar vermissingen in ogenschouw nemen, gaat het jaarlijks om duizenden. En zelfs al gaat het in de meeste gevallen niet om de meest verontrustende situaties, dan nog kruipt daar onveranderlijk veel tijd in. Bovendien leert de ervaring dat zelfs achter een ogenschijnlijk niet-onrustwekkende wegloopsituatie in werkelijkheid een schrijnende achterliggende problematiek van geweld, seksuele uitbuiting of dreigende zelfdoding kan schuilgaan. Je weet waaraan je begint, niet waar je eindigt.

Overbelast

Tijd is dus cruciaal. En precies daarvan is er steeds minder. Om te beginnen is het een publiek geheim dat de Cel Vermiste Personen bij de Federale Politie vaak overbelast is, en best nog extra middelen en mensen kan gebruiken. Maar ook op andere fronten, bij de Federale Gerechtelijke Politie en bij de lokale politiezones, is er almaar minder ruimte om dat complexe en mensgerichte werk te blijven uitvoeren.

Het is duidelijk dat de sterk toenemende focus op terreurbestrijding daar geen goed aan doet. Een agent die met een mitrailleur op straat staat, kan niet tegelijkertijd de zoektocht naar een vermist kind aanvatten. Overpolicing inzake terreur leidt onvermijdelijk tot underpolicing voor andere vormen van criminaliteit én heeft een negatieve impact op de zo belangrijke gemeenschapsgerichte politiezorg.

Laten we daarom koers houden en de geschiedenis niet vergeten. Justitie en politie moeten iedereen dienen en dus ook beschikbaar blijven voor minder spectaculair werk als het bijstaan van slachtoffers en voor gemeenschapsgericht politiewerk in het algemeen. Want als we dat uit het oog verliezen, stevenen we vroeg of laat opnieuw af op een debacle zoals de zaak Dutroux er een was.

Overigens kan onze lof voor de ouders wier inzet en moed ten grondslag lagen aan de Witte Mars nooit groot genoeg zijn. In hun diepste ellende kozen zij voor opbouwende actie en nooit voor vernieling of haat.

Bron » De Standaard