Er stelde zich geen kandidaat voor voorzitterschap FN

Het bureau van de Franstalige extreem-rechtse partij FN (Front National) heeft maandag vastgesteld dat niemand zich kandidaat heeft gesteld voor het voorzitterschap van de partij. Het mandaat van de huidige voorzitter, Daniel Féret, eindigt op woensdag 1 december.

Féret had te kennen geven dat hij zijn mandaat niet wenste te verlengen, aldus een mededeling van FN. De leiding van de partij zal worden waargenomen door het politieke bureau. De functie van voorzitter wordt dan verzekerd door een kwartet bestaande uit vertegenwoordigers van elk parlement: senator Michel Delcroix, kamerlid Patrick Cocriamont, Waals parlementslid Charles Petitjean en Brussels parlementslid Daniel Féret.

Bron » De Tijd

Ministers mogen niet meer telefoneren naar staatsveiligheid

Het moet afgelopen zijn met ministers die de staatsveiligheid eventjes opbellen om inlichtingen te vragen en vervolgens slordig omspringen met de verkregen informatie. Dat verklaarde vice-premier en minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) in antwoord op een vraag van senator Hugo Vandenberghe (CD&V).

“Soms telefoneren ministers naar de staatsveiligheid voor een inlichting”, stelde Vandenberghe. “Ik vraag mij af of een minister zomaar telefonisch inlichtingen kan vragen aan de staatsveiligheid, zonder dat daar een administratief spoor van bestaat. Er moet een logboek komen van die vragen. De ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken moeten principieel als enigen bevoegd zijn om met die diensten te werken. Het kan niet dat een minister die informatie wil over een bepaalde zaak, zomaar even opbelt.”

De senator verwees specifiek naar het incident rond Soetkin Collier, de zangeres van de folkgroep Urban Trad. Op basis van een uitgelekte nota van de staatsveiligheid over het extreem-rechtse verleden van de zangeres, kon Collier vorig jaar in extremis niet deelnemen aan het Eurovisiesongfestival. De informatie werd naar de media gelekt door een minister van de Waalse regering, aan wie de inlichtingendienst had gerapporteerd. Achteraf bleek de informatie grotendeels juist, maar onvoldoende genuanceerd. Collier diende wel klacht in tegen de geheime dienst.

Onkelinx heeft lessen getrokken uit het voorval. “De staatsveiligheid brengt mij systematisch op de hoogte van de rapporten die ze naar andere federale overheden stuurt”, zei de bewindsvrouw. “Inzake informatie die de gewestelijke of gemeenschapsoverheden kan interesseren, eis ik dat men mij vooraf verwittigt wanneer men van plan is die door te sturen. Als minister bevoegd voor de staatsveiligheid heb ik de taak om uit te maken of deze overheden deze inlichtingen moeten krijgen. Ik heb deze beslissing genomen naar aanleiding van de zaak-Soetkin Collier, omdat de gemeenschapsoverheden daarbij erg lichtzinnig zijn omgesprongen met het vertrouwelijke karakter van de informatie van de staatsveiligheid.”

Bron » De Morgen

Alleen tegen de schurkenstaat

In ‘Schurkenstaat België, de samenzwering tegen Benoît de Bonvoisin’ publiceert advocaat Mario Spandre de achtergrondinformatie waarmee hij Benoît de Bonvoisin, bijgenaamd de Zwarte Baron, uit de klauwen van het gerecht en… van de media heeft gehaald. Hij bereidt nu een miljoenenclaim voor tegen de Belgische staat.

Eliane De Wilde, de conservator van de Koninklijke Musea van Schone Kunsten van België, wist niet wat haar overkwam. Tien jaar geleden, midden juli 1994, bood zich bij haar een deurwaarder aan die beslag kwam leggen op een tiental topwerken uit haar collectie, waaronder een Rubens, twee Memlincs, vier werken van Rogier van der Weyden en een Hugo van der Goes. Er werd ijlings over en weer gebeld met de voogdijminister, de Luikse PS’er Jean-Maurice Dehousse. Maar dat bracht ook geen uitkomst.

De deurwaarder handelde in opdracht van Mario Spandre, de raadsman van een veertigtal Belgen die indertijd in Congo de dupe waren geworden van het zaïriseringsbeleid van dictator Mobutu Sese Seko. De Belgische staat had zich ertoe verbonden de slachtoffers van die nationaliseringen te vergoeden. Maar de betaling van de verschuldigde 600 miljoen frank liet al te lang op zich wachten. Daarom liet Mario Spandre beslag leggen op de kunstwerken – conservator De Wilde vond de keuze van de advocaat getuigen van erg goede smaak.

Mario Spandre heeft in zijn leven de Belgische staat al voor ruim 25 miljoen euro lichter gemaakt. Volkomen legaal. Spandre is een advocaat, een zeventiger, die niets liever doet dan in het krijt treden met de overheid. Dat houdt hem kwiek, vindt hij.

Vandaag bereidt hij nog maar eens een miljoenenclaim voor. Dit keer in de zaak van de ooit als ‘Zwarte Baron’ gebrandmerkte Benoît de Bonvoisin.

Vanachter zijn bureau kijkt Spandre uit over het fraai aangelegde Schumanplein en de fonkelende hoofdkwartieren van de Europese Unie. Binnen handbereik staat een uitgelezen bibliotheek met africana en met alle klassiekers over Congo. Mocht Katanga onafhankelijk zijn gebleven, dan woonde Spandre vandaag wellicht in Lubumbashi, vroeger Elisabethstad, zijn geboorteplek.

De Spandres zijn Italianen van afkomst. Of eigenlijk niet. Hun echte naam is Spandauer, maar toen de voorouders van de advocaat, een Duits geslacht van typografen, zich in de 19e eeuw in Turijn kwamen vestigen om er voor de hertogen van Savoie te werken, kreeg de naam gaandeweg een Italiaanse verklanking. De vader van Mario Spandre, drukker van professie, was ook een muzikant. Na omzwervingen in Zuid-Afrika, waar hij in handgemeen raakte met de Boeren, en Argentinië, waar hij in het operaorkest speelde, strandde hij uiteindelijk in Elisabethstad.

Moïse Tsjombe

Vader Spandre werd de drukker van L’Etoile du Congo, de latere L’Essor du Congo, een krant met een zeker gezag. ‘De krant was eigendom van kardinaal de Hemptinne, van een logebroeder en een joodse investeerder’, lacht Spandre. ‘Dat moest dus fout lopen – wat ook gebeurde.’ Waarop vader Spandre een boerderij en melkveehouderij begon. Het is daar, vlakbij Elisabethstad, dat Spandre opgroeide. Het is daar ook, in een villa van de buren, dat in 1961 Patrice Lumumba en enkele medestanders werden vermoord, in opdracht van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en de nieuwe Congolese sterke man Mobutu.

Spandre heeft nog getuigd voor de Lumumba-commissie. ‘Maar ze wilden daar de waarheid niet horen’, zegt Spandre fijntjes. ‘Ze wilden alleen vernemen wat koning Boudewijn en wat eerste minister Gaston Eyskens wisten. En die wisten van niets.’

Spandre kent de Lumumba-affaire. Hij heeft de meeste betrokkenen in de zaak gefrequenteerd, onder wie de CIA-vertegenwoordiger in Leopoldstad, Lawrence Devlin, die na goedkeuring van de Amerikaanse president John F. Kennedy Lumumba liet uitschakelen.

Na zijn rechtenstudies in Brussel kwam Spandre in contact met Moïse Tsjombe, die in 1960 de onafhankelijkheid van de mijnprovincie Katanga (nu Shaba) uitriep. Toen Tsjombe later met de hulp van Franse huurlingen en de Portugese veiligheidsdiensten een poging tot staatsgreep tegen Mobutu ondernam, verbleef Spandre in het Ritzhotel in Lissabon waar hij wachtte op het signaal dat de coup was geslaagd. Maar de Amerikaanse diensten raakten op de hoogte. Die lieten via de ambassadeur in Lissabon aan de Portugezen weten dat ze in Washington ‘zeer ongelukkig’ zouden zijn mocht Tsjombe zijn plannen doorzetten. Waarop het manoeuvre werd afgeblazen. Wat later, in 1967, werd Tsjombe in Spanje ontvoerd, met de hulp van de Fransen en zeker met het medeweten van Devlin, dus van Wash-ington. De Katangese leider werd in Algiers geïnterneerd. Hij overleed er in 1969.

In het voorwoord bij zijn exposé over de zaak-Bonvoisin dat deze week in de boekhandel ligt, verwijst Spandre heel even naar de Tsjombe-episode. ‘De fondsen voor de ontvoering werden via België aangeleverd. Het geld kwam van Mobutu, via Pierre Davister, de uitgever van het weekblad Spécial, en transiteerde via een rekening bij de Banque Bruxelles Lambert. Procureur-generaal Ganshof van der Meersch van het hof van cassatie heeft er alles aan gedaan om het onderzoek naar deze zaak onder de mat te houden. Want Mobutu moest, en zou, in Congo aan de macht blijven’, houdt Spandre vol.

Extreem-rechts

‘Er zijn zoveel zaken die de burgers van dit land nooit te weten komen. Drie ministers van Justitie – wijlen Jean Gol, een liberaal, de socialist Philippe Moureaux en christen-democraat Melchior Wathelet – hebben toegelaten dat Benoît de Bonvoisin het leven onmogelijk werd gemaakt en dat zijn carrière werd gebroken door een dossier van de Staatsveiligheid dat op pure fictie berustte’, zegt Spandre terwijl hij parmantig zijn papieren bijeenraapt. ‘De schade die hier door de Belgische staat werd aangericht, is enorm. Wij gaan daar nu een prijs op zetten.’

Toen Spandre in 1995 door Benoît de Bonvoisin in de arm werd genomen, kende hij van het dossier alleen wat hij in de kranten had gelezen. Het was een stafhouder die Bonvoisin naar Spandre bracht. Hij had immers de reputatie er niet voor terug te schrikken om de staat zelf aan te vallen.

In 1981 was via onder meer de krant De Morgen een nota van de Staatsveiligheid gelekt. Daarin werd Bonvoisin omschreven als een heuse fascist die via zijn bedrijven Cidep en PDG het Front de la Jeunesse, en dus extreem-rechts in België, financierde.

‘Bonvoisin was voor die tijdsgeest geknipt als schuldige’, zegt Spandre.’ Het gonsde in die jaren tachtig van de geruchten over plannen voor een staatsgreep. Er was de rakettenkwestie, de aanslagen van de CCC, de Bende van Nijvel. Alle getuigenissen waren eensluidend: de overvallen van de Bende van Nijvel waren het werk van professionals. De bende maakte 28 dodelijke slachtoffers en het gerecht vond niet eens het begin van een spoor. Extreem-rechts zit achter de aanslagen, werd gefluisterd. De enige dienst die contact had met extreem-rechts was de Staatsveiligheid. Die was Westland New Post geïnfiltreerd en had die organisatie zelfs gesteund.’

In 1981 moest de Bende van Nijvel nog aan zijn reeks moordende overvallen beginnen, maar de naam van Benoît de Bonvoisin was al gevallen.

Bonvoisin, van adellijken huize, is een wat excentrieke heer die in kringen van Franstalige christen-democraten omging.

De Bonvoisins, een familie van textielfabrikanten, zijn afkomstig uit Petit-Rechain bij Verviers. Bonvoisins grootvader was Alexandre Galopin, de gouverneur van de Generale Maatschappij van België die tijdens de oorlog op bevel van de Duitse Gestapo werd vermoord. Zijn grootmoeder was de dochter van Gustaaf Verriest, broer van Hugo Verriest. Een andere overgrootoom was Victor Besme, de baron Haussman van Leopold II, die Brussel een moderne aanblik gaf. Zijn vader, Pierre de Bonvoisin, was eveneens een topman van de Generale Maatschappij.

Vrij jong kwam Benoît de Bonvoisin terecht in de kring rond Paul Vanden Boeynants, de sterke man en Brussels stemmenkanon van de PSC. VDB installeerde Bonvoisin aan het hoofd van het Cepic ( Centre Politique des Indépendants et des Cadres), een evenknie van het Vlaamse NCMV ( Nationaal Christelijk Middenstandsverbond). Dat Cepic werd de motor van de centrumrechtse PSC.

Front de la Jeunesse

Het waren erg woelige tijden. De kolonels waren nog aan de macht in Griekenland, Franco in Spanje, in Vietnam voerden Amerikaanse GI’s een uitzichtloze oorlog en het communistische Oost-Europa lag nog achter het IJzeren Gordijn.

‘Links’ en ‘rechts’ waren in die dagen geen ijdele woorden. En de groep rond VDB zat in het rechtse kamp. Gaandeweg werd Vanden Boeynants door de media zelfs in ultrarechtse hoek geduwd. In VDB’s entou-rage immers werden mensen gesignaleerd als majoor Jean Bougerol, die graag conferenties mocht beleggen over het sluipende communistische gevaar. De organisatie achter de conferenties van Bougerol en de publicatie van Inforep, een persoverzicht dat als een sonar elke vorm van linkse subversie registreerde, was het zogeheten Public Information Office. In de Vlaamse media vooral werd PIO als een soort inlichtingendienst afgeschilderd. En via die PIO was de link naar plannen voor een staatsgreep en later de Bende van Nijvel snel gelegd.

In maart 1983 werden de eerste geruchten over een mogelijke staatsgreep vreemd genoeg gelanceerd door het extreem-rechtse Nouvel Europe Magazine. In dat artikel werd ook het bestaan onthuld van Westland New Post, de extreme loot van het Front de la Jeunesse.

Was het bericht in Nouvel Europe Magazine een repliek op het lekken twee jaar eerder van de nota van de Staatsveiligheid over Benoît de Bonvoisin? Of was het WNP een poging om te infiltreren in de Staatsveiligheid? Knappe koppen die daar na al die jaren nog wijs uit raken. Emile Lecerf, de baas van Nouvel Europe Magazine, leefde in elk geval op vriendschappelijke voet met de top van de Staatsveiligheid, maar ook met de Israëlische inlichtingendiensten.

‘Mijn enige band met al dat volk was dat het Front de la Jeunesse een bureau had in het pand dat ik aan Nouvel Europe Magazine verhuurde’, zou Bonvoisin later aan Knack vertellen. Bonvoisin heeft altijd volgehouden dat het lekken van de nota en de bijgeleverde bewijsstukken één grote machinatie was van de Staatsveiligheid, toen nog geleid door de mysterieuze Albert Raes.

Raes, beweerde Bonvoisin, heeft hem nooit vergeven dat hij in een nota voor minister van Defensie Vanden Boeynants parlementaire controle eiste op de diensten van de Staatsveiligheid. Bonvoisin had ook van de Franse inlichtingendiensten vernomen dat de Staatsveiligheid lekte als een mandje en hij had dat publiekelijk herhaald.

Bovendien stonden Raes en Vanden Boeynants ook op gespannen voet met elkaar. Een gevolg van de Congo-crisis. Terwijl de regering troepen stuurde naar Congo, werden hier huurlingen geronseld om op de Belgische para’s te schieten. Volgens Vanden Boeynants had Raes verzuimd de regering daarover in te lichten.

Bonvoisin vogelvrij

Volgens Spandre beginnen de moeilijkheden van Bonvoisin met de nota van de Staatsveiligheid. Want die leidt tot nieuwe onderzoeken die ‘de Zwarte Baron’ zoals hij intussen in de media wordt genoemd, voor het gerecht brengen. Het kostte hem bij een eerste veroordeling vijf jaar opsluiting wegens oplichting, verduistering, bedrieglijk bankroet en valsheid in geschrifte bij het beheer van PDG en Cidep. Na een eerste behandeling in beroep werd Bonvoisin prompt aangehouden. Een van de magistraten die optrad in de zaak tegen Bonvoisin was de latere substituut Jean-François Godbille van de financiële sectie van het hoofdstedelijke parket, een voormalig lid ook van Cepic, die goede banden onderhield met Opus Dei. Later zou Godbille terechtkomen op het kabinet van de liberale minister van Financiën Robert Hatry.

Toenmalig minister van Justitie Jean Gol zou ooit voor het parlement bevestigen dat Bonvoisin in verdenking was gesteld op basis van feiten verzameld door de Staatsveiligheid. Latere ondervragingen van agenten van de Staatsveiligheid hebben dat bevestigd.

Maar de vereffenaar aangesteld door de Brusselse handelsrechtbank, zo raakte later bekend, zou nooit één onregelmatigheid in de bedrijven van Bonvoisin vaststellen. Godbille zelf zou in 1989 voor de parlementaire Bende-commissie toegeven dat de gelekte nota van de Staatsveiligheid eigenlijk een vervalsing was.

Volgens Spandre zijn de daaropvolgende beschuldigingen, zoals de heling van een zilveren dodenmasker dat aan een religieuze orde toebehoorde en het vermeende aandeel van de baron in het Luikse parkeermeterschandaal – twee zaken waarin hij werd vrijgesproken – een gevolg van de manoeuvres van de Staatsveiligheid.

Naderhand was er geen dossier te bedenken waarmee Bonvoisin niet in verband werd gebracht: de roze balletten, de Bende van Nijvel, later nog de affaires Dutroux en Nihoul. Bonvoisin was vogelvrij verklaard. ‘De manier waarop Bonvoisin door enkele van zijn advocaten werd verdedigd, heeft hem ook geen goed gedaan’, zegt Spandre.

Een van die advocaten was de bekende Xavier Magnée, ooit een compagnon van wapenhandelaar Roger Boas en onlangs in de actualiteit als advocaat van Marc Dutroux. Magnée had Bonvoisin verzekerd dat hij, voor een honorarium van twee miljoen frank, al die moeilijkheden met de Staatsveiligheid kon rechttrekken.

Een vervelende brief

Het was Magnée die, zonder het te beseffen, Spandre het breekijzer leverde waarmee hij uiteindelijk de vrijspraak van Bonvoisin afdwong. ‘Uit een brief van Magnée bleek dat hij met hoge magistraten had overlegd over wat Bonvoisin moest doen om niet te zwaar gestraft van de zaak af te raken’, vertelt Spandre. ‘Het is toch schandalig dat een advocaat overlegt met de magistraten over de straf die zijn cliënt zal worden opgelegd, terwijl diezelfde cliënt onschuldig pleit.’

Spandre wilde de brief van Magnée aan het hof van beroep voorleggen, maar de rechter verbood hem dat. Want daarmee zou de confidentialiteit tussen advocaat en cliënt worden geschonden. Maar, hield Spandre vol, die confidentialiteit dient om de cliënt, die zich moet verdedigen, te beschermen. In dit geval had Bonvoisin geen enkel voordeel bij het in stand houden van die confidentialiteit. Integendeel. Maar de rechter dreigde ermee Spandre aan te klagen bij de stafhouder als hij bij zijn voornemen bleef om de brief openbaar te maken.

‘Ik ben dan zelf naar de stafhouder getrokken’, herinnert Spandre zich. ‘Die zat op de lijn van het hof van beroep. Ik vroeg hem: “Verbiedt u mij om de brief te gebruiken? Zo ja, dan dien ik meteen klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.” Hij wist dat ik al eens eerder, in de zaak van de verkoop van het Palace Hotel, de stafhouders voor het Europees Hof had gedaagd en had gewonnen – dat scheelde voor mijn cliënt meteen 115 miljoen frank.’

‘Ik zei nog tegen de stafhouder: “U kunt me ook aanklagen voor de raad van de orde. Maar dan wordt de hele zaak publiek gespeeld. En daar zal ik pleiten dat de Orde van Advocaten de waarheid tracht te verdonkeremanen.”

‘Ik heb daarop de brief van Magnée toch aan de rechters in beroep voorgelegd. Maar de voorzitter, heel slim, heeft de brief buiten de debatten gehouden. Maar dat gaf mij de mogelijkheid om naar cassatie te trekken. Aanvankelijk weigerde de advocaat die voor cassatie moest pleiten de brief van Magnée voor te leggen. Ik heb hem daar dan toe gedwongen. En uitgerekend dat element heeft cassatie gebruikt om het arrest van het hof van beroep tegen Bonvoisin te verbreken. Waarop er een nieuw proces volgde, nu voor het hof van beroep in Mons, dat op 12 mei 2000 Bonvoisin niet alleen vrijsprak, maar in het arrest ook nog eens het hele onderzoek tegen hem en de aanpak van de onderzoekers aan de kaak stelde.’

‘Twintig jaar lang werd een individu vervolgd’, hamert Spandre. ‘Met alle ontsporingen tot gevolg. Dat gebeurde met het medeweten van ministers, rechters, onderzoeksrechters, griffiers en journalisten.

‘Als ik aan de rechters vroeg te onderzoeken of sommige journalisten niet betaald waren door de Staatsveiligheid, hebben ze geweigerd gevolg te geven aan dat verzoek. Er zijn daar valse verklaringen afgelegd voor parlementaire commissies, verklaringen onder ede!

‘Al die inspanningen om één man te treffen. Maar nog altijd is er geen spoor van de lui, de Bende van Nijvel, die 28 mensen hebben omgebracht. Dat stemt toch tot nadenken over de rol van de staat. Niet?’

Bron » Knack | Rik Van Cauwelaert

FN-voorman kan twee jaar krijgen

De openbaar aanklager heeft gisteren voor het hof van beroep van Brussel twee jaar effectieve gevangenisstraf gevorderd voor Daniel Féret, de voorzitter van het extreem rechtse Front National (FN). Hij wordt beschuldigd van aansporing tot rassenhaat door de verspreiding van pamfletten of verkiezingsprogramma’s.

Bij de opening van de zitting zei FN-senator Michel Delacroix, de advocaat van Féret, dat zijn cliënt sinds zijn verkiezing voor het Brussels Parlement op 13 juni parlementair onschendbaar is.

Férets onschendbaarheid werd destijds door het federale parlement opgeheven. Nu moet het Brussels Parlement zich over het dossier buigen, zei de advocaat. Procureur-generaal Jean-François Godbille repliceerde dat Féret nog geen ontslag genomen heeft uit het federale parlement en dus nog als een federaal parlementslid moet worden beschouwd.

Over de grond van de zaak gaf de procureur een bloemlezing van documenten van de hand van de FN-voorzitter waarin allochtonen gelijkgesteld worden met dieven, delinquenten, misdadigers en terroristen. Voorts worden Afrikanen als wilden in de brousse gekarikaturiseerd. De aanklager was verontwaardigd over ‘dit klimaat van rassenhaat en politiek geweld, dat aan een bepaalde periode herinnert (…)’.

Voorwaardelijk

Godbille eiste de ontbinding van de VZW Front National en de veroordeling van Georges Tonnelier, de vroegere medewerker van Frénet in het parlement, tot een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Voor Frénet kan een voorwaardelijke straf niet meer, gezien de arts in 1986 al tot een jaar voorwaardelijk veroordeeld werd voor het afleveren van een vals doktersattest dat een alibi verschafte aan een delinquente die vervolgd werd voor een hold-up. Het proces wordt op 30 juni voortgezet.

Het Front National haalde op 13 juni bij de verkiezingen voor het Brussels Parlement 5,42 procent van de stemmen. Voor het Waals Parlement ging het FN met 8,12 procent van de stemmen lopen. Dat is meer dan dubbel zoveel als bij de regionale verkiezingen van 1999 en ruim 2,5 procentpunt meer dan bij de kamerverkiezingen van vorig jaar.

Bron » De Tijd

Extreem-rechts opent een front in het zuiden

Te midden van het gedruis over de opmars van het Vlaams Blok ging het nieuws wat verloren, maar aan de andere kant van de taalgrens heeft extreem-rechts ook een (kleine) doorbraak geforceerd. Het Front National van dokter Daniel Féret, tot vorige zondag goed voor een kamerlid en twee senatoren, beschikt nu over acht verkozen mandatarissen, vier in de Waalse Gewestraad en vier in het Brusselse Parlement. En dat betekent voor het eerst ook in Wallonië: flink wat overheidsgeld naar extreem-rechts.

“Onbegrijpelijk”, jammerden de Franstalige kranten toen Charles Petitjean aankondigde dat hij lijsttrekker werd van het Front National in Charleroi. “En dat voor een man wiens vader als verzetsstrijder is omgekomen in een Duits concentratiekamp en wiens moeder, tante en grootouders de titel ‘Juste parmi les nations’ hebben gekregen van het Yad Vashem-instituut, het permanente holocaustmuseum in Jeruzalem, wegens hun rol bij het redden van joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.”

Voor een extreem-rechts partijtje zoals het Front National, dat wemelt van de holocaustontkenners, Hitler-adepten en aanbidders van Rex-leider Léon Degrelle, is Petitjean een grote en ogenschijnlijk niet voor de hand liggende vangst. De man heeft een indrukwekkende staat van dienst van meer dan 30 jaar bij de PRL, de voorloper van het huidige Mouvement Réformateur (MR).

Hij was senator, provincieraadslid en burgemeester voor die partij. Maar eind jaren negentig ging het mis. Petitjean sloeg de deur van de liberale partij achter zich dicht en stichtte Défi Libéral, een dissidente lijst die een paar keer zonder succes deelnam aan de verkiezingen. Vorig jaar ging Petitjean nog vruchteloos steun zoeken bij het Liberaal Appèl van Ward Beysen en de groep Blauw van Leo Goovaerts, de liberale dissidenten aan Vlaamse kant. “Er is nood aan een rechtse partij, zo niet zullen de mensen naar extreem-rechts vluchten”, luidde de redenering. Het bleken profetische woorden, die inmiddels in vervulling zijn gegaan.

Bij nader inzien is de overstap van Petitjean nochtans minder onlogisch dan men zou denken. Decennialang was Petitjean de ‘monsieur Afrique’ van de Franstalige liberalen. Hij speelde een sleutelrol in de ondoorzichtige wirwar van liberale, partijgebonden niet-gouvernementele organisaties die zich toeleggen op ontwikkelingssamenwerking en onderhield intensieve contacten met allerlei Afrikaanse en Arabische staatshoofden. Hij bewoog zich kortom in de schemerwereld van parallelle diplomatie en inlichtingendiensten.

Gedurende vele jaren werkte Petitjean in deze sector samen met Francis Dessart, een kleurrijke, bij het grote publiek vrijwel onbekende figuur. Dessart noemt zich professor en ambassadeur en bedacht zichzelf met talloze andere fantaisistische titels, maar fungeerde vooral als oplichter, spion en informant van westerse inlichtingendiensten. Sinds de jaren zestig stond Dessart in contact met de CIA, de World Anti-Communist League (WACL), de Moon-sekte en het Portugese ‘persagentschap’ Aginter Press, het beruchte bijhuis van de Portugese geheime dienst ten tijde van dictator Salazar en het zenuwcentrum van het extreem-rechtse terrorisme en de strategie van de spanning.

Petitjean en Dessart vonden elkaar in 1976, bij de oprichting van de vzw Amitiés Arabes, waarvan onder anderen ook Guy Mathot (PS) en Georges Clerfayt (MR) lid werden. Een paar jaar later werden ze beiden stichtende leden van het Mouvement pour les Etats-Unis d’Europe, en er volgden nog een hele reeks andere verenigingen en neporganisaties.

Petitjean loodste zijn medewerker binnen bij wat toen nog de PRLW heette en bezorgde hem een job bij Delipro, een organisatie voor ontwikkelingssamenwerking waarvan Petitjean voorzitter was. In die hoedanigheid reisde Petitjean destijds bijvoorbeeld naar Ivoorkust, had hij gesprekken met de toenmalige Zaïrese minister van Buitenlandse Zaken Justin Bomboko (de latere ambassadeur in België) of ging hij naar de begrafenis van de vermoorde PLO-leider Naïm Khader.

Midden jaren tachtig kwam er officieel een einde aan de mooie samenwerking tussen Petitjean en Dessart. De redenen daarvoor waren niet alleen de hardnekkige geruchten dat Dessart een medewerker was van zowel de Oost-Europese geheime diensten als van de Belgische staatsveiligheid. Nog gevaarlijker was dat zijn naam opdook in de marge van het schandaal over de ontdekking van het bestaan van de neonazi-militie Westland New Post (WNP), in de affaire van de sekte Ecoovie en in een aantal twijfelachtige pro-Kadhafi-activiteiten, zoals een bizarre poging om de Luikse luchthaven van Bierset te verkopen aan de Libische leider.

Zoals het maanblad Deng in maart jl. uitvoerig aantoonde, is Dessart nog steeds alive and kicking. “De belangrijkste Belg in het buitenland is niet Guy Verhofstadt of Kim Clijsters”, schreef Deng. “De belangrijkste Belg heet Francis Dessart. Hij beschikt over meer internationale diploma’s en internationale functies dan Willy Claes en de rest van zijn landgenoten bij elkaar geteld. De geheimagent, professor en ambassadeur werkt in de schaduw. Hij draait rond de weke onderbuik van grote internationale organisaties als de Europese Unie, het Rode Kruis, de Verenigde Naties, de niet-gouvernementele organisaties en het andersglobalisme. Daar speelt hij al meer dan 30 jaar mee in een van de grootste, wereldomspannende oplichtingcircuits die deze aarde ooit heeft gekend.”

Met de komst van Louis Michel, minister van Buitenlandse Zaken en sterke man van het MR, was ook het liedje van Petitjean uit. De warwinkel van liberale ngo’s voor ontwikkelingssamenwerking werd gestroomlijnd, de parallelle diplomatieke kanalen werden drooggelegd of moesten zich aanpassen aan het nieuwe, meer op Frankrijk afgestemde Afrika-beleid van Michel. Petitjean werd uitgerangeerd.

In een gesprek met de redactie wees hij enkele jaren geleden vreemd genoeg met een beschuldigende vinger naar Jacques Brassine. Volgens Petitjean was Brassine de grote boeman die hem heeft buitengewerkt en die momenteel de lakens uitdeelt in Coopération et Progrès, de overkoepelende ontwikkelings-ngo van de MR.

Brassine was kort na de Kongolese onafhankelijkheid een topmedewerker van de Katangese secessie en staat nota bene bekend als de man die jarenlang volhield dat de Belgen niets te maken hebben gehad met de moord op Patrice Lumumba, de eerste verkozen premier van Kongo. (Een stelling die sinds het boek van Ludo De Witte en de parlementaire onderzoekscommissie-Lumumba naar het rijk der fabelen werd verwezen.)

In de jaren tachtig werd Brassine onder meer kabinetschef van minister van Defensie François-Xavier De Donnea (MR). Volgens Petitjean zou Brassine, die momenteel geen enkele functie meer bekleedt in de Franstalige liberale partij, nog steeds een grote rol achter de schermen spelen in het kabinet van minster Michel.

Voortaan zetelt Petitjean in de Waalse Gewestraad voor het Front National (FN), een partij die net als het Vlaams Blok voor de rechtbank werd gedaagd wegens overtreding van de antiracismewet. (Het is nog wachten op een uitspraak, maar zowel de correctionele rechtbank als het hof van beroep hebben zich alvast bevoegd verklaard, en die positie werd ook bevestigd door het Hof van Cassatie.)

Dokter Daniel Féret, oprichter en voorzitter van het FN, pakt op zijn eigen website graag uit met het feit dat hij in het begin van de jaren zestig zijn eerste stappen op het politieke toneel heeft gezet als aanhanger van de Franse extreem-rechtse organisatie Restauration Nationale, die aanleunde bij de Organisation Armée Secrète (OAS), de terreurorganisatie die gewapend verzet pleegde tegen de onafhankelijkheid van Algerije.

In zijn studententijd was Féret ook een militant van Jeune Europe, een uiterst-rechtse organisatie die werd opgericht en geleid door Jean Thiriart, een van de steunpunten in België van de OAS. Thiriart was lid van Les Amis du Grand Reich Allemand (Agra) en onderhield persoonlijke contacten met een reeks ex-nazi’s en OAS-leiders. Dat alles moet een beetje vervelend zijn voor Petitjean, die zich ereconsul van Tunesië mag noemen.

Eveneens verkozen voor de Waalse Gewestraad is de blinde advocaat Michel Delacroix, die sinds vorig jaar gecoöpteerd senator is voor het FN. Delacroix was jarenlang de contactpersoon en vertrouwensman in ons land van Léon Degrelle, de in 1984 overleden leider van de Waalse fascistische partij Rex, die na de Tweede Wereldoorlog wegens collaboratie de doodstraf kreeg. Degrelle wist te vluchten naar Spanje en bleef van daar uit een rol spelen als goeroe en mentor van Belgische extreem-rechtse miltanten.

Delacroix werd op 25 mei 1999 door de correctionele rechtbank van Brussel veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar voorwaardelijk wegens illegaal bezit van oorlogswapens. Tijdens een huiszoeking in zijn woning en die van zijn vrienden had de politie in 1994 een wapenarsenaal ontdekt van ongeveer vijftien revolvers, machinepistolen en geweren, naast messen, rookpotten en zelfs een antitankkanon.

Het appartement van Delacroix in de IJskelderstraat in Sint-Gillis was destijds ook het contactadres in Brussel van het Vlaams Blok. Bij die gelegenheid nam het gerecht ook meer dan tien kilo documenten in beslag, vooral revisionistische en neonazi-literatuur. Delacroix bleek ook een gesigneerde foto van Degrelle in huis te hebben. Voor de wapens gaf de blinde advocaat een eenvoudige verklaring: “Ik ben verzamelaar.”

Toen Delacroix in juni vorig jaar door Féret werd voorgedragen als gecoöpteerd senator, veroorzaakte dat een storm van protest. De Franstalige christen-democraten riepen alle democratische partijen op om de coöptatie te verhinderen door het verslag van de senaatscommissie die de geloofsbrieven van kandidaten onderzoekt niet goed te keuren. PS en MR lieten weten dat ze het initiatief graag wilden steunen, maar dat er juridisch geen speld tussen te krijgen was. Het FN kon immers zelf kiezen wie het coöpteerde. Alleen Isabelle Durant (Ecolo) stemde samen met de cdH-senatoren tegen de goedkeuring van het verslag over de geloofsbrieven.

Het electorale succes dat het FN vorige zondag heeft geboekt, hoeft niet meteen te betekenen dat er aan de overkant van de taalgrens een nieuw Vlaams Blok in de maak is. In vergelijking met het Blok is het FN een nauwelijks gestructureerd zootje ongeregeld, een eenmansbedrijf van Féret, wiens enige verdienste erin bestaat dat hij in 1985 zo slim was om als eerste een claim te leggen op de naam en de symbolen van de gelijknamige partij in Frankrijk van Jean-Marie Le Pen (die overigens niets te maken wil hebben met de club van Féret).

Er zijn nauwelijks partijstructuren uitgebouwd, het programma is rudimentair en weinig gesofistikeerd, van moderne marketingtechnieken heeft de partij geen verstand en het politiek personeel is onbetrouwbaar. Bovendien staat FN-voorzitter Féret niet bekend als een charismatische leidersfiguur. Hij heeft meer het imago van een wild om zich heen schoppende ambrasmaker, met bovendien een spoor van interne partijruzies, onopgehelderde fraudezaakjes en onbetaalde rekeningen achter zich.

Met acht mandatarissen kan het FN vanaf dit jaar wel rekenen op een flinke kluit overheidsdotaties. Benieuwd hoelang het zal duren vooraleer de FN-mandatarissen over dat geld ruzie zullen beginnen te maken.

Bron » De Morgen