Interview met hoogleraar Cyrille Fijnaut

Cyrille Fijnaut gelooft nooit dat de federale politie over tien maanden klaar is voor de start. Volgens de politiespecialist is de hervorming hoogstens een tussenstap, omdat er te veel “kleine korpsjes” overblijven. Fijnaut is hoogleraar criminologie en strafrecht aan de KU Leuven en aan de KU Brabant in Tilburg.

Hij werkte in ons land mee aan de parlementaire onderzoekscommissies rond mensenhandel, het onderzoek naar de Bende van Nijvel en de Dutroux-affaire.

U heeft geen hoge pet op van de manier waarop de politiehervorming in ons land wordt aangepakt. Wat zijn uw belangrijkste bezwaren?

“Die hebben zowel te maken met de inhoud, als met het proces. Wat de inhoud betreft, vind ik dat de regering een onmogelijk systeem op poten wil zetten. Met bijna tweehonderd lokale politiekorpsjes, creëert ze te veel verdeeldheid aan de voet. Dat wordt een overgangssysteem, want het zal zijn eigen onvermogen bewijzen. Tenzij men de federale politie opnieuw sterk uitbouwt die dan de tekorten van de lokale korpsen opvangt.”

De 190 lokale politiekorpsen zullen niet opwegen tegen de federale politie?

“Precies. Te veel van die korpsen kunnen absoluut niks verhapstukken.”

De minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne, had dus gelijk, toen hij bij zijn aantreden als minister stelde dat er in het ontwerp van de vorige regering te veel politiezones overbleven?

“Ja, zonder meer. Kijk, Engeland heeft een veertigtal grote politiekorpsen en maar een klein beetje federale politie. Nederland heeft vijfentwintig grote regionale korpsen. En dat vinden veel mensen in Nederland en Engeland te veel. 190 lokale korpsen in een klein land als België is een anachronisme.”

“Totnogtoe heb je natuurlijk ook honderden kleine korpsen, maar dat levert geen problemen op omdat er een sterke overkoepelende rijkswacht is. Nu kappen ze de rijkswacht doormidden.”

U hebt niet alleen inhoudelijke kritiek, maar ook bezwaren tegen de manier waarop de regering het aanpakt.

“Ja, vooral dan tegen de overhaasting waarmee alles gebeurt. Naar mijn smaak is die reorganisatie operationeel niet voorbereid. Men verwijst naar de bestaande politiezones. Die IPZ’s zijn wel aardig, maar ze zijn vooral gebaseerd op taakverdeling. Dat is iets anders dan diensten operationeel integreren.”

“Het gaat om een van de grootste ambtelijke reorganisaties. Niet van een dienst die ergens in de schaduw van de maatschappij zit in te dutten, maar van een frontlijnorganisatie, van een dienst die 24 uur op 24 moet functioneren.”

“Er is in de parlementaire onderzoekscommissies naar de zaak-Dutroux en de Bende van Nijvel zoveel kritiek gekomen op het gebrek aan planning en coördinatie bij rijkswacht en gerechtelijke politie. Nu de politici zelf iets maken, is er ook geen planning en hebben ze weinig oog voor de complexiteit. Ik moet zeggen dat ik het gewoon angstaanjagend vind. Men springt er toch buitengewoon laks mee om.”

De regering heeft aangekondigd dat ze midden volgende maand in 21 zones van start gaat met de lokale politie. Is dat de goede manier of gaat het om een vlucht vooruit?

“Ik denk dat Verhofstadt goed gezien heeft dat het proces aan het verzieken was en dat je daar op die manier een impuls aan geeft. Dat kan ik wel waarderen aan dat initiatief. Het risico zit erin dat de regering het initiatief gewoon als een politiek glijmiddel gebruikt. Dat zou mij niet zo sympathiek in de oren klinken.”

“In elk geval zal men zien dat die integratie niet zo maar even overhaast doorgevoerd kan worden. Zo simpel is het niet. Wie zal dat korps leiden bijvoorbeeld. Als men ertoe komt die modelprojecten serieus te evalueren, zou het mij niet verbazen dat men die algemene reorganisatie nog één of twee jaar uitstelt, omdat er te veel problemen aan het licht zullen komen.”

Zoals de timing nu is opgevat, begint de federale politie over tien maanden, de lokale politie een jaar later. U bent voorstander van een gelijktijdige start?

“Zo is het systeem ook gebouwd. Net zoals met een organisme, kan je de rijkswacht niet voor de ene helft laten functioneren en de andere helft in de vrieskast zetten. Dat doet men nu. Ik kan me niet voorstellen hoe dat kan functioneren. Als je de rijkswacht coupeert, blijven die lokale brigades daar zo’n beetje rondzingen.”

“Wie stuurt die dan aan, wie krijgt er het gezag over, wie gaat die beheren? Dat roept bij mij duizend vragen op. Ik vrees dat men de rijkswacht in een chaos stort. De VLD, die wel de grote broek wou aantrekken, heeft altijd geëist dat de hervorming gelijktijdig zou plaatsvinden. En nu tracht ze zelf te faseren op een manier die mij volstrekt onlogisch voorkomt.”

Minister Duquesne was wel voorstander van een gelijktijdige start van lokale en federale politie.

“Dat begrijp ik goed genoeg. Als je de rijkswacht kent en weet hoe de samenhang daar is tussen het lokale en het centrale niveau, zet je niet brutaal de schaar in het middenrif. Wat de regering eigenlijk moet doen, doet ze niet. Ze zegt niet: we maken 190 lokale korpsen en we wijzen nu of binnen drie maanden de politiechef aan voor elk korps. Van die hete aardappel blijft men af.”

Maar eerst moet Duquesne toch de politiezones definiëren?

“Ja, dat is het abc. Maar het benoemen van politiemensen voor 200 zones is ook geen sinecure. Men wil echt alles tegelijk doen. Naar mijn smaak had men eerst de gerechtelijke politie moeten fuseren met de BOB van de rijkswacht. Nu doet men alles tegelijk, op een volstrekt irrationele manier.”

Nederland heeft in 1993 ook een grote hervorming doorgevoerd. Wat leert ons de vergelijking?

“In Nederland had men sinds 1945 en 1957 al een verregaande harmonisatie van de statuten. En men was er al een heel eind gevorderd met de operationele integratie. De hervorming van 1993 was met andere woorden het sluitstuk van een harmonisatie- en integratieproces. Terwijl in België de reorganisatie bijna het beginpunt is.”

Kan het lukken?

“Ik heb er toch een hard hoofd in. Goed, men zal het doen, omdat het politiek gewoon niet anders meer kan en men zichzelf ermee tegen de muur heeft gezet. Maar ik zou wel eens willen weten wat de kwaliteit van die handelswijze is. Daar geef ik niet veel voor.”

Bron » De Standaard

Deskundigen demystificeren debat rond Bende van Nijvel

De rapporten van de deskundigen van de parlementaire onderzoekscommissie-bis over de Bende van Nijvel zwakken bepaalde grieven af, die soms al sinds een decennium over het onderzoek geuit worden. Verscheidene controversiële onderzoeksassen, zoals de betrokkenheid van extreem-rechts en de Roze Balletten mogen van de rapporten terzijde worden geschoven. De experts hopen dat ze aldus het maatschappelijk debat over de Bende van Nijvel gedemystificeerd hebben en dat ze bijdragen tot de rationalisering van het debat.

In tegenstelling tot de geruchten die sinds midden de jaren 1980 blijven circuleren, besluiten de professoren Cyriel Fijnaut en Raf Verstraeten van de Katholieke Universiteit van Leuven dat de mogelijke betrokkenheid van extreem-rechts bij de Bende van Nijvel niet genegeerd werd door de speurders. Volgens de professoren wijst echter geen enkel element erop dat extreem-rechts door middel van een gestructureerde organisatie bij de moorden betrokken was. Andere deuren die door de deskundigen gesloten worden, zijn die van de Roze Balletten, en die van de handel en wandel van bepaalde slachtoffers.

De rapporten, waarvan de pers dinsdagmiddag een samenvatting kreeg, stellen wel vast dat er een controverse blijft bestaan over de rol die voormalige rijkswachters gespeeld zouden hebben en over de mogelijke band tussen de Bende van Nijvel en de moord op FN-ingenieur Juan Mendez. In het dossier over die moord staan de namen van ex-BOB’ers Madani Bouhouche en Robert Beijer.

De Delta-cel en de onderzoekers van Charleroi hebben vanaf 1988 alle aspecten van het extreem-rechts spoor onderzocht. Maar niets concreets wijst erop dat een organisatie als het Front de la Jeunesse of Westland New Post bij de bloedbaden betrokken was. Maar de schaduw van extreem-rechts verdwijnt niet helemaal, aangezien het onderzoek vraagtekens laat over de schietclubs en de activiteiten van bepaalde rijkswachters.

De experts van de KUL besluiten ook dat de stelling die substituut Godbille van het parket van Brussel voor de onderzoekscommissie naar voren schoof, momenteel geen enkele grond heeft. Godbille voerde aan dat de misdaden van de Bende van Nijvel een bloedige uiting van een georganiseerd banditisme zijn, waarvan extreem-rechts een belangrijk onderdeel vormt.

Ballet

Er is nooit aangetoond dat er een band bestaat tussen de Bende van Nijvel en de zogenaamde Roze Balletten, aldus Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten. De onderzoekscommissie ging onder meer na of sommige slachtoffers van de Bende van Nijvel aan dergelijke seksfeestjes hadden deelgenomen of in het bezit waren van video-opnames die bezwarend voor hoogwaardigheidsbekleders waren.

Wel stellen de professoren anomalieën vast in de onderzoeken naar de callgirlnetwerken onder de noemer ‘Montaricourt-Israel-Eurosystem-Hospitalier’. Mogelijke bescherming kan hier niet worden uitgesloten.

Volgens de experts hebben de analyses aangetoond dat het verleden en de persoonlijkheid van de meest controversiële slachtoffers diepgaand onderzocht werden, vooral in Charleroi. ‘Niets wijst erop dat er een verdachte band tussen de slachtoffers en hun moordenaars bestaat’, besluiten ze.
De bewering dat sommige slachtoffers geliquideerd werden om een en ander te camoufleren, is volgens de KUL-experts volkomen uit de lucht gegrepen.

Bron » De Tijd

Speciale kamercommissie gaat Bende-onderzoek doorlichten

Er komt wellicht een speciale kamercommissie die het onderzoek naar de Bende van Nijvel gaat doorlichten. De partijen bereiden tegen het einde van de week een concreet voorstel ter zake voor. De kamercommissie voor Justitie voelde gisteren de procureur-generaal van Bergen, Georges Demanet, aan de tand over zijn weigering om de twee professoren die belast waren met ‘het onderzoek van het onderzoek naar de Bende’ toegang te verschaffen tot het volledige Bende-dossier.

De kamercommissie voor Justitie bekritiseerde gisteren tijdens een onderhoud met de vijf procureurs-generaal over het strafrechtelijk beleid, de weigerachtige houding van procureur-generaal Georges Demanet van Bergen om de door minister De Clerck aangestelde professoren Verstraeten en Fijnaut volledig inzage te geven in het Bende-dossier. Demanets optreden deed het ‘onderzoek van het onderzoek naar de Bende’ van de professoren mislukken.

De procureur-generaal verdedigde gisteren zijn optreden en stelde dat een volledig inzagerecht de scheiding van de machten en het geheim van het onderzoek in het gedrang zouden hebben gebracht. De documenten die niet werden vrijgegeven waren volgens Demanet interne stukken en politiedocumenten die niet relevant waren voor het onderzoek van de professoren, maar die wel vertrouwelijke informatie bevatten zoals de financiële toestand van de slachtoffers.

Demanet meende dat deze documenten niet door derden mocht worden ingekeken, zoniet hoefde het parket niet meer te rekenen op de medewerking van de politiediensten. De Bergense magistraat verklaarde wel voorstander te zijn van ‘doorzichtigheid in het dossier’. Tony van Parys (CVP) zei te moeten glimlachen met de ‘wil tot doorzichtigheid’ van Demanet en vroeg waarom de gerechtelijke macht zelf geen initiatief genomen had om het onderzoek naar de Bende door te lichten.

Op de vraag waarom het onderzoek naar de Bende naar Charleroi werd overgeheveld speelde Demanet de bal terug naar het parlement: één van de conclusies van de zogenaamde Bendecommissie was dat er teveel onderzoeksrechters met het dossier bezig waren. Bovendien besliste de Kamer van Inbeschuldigingstelling van Gent de onderzoeksrechter van Dendermonde van het onderzoek te ontlasten. ‘Wij waren geen vragende partij om het onderzoek te ontvangen, gezien de enorme belasting dat dit met zich mee zou brengen’, zo voegde hij eraan toe.

Renaat Landuyt (SP) stelde gisteren vast dat er geen andere mogelijkheid overblijft dan een parlementaire onderzoekscommissie op te richten die zelf het onderzoek naar de bende van Nijvel zal doorlichten. De grote partijen werken hierover tegen het einde van de week concrete voorstellen uit.

Cel-Cools

De procureur-generaal van Luik, Léon Giet, ontkende gisteren dat de ontmanteling wordt overwogen van de onderzoekscel die de moord op de PS-voorman André Cools tracht op te lossen.

De afgelopen dagen ging het gerucht dat de bevoegde magistraat in het Luikse Hof van Beroep deze stap overwoog omdat de onderzoekscel te weinig vorderingen boekte in vergelijking met de mensen en de middelen die ter beschikking werden gesteld.

Bron » De Tijd

Professoren beëindigen onderzoek Bende-dossier

De Leuvense professoren Fijnaut en Verstraeten stoppen met hun doorlichting van het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Hun argumentatie: weigering om dossiers in te zien, het verstoppertje-spelen achter het beroepsgeheim, de wanorde van het dossier. Minister van Justitie Stefaan de Clerck speelt de opdracht door naar drie advocaten-generaal, en beveelt een disciplinair onderzoek naar de gebeurtenissen in de onderzoekscel van Jumet.

Maakten sommige gerechtelijke onderzoekers zich tijdens het onderzoek naar de Bende van Nijvel, al dan niet bewust, schuldig aan ‘fouten of schendingen van de rechten van de burgerlijke partijen’? Eind november was het de tiende verjaardag van de laatste aan de bende toegeschreven overval. Na een stroom van nieuwe klachten, vond minister van Justitie De Clerck het hoog tijd om meer klaarheid in de zaak te brengen. Hij gelastte de Leuvense professoren Cyriel Fijnaut en Raf Verstraeten een gedetailleerde analyse te maken van de pijnpunten van het Bende-onderzoek.

Bijna onmiddellijk kwam vanuit de gerechtelijke wereld kritiek over het miskennen van de scheiding der machten, en de schending van het geheim van het onderzoek. Begin januari leken de plooien echter gladgestreken: De Clerck kon de procureurs-generaal over de streep trekken door de opdracht van de academici te versmallen tot het opmaken van een ‘inventaris van alle publiek gemaakte grieven’.

Die inventarisering is vervroegd spaak gelopen. Enkele weken geleden deelden Fijnaut en Verstraeten De Clerck mee dat ‘het hen niet mogelijk is hun opdracht in volle sereniteit en met de nodige methodologische waarborgen op een adequate wijze uit te voeren’. Het gerecht verleent hen geen toegang tot het volledige Bende-dossier. Andere hinderpaal is het beroepsgeheim. Nogal wat onderzoekers schrokken er voor terug om hun medewerking te verlenen, uit angst voor tuchtrechterlijke en zelfs strafrechterlijke vervolging.

Ook materieel bleek het niet mogelijk om de opdracht binnen de afgesproken tijdspanne (zes maanden) af te ronden. Het bendedossier, zoals het opgeslagen ligt bij de onderzoekscel van Jumet, is een warboel, zo mochten de professoren vaststellen. Een ‘mankement’ dat procureur-generaal Demanet verborgen heeft gehouden voor minister De Clerck. Bij diens bezoek aan Jumet midden maart, kreeg hij alleen twaalf kasten met ‘zorgvuldig bijgehouden documenten’ te zien.

De Clerck is over het voorval niet te spreken en start een disciplinair onderzoek.
De opdracht van Fijnaut en Verstraeten wordt nu overgenomen door de advocaten-generaal Morlet (Brussel), Du Four (Gent) en Michaux (Bergen). Daarnaast komt er ook een nieuwe parlementaire commissie die het onderzoek naar de Bende zal doorlichten.

Bron » De Morgen

Onderzoek Bende-dossier kan beginnen

De hoogleraren Fijnaut en Verstraeten krijgen een half jaar de tijd om, los van het lopende strafrechtelijke onderzoek, een ‘gemotiveerde en toegelichte inventaris’ op te maken ‘van alle tot op heden publiek gemaakte grieven’ over de wijze waarop het onderzoek naar de moordovervallen van de Bende van Nijvel is gevoerd. Dat is de uitkomst van overleg tussen minister van Justitie Stefaan de Clerck, de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en de procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep.

De professoren moeten ook de feiten die het voorwerp uitmaken van het onderzoek en de belangrijke stappen in het onderzoek reconstrueren.

Het gerecht heeft zijn ‘positieve medewerking’ beloofd. Eerder had Cassatie scherpe kritiek geuit op het besluit van De Clerck een onderzoek naar het Bende-onderzoek te laten doen. De minister zal het rapport van de hoogleraren bekendmaken, met de procureurs bespreken en daar de passende besluiten uit trekken.

Bron » De Tijd