Johan Demol brengt ‘oude vrienden’ mee

Diverse oudgedienden van de terreurorganisatie Front de la Jeunesse (FJ) of daaruit ontstane extreem-rechtse groeperingen zijn vandaag actief bij het Vlaams Blok in Brussel. Sommigen onder hen hebben een gerechtelijk verleden voor wapensmokkel en/of het aanzetten tot racisme. Het lidmaatschap van Johan Demol van het FJ in 1979-’80 (en het feit dat hij daarover loog) was indirect de aanleiding tot zijn ontslag als politiecommissaris. Op 13 juni is hij VB-lijsttrekker voor de Brusselse Raad.

Met Demol op kop spreekt de partij daar massaal Franstalige kiezers aan. Dat werd mogelijk dankzij het comité BIS, dat al vijf jaar in het Frans propaganda voert voor het Blok. BIS werd mee opgericht door een gewezen lid van het FJ. Blijkens interne documenten van de terreurgroep heeft Demol de man daar al in 1979 ontmoet.

Een ander kopstuk van BIS militeerde jarenlang voor de Parti des Forces Nouvelles, de politieke vleugel van het FJ. Nog een ander had banden met de NEM-clubs van de extreem-rechtse baron Benoît de Bonvoisin, die het FJ financierde. Bij het BIS is voorts ex-rijkswachter Hubert Defourny actief. Hij was lange tijd de leider van de Waalse groep Agir. Hij werkte in de jaren zeventig in hetzelfde rijkswachtdistrict als Demol. Hij moest het korps verlaten na in Parijs te zijn veroordeeld wegens wapensmokkel voor extreem-rechts.

De rechterhand van Johan Demol in zijn verkiezingscampagne is Patrick Sessler. Ook hij komt van het FJ. Hoewel hij Franstalig is, wordt hij aangewezen als de “chef achter de schermen”. Hij zou straks parlementair medewerker worden van Demol. Onlangs stapten ook tal van ex-militanten en -mandatarissen van het Franstalige Front National over naar het VB.

Dat het FN een rabiaat Belgicistische partij was, vormt daarbij geen probleem. Sinds kort vormt het VB in de gemeenteraad van Anderlecht een alliantie met overgeblevenen van het FN. Het gaat om medestanders van de man die in 1994 de media haalde met het beplassen van een monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van de holocaust. Ook de voorzitter van het VB-Brussel, Frédéric Erens, komt van het FN.

Bron » De Morgen

Demol dient klacht in tegen vermeend ‘groot complot’

Begin deze week ontvingen minister van Justitie Tony Van Parys (CVP) en procureur-generaal Eliane Liekendael van het Hof van Cassatie een klacht vanwege Vlaams Blok-boegbeeld Johan Demol. De klacht is gericht tegen een twintigtal magistraten, topmannen van politiediensten, journalisten en politici.

Demol verdenkt hen allemaal deel te hebben genomen aan een grootscheeps complot van de Belgische staat, met als doel “mijn definitieve verwijdering uit mijn functie van hoofdcommissaris te Schaarbeek, teneinde de criminele organisaties en voornamelijk de Italiaanse maffia toe te laten hun activiteiten in België voort te zetten”. De argumentatie die Demol aanvoert om zijn stelling te bewijzen, is zeer verward en onsamenhangend.

“Het oprichten van een vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen”, zo luidt de klacht van Demol, voor sommigen aangevuld met beschuldigingen als heling, diefstal, “willekeurige en aanslagrechtelijke daden tegen de vrijheden en rechten”, corruptie of laster en eerroof.

Zijn klacht is onder meer gericht tegen BOB-adjudant Patrick De Baets, onderzoeksrechter Gruwez, de substituten Coninckx en Somers, nationaal magistraat André Vandoren, de Brusselse procureur Benoît Dejemeppe, Comité P-voorzitter Freddy Troch, topman van de staatsveiligheid Bart Van Lysebeth, De Morgen-journalist Walter De Bock, Solidair-medewerkers Peter Franssen en Herwig Lerouge, de Brusselse procureur-generaal André Van Oudenhoven, advocaat-generaal Jacques De Lentdecker en de gewezen ministers Johan Vande Lanotte en Stefaan De Clerck.

Bron » De Morgen

Demol verweert zich tegen ‘lastercampagne

Johan Demol, de geschorste hoofdcommissaris van Schaarbeek, zal klacht neerleggen tegen de Brusselse procureur-generaal Van Oudenhove, die hij ervan beschuldigt een tendentieus en leugenachtig verslag over zijn persoon te hebben opgesteld. Van Oudenhove acht Demol persoonlijk verantwoordelijk voor een aantal disfuncties binnen zijn korps. Bovendien moet Demol zich eerlang voor de rechtbank verantwoorden voor een schending van het beroepsgeheim en wordt hij ook door de Brusselse burgemeester Xavier de Donnea (PRL) aangeklaagd voor laster.

Het verslag van de procureur-generaal waarin melding werd gemaakt van deze drie aanklachten, werd eind vorig jaar door de Schaarbeekse burgemeester Duriau ingeroepen voor een nieuwe preventieve schorsing van de al eerder in opspraak geraakte commissaris. Sinds hij vorig jaar moest bekennen dat hij had gelogen over zijn lidmaatschap van het extreem-rechtse Front de la Jeunesse – wat hem een eerste voorlopige schorsing opleverde – is Demol in Schaarbeek persona non grata.

Op een persconferentie stelde Demol gisteren dat het rapport van de procureur-generaal kadert in een systematische lastercampagne waarmee men hem definitief onderuit wil halen. “Men stelt mij persoonlijk verantwoordelijk voor enkele individuele tekortkomingen van medewerkers en dat is een absoluut precedent”, zo zei Demol. “Van ernstige, systematische disfuncties binnen het korps is er geen sprake.” “Sinds mijn aanstelling zijn er integendeel veel minder onregelmatigheden en zijn we er wel degelijk in geslaagd greep te krijgen op de criminaliteit.”

De commissaris vermoedt overigens dat precies daarom, vanuit het milieu, een complot tegen hem werd opgestart. Sluitende bewijzen heeft hij daar niet voor, “maar die volgen nog”, zo klonk het vrijdag.

De campagne tegen zijn persoon wordt volgens Demol onder meer gevoed door sommige media en “journalisten in dienst van de Staatsveiligheid”. Daartoe rekent hij journalist Walter De Bock van De Morgen. Die publiceerde de voorbije maanden een reeks artikels waarin hij de disfuncties bij de Schaarbeekse politie aan de kaak stelde.

“Met zijn aanval op de media schaart Demol zich aan de zijde van een De Bonvoisin, een Bouhouche, een Beyer”, zo reageerde De Bock gisteren. “Het is een oud verhaal waarmee uiterst rechts de geloofwaardigheid van de journalist poogt te ondergraven.”

Bron » De Morgen

Kolonel wou geen onderzoek naar extreem-rechts

De parlementaire onderzoekscommissie-bis naar de Bende van Nijvel zette dinsdag haar onderzoek voort naar de mogelijke betrokkenheid van extreem-rechtse rijkswachters bij de wapendiefstal bij de groep Diane (begin ’82) en de eventuele bescherming die deze individuen kregen van de rijkswachttop.

Vorige week werd al door een aantal getuigen toegegeven dat dit scenario indertijd onvoldoende werd uitgespit. Gisteren werd (nog) duidelijker dat de thesis integendeel vroegtijdig werd afgevoerd door de toenmalige leider van het onderzoek kolonel L’Host.

L’Host kwam eerder voor de commissie getuigen dat hij indertijd geen enkel scenario had uitgesloten, maar dat er toen geen aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van extreem-rechtse leden van het korps. Reden waarom hij in mei ’83 concludeerde dat de thesis niet houdbaar was. Dat hij extreem-rechts niet helemaal buiten schot had gelaten, moest volgens de kolonel blijken uit het feit dat hij onmiddellijk na de ontdekking van de diefstal opdracht had gegeven voor huiszoekingen bij de extremistische groepering Forces Nouvelles van François Dossogne.

Aanwijzingen

Omdat de kolonel, toen tweede in bevel van het mobiel legioen, in die periode met vakantie was, werd de leiding van het onderzoek-Diane gedurende een vijftal weken overgenomen door kolonel Demessemaecker. Die viel dinsdag uit de lucht toen commissievoorzitter Van Parys hem vroeg naar de resultaten van de huiszoekingen bij Forces Nouvelles. ‘Ik verneem dit voor het eerst’, zo stelde getuige, die er voorts op wees dat zijn onderzoek hoofdzakelijk was toegespitst op het milieu van de wapenhandel en extremistische groeperingen in de meest brede zin van het woord (ETA, RAF enz.).

Op de vraag waarom niet werd gezocht naar extreem-rechtse elementen binnen de rijkswacht, luidde ook nu het antwoord: ‘We hadden er geen aanwijzingen voor’.

Demessemaecker liet wel een screening uitvoeren van leden en gewezen leden van de groep Diane die hetzij wegens financiële problemen, hetzij wegens banden met het milieu en/of wapenclubs, in aanmerking kwamen voor de diefstal. Een van die ’te controleren’ elementen was de huidige politiecommissaris van Schaarbeek Johan Demol en toenmalig lid van de groep Diane, waarvan het CBO meende te weten dat hij banden had of lid was van het Front de la Jeunesse.

‘Bij de rijkswacht werd dit spoor volgens Demessemaecker niet verder uitgespit omdat Demol toen solliciteerde voor een job bij de politie van Schaarbeek, ‘en men het bevriende korps niet in verlegenheid wou brengen’. De getuige moest bovendien toegeven dat hij indertijd geen weet had van het uit ’76 daterende rapport-Tratsaert over het bestaan van de zogenaamde Groep G, en dat hij zich na zijn interimonderzoek geen vragen meer had gesteld.

Wie dat wel deed was luitenant-kolonel Roland Lemasson, van ’79 tot ’85 tweede in bevel op het rijkswachtdistrict Brussel. Eind ’83 belandde de rijkswachtofficier op het extreem-rechtse spoor toen de Staatsveiligheid hem signaleerde dat de zonen van ene wachtmeester Marbaix lid waren van de WNP-jongerengroep Fenix. Lemasson achterhaalde dat Marbaix in nauw contact had gestaan met de ‘gezelfmoorde’ WNP-leider Paul Latinus.

Diezelfde Marbaix was op het ogenblik van de diefstal bij Diane verbonden aan de dienst onderhoud gebouwen van het Mobiel Legioen. Meer nog, vermoedelijk maakten de wapendieven gebruik van zijn (gestolen) legitimatiekaart om in het gebouw binnen te geraken. Daar werd indertijd enkel een administratief onderzoek naar verricht.

Verontrustend

‘Het verslag waarin L’Host concludeerde dat het onderzoek naar extreem-rechts over de hele lijn negatief was uitgevallen, sloeg ons dan ook met verstomming’, zo stelde de Lemasson dinsdag. ‘Nog het meest mijn collega’s van de BOB die overigens nooit werden geraadpleegd over dit scenario en die wellicht van in het begin van het onderzoek een aantal verbanden naar extreem-rechtse collega’s hadden kunnen leggen.’

Lemasson stelde van een en ander op zijn beurt een verslag op. Een rapport dat ‘niets bewijst’, maar op zijn minst een paar verontrustende vragen oproept, diametraal tegengesteld aan de conclusies van de toenmalige leider van het onderzoek.

Bron » De Tijd