Georganiseerde misdaad luistert familie Bende-slachtoffers af

De telefoon van een nabestaande van de overleden Bende-speurder Willy Acke uit Dendermonde is begin dit jaar afgeluisterd. De vrouw kreeg flarden te horen van een gesprek dat ze voerde met een familielid van een van de slachtoffers van de Bende van Nijvel. Volgens haar zit de georganiseerde misdaad erachter en zijn er linken naar zowel de Bende zelf als naar het milieu van collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog.

De persoon die werd afgeluisterd is Lieve Acke uit Lommel. Ze is de nicht van wijlen substituut Willy Acke. Hij leidde in de jaren tachtig met onderzoeksrechter Freddy Troch vanuit Dendermonde het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Acke pleegde om onbekende redenen zelfmoord. Zijn nicht is bevriend met Marie-Jeanne Callebaut uit Aalst. Deze laatste was getrouwd met Jan Palsterman. Hij werd in november 1985 doodgeschoten tijdens de raid die de Bende uitvoerde op de Delhaize-supermarkt in Aalst.

Marie-Jeanne Callebaut bracht in april vorig jaar met andere nabestaanden een bezoek aan Jumet. Daar zitten de speurders die zich bezighouden met het Bende-onderzoek. Omdat veel vragen onbeantwoord bleven, trok de vrouw begin januari opnieuw naar de onderzoekscel. Daarna bracht ze telefonisch verslag uit aan haar vriendin Lieve Acke. Beide vrouwen spraken af elkaar de week nadien te ontmoeten in Lommel.

De nacht die voorafging aan de ontmoeting kreeg Lieve Acke telefoon. “Ik hoorde flarden van het gesprek met Marie-Jeanne over haar bezoek aan Jumet. Daarna zei een onbekende man dat ze me volgden.” Toen begreep de vrouw hoe het kwam dat informatie uit eerdere gesprekken met Marie-Jeanne Callebaut telkens was uitgelekt en verschenen in kranten. Acke meldde het voorval aan de gerechtelijke politie in Brussel. Die onderzocht de zaak en bevestigde dat haar telefoon werd afgeluisterd.

De afluisteraars zijn volgens Lieve Acke nazaten van collaborateurs. Die kregen na de Tweede Wereldoorlog nieuwe identiteiten. Hiervoor werden vaak persoonsgegevens gebruikt van familieleden die clean waren gebleven, zoals Lieve Acke, haar man en zijn ouders. Achter hun namen staan in het Rijksregister telkens twee nummers. Lieve Acke heeft ook een handelsregisternummer terwijl ze altijd huisvrouw is geweest. De dubbele identiteiten zijn volgens haar de link naar de Bende van Nijvel.

“Het misbruik van identiteiten is nooit rechtgezet. België heeft collaborateurs, in tegenstelling tot de buurlanden, geen amnestie verleend. De georganiseerde misdaad ontdekte de dubbele identiteiten en zag er een ideaal chantagemiddel in. Zo geraakten gangsters uit het extreem-rechtse milieu binnen bij solide bedrijven. Onder die dekmantel konden ze ongestoord handelen in wapens, drugs etcetera. Hieruit ontstond de Bende van Nijvel.”

Bron » De Morgen | Caspar Naber

‘Soepelheid’ voor nabestaanden Bende-slachtoffers

De slachtoffers van de aanslagen van de Bende van Nijvel klagen over de stroeve bureaucratische molen die ze door moeten bij het aanvragen van een vergoeding. Minister van Justitie, Tony Van Parys (CVP), dringt aan op meer soepelheid bij de behandeling van de dossiers. Dat zei hij in de kamercommissie Justitie op een vraag van CVP-kamerlid Luc Willems.

Begin juni van dit jaar werd de wet over fiscale en andere bepalingen gewijzigd, wat de vergoeding van slachtoffers van opzettelijke gewelddaden betreft. Gevolg van de wetswijziging is dat nu ook feiten die zich voordeden voor augustus ’85 vergoed kunnen worden. De regeling wou vooral tegemoetkomen aan de verzuchtingen van de slachtoffers van de bloederige overvallen van de Bende van Nijvel.

In februari ’97 werden voorts de procedure en de werking aangepast van de Commissie voor Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden. Daar kunnen belanghebbenden inlichtingen krijgen over de stand van zaken in hun dossier. Het secretariaat van de commissie werd fors uitgebreid.

CVP-er Luc Willems wil dat het secretariaat meer begrip opbrengt voor de problemen die slachtoffers ondervinden bij het opvragen van oude belastingaangiften of andere gegevens. De slachtoffers klagen over stroeve contacten met de administratie en de bureaucratische molen. Justitieminister Van Parys beloofde bij het secretariaat te zullen aandringen om de dossiers van de slachtoffers met meer soepelheid te behandelen. Eerst wil hij wel over concretere gegevens beschikken.

Bron » De Morgen

“Commissie voor hulp aan slachtoffers maakt er een overdreven, formalistische procedureslag van”

De achterblijvende familieleden van de slachtoffers van de Bende-aanslagen uit het begin van de jaren tachtig zullen gemiddeld nog twee jaar moeten wachten op een schadevergoeding. Oorzaak is de administratieve romslomp bij het Slachtofferfonds. Het leek eindelijk allemaal geregeld, in juni 1998, toen in het parlement een wetswijziging werd goedgekeurd omtrent de toegang tot het fonds voor de nabestaanden van slachtoffers opzettelijke gewelddaden.

Tot zes maanden geleden konden enkel de nabestaanden van slachtoffers van nà het jaar 1985 aanspraak maken op een schadevergoeding. Wie een familielid had dat was neergeschoten voor die datum, had pech. Dat was het geval voor de nabestaanden van de doden die vielen tijdens de eerste golf van aanslagen van de Bende Van Nijvel, in het begin van de jaren tachtig, toen ze onder meer in de Colruyt in Halle en de Delhaize van Aalst en Nijvel een bloedbad aanrichtte. Precies voor hen werd in juni 1998 de wet gewijzigd, waardoor ook zij recht kregen op een schadevergoeding.

“We dachten: nu zal alles vlug geregeld zijn,” zegt advocaat Peter Callebaut, raadsman van enkele families van Bende-slachtoffers. Hij diende enkele maanden geleden de verzoekschriften in bij de Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. “Wat bleek? Die commissie maakt er een overdreven, formalistische procedureslag van”, zegt Callebaut.

“Om hun dossier te stofferen moeten de slachtoffers nu gaan graven naar vijftien jaar oude documenten, die ze soms niet eens meer hebben. Facturen van medische kosten, gerechtskosten, verplaatsingskosten… van de onbenulligste details moeten ze een papier hebben. We dachten dat men soepel zou zijn voor de schrijnendste gevallen. Sommigen zijn voor het leven gehandicapt. Als ze verkeersslachtoffer waren geweest, dan hadden ze al lang een schadevergoeding gekregen. De commissie zegt nu dat elk dossier nog anderhalf tot twee jaar in beslag zal nemen.”

Linda Van Nuffel verloor op 10 september 1983 haar echtgenoot tijdens een bloedige aanval op het bedrijf Wittock-Van Landeghem. Linda zelf raakte zwaar gewond en is sindsdien voor tachtig procent invalide. Ze kan de touwtjes maar moeilijk aan elkaar knopen. Vijftien jaar later heeft ze nog steeds geen frank schadevergoeding gekregen.

“Toen die wetswijziging erdoor kwam, kreeg ik weer wat hoop. Maar toen begon het: de ene aanvraag na de andere van die commissie. Kunt u een belastingaangifte van 1983 sturen? Kan u op medisch onderzoek gaan om te zien hoe het vandaag met u gesteld is? Dat duurt nu al maanden. Mijn oudste dochtertje was op de nacht van de aanslag tweeëneenhalf jaar oud. Vandaag gaat ze naar de universiteit. Het begint toch wel erg lang te duren.”

CVP-parlementslid Luc Willems legde gisteren in de kamercommissie Justitie het probleem voor aan minister van justitie Tony Van Parys (CVP). “Sommige nabestaanden zijn de wanhoop nabij”, aldus Willems. “Het lijkt mij tamelijk absurd dat ze zelf moeten gaan graven naar al die oude informatie waarover de overheid zelf al beschikt.” Minister Van Parys beloofde dat er speciaal zou worden toegezien op snelle afhandeling van de dossiers. De schadevergoedingen aan de nabestaanden van latere Bende-aanslagen (na 1985) zijn inmiddels (gedeeltelijk) uitbetaald, aldus de minister. Zij kregen gemiddeld bedragen uitbetaald tussen de 200.000 frank en 2 miljoen.

Bron » De Morgen | 15 december 1998

Deskundigen demystificeren debat rond Bende van Nijvel

De rapporten van de deskundigen van de parlementaire onderzoekscommissie-bis over de Bende van Nijvel zwakken bepaalde grieven af, die soms al sinds een decennium over het onderzoek geuit worden. Verscheidene controversiële onderzoeksassen, zoals de betrokkenheid van extreem-rechts en de Roze Balletten mogen van de rapporten terzijde worden geschoven. De experts hopen dat ze aldus het maatschappelijk debat over de Bende van Nijvel gedemystificeerd hebben en dat ze bijdragen tot de rationalisering van het debat.

In tegenstelling tot de geruchten die sinds midden de jaren 1980 blijven circuleren, besluiten de professoren Cyriel Fijnaut en Raf Verstraeten van de Katholieke Universiteit van Leuven dat de mogelijke betrokkenheid van extreem-rechts bij de Bende van Nijvel niet genegeerd werd door de speurders. Volgens de professoren wijst echter geen enkel element erop dat extreem-rechts door middel van een gestructureerde organisatie bij de moorden betrokken was. Andere deuren die door de deskundigen gesloten worden, zijn die van de Roze Balletten, en die van de handel en wandel van bepaalde slachtoffers.

De rapporten, waarvan de pers dinsdagmiddag een samenvatting kreeg, stellen wel vast dat er een controverse blijft bestaan over de rol die voormalige rijkswachters gespeeld zouden hebben en over de mogelijke band tussen de Bende van Nijvel en de moord op FN-ingenieur Juan Mendez. In het dossier over die moord staan de namen van ex-BOB’ers Madani Bouhouche en Robert Beijer.

De Delta-cel en de onderzoekers van Charleroi hebben vanaf 1988 alle aspecten van het extreem-rechts spoor onderzocht. Maar niets concreets wijst erop dat een organisatie als het Front de la Jeunesse of Westland New Post bij de bloedbaden betrokken was. Maar de schaduw van extreem-rechts verdwijnt niet helemaal, aangezien het onderzoek vraagtekens laat over de schietclubs en de activiteiten van bepaalde rijkswachters.

De experts van de KUL besluiten ook dat de stelling die substituut Godbille van het parket van Brussel voor de onderzoekscommissie naar voren schoof, momenteel geen enkele grond heeft. Godbille voerde aan dat de misdaden van de Bende van Nijvel een bloedige uiting van een georganiseerd banditisme zijn, waarvan extreem-rechts een belangrijk onderdeel vormt.

Ballet

Er is nooit aangetoond dat er een band bestaat tussen de Bende van Nijvel en de zogenaamde Roze Balletten, aldus Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten. De onderzoekscommissie ging onder meer na of sommige slachtoffers van de Bende van Nijvel aan dergelijke seksfeestjes hadden deelgenomen of in het bezit waren van video-opnames die bezwarend voor hoogwaardigheidsbekleders waren.

Wel stellen de professoren anomalieën vast in de onderzoeken naar de callgirlnetwerken onder de noemer ‘Montaricourt-Israel-Eurosystem-Hospitalier’. Mogelijke bescherming kan hier niet worden uitgesloten.

Volgens de experts hebben de analyses aangetoond dat het verleden en de persoonlijkheid van de meest controversiële slachtoffers diepgaand onderzocht werden, vooral in Charleroi. ‘Niets wijst erop dat er een verdachte band tussen de slachtoffers en hun moordenaars bestaat’, besluiten ze.
De bewering dat sommige slachtoffers geliquideerd werden om een en ander te camoufleren, is volgens de KUL-experts volkomen uit de lucht gegrepen.

Bron » De Tijd

De schaduw van de Bende

Het dossier-Pinon geeft een mogelijke verklaring voor de onopgehelderde moorden op zes personen: vijf slachtoffers van de Bende van Nijvel (Leon Finné, Jacques van Camp, Jacques Fourez, Elise Dewit en Constantin Angelou) en Paul Latinus, de leider van de extreemrechtse organisatie WNP die officieel zelfmoord pleegde. De zes vernoemde personen namen ofwel zelf deel aan de seksfuiven, of waren in het bezit gekomen van bezwarende documenten over de frivole uitspattingen. Dat leidde tot chantagepraktijken, pogingen tot afpersing en uiteindelijk tot hun liquidatie, zo blijkt uit diverse getuigenissen en uit documenten.

Het gerechtelijk dossier over de Bende van Nijvel is 300.000 pagina’s dik. Wellicht heeft niemand ooit de totaliteit van de honderden dozen papier doorploegd. Met wat fragmentarisch aan de oppervlakte komt, aangevuld met informatie die door betrouwbare bronnen werd aangereikt, kan er toch een verband worden getrokken tussen een aantal slachtoffers die onder de kogels van de Bende van Nijvel vielen. Deze ‘slachtoffertheorie’ is niet nieuw, want verschillende andere gerechtelijke onderzoekers en journalisten hebben al verbanden willen zien tussen verschillende aanslagen. Maar nieuwe elementen kunnen deze theorie vandaag meer kracht geven.

Een belangrijk raakpunt tussen verschillende Bende-slachtoffers is dat ze allen op een of andere manier te maken hebben met de roze balletten en het selecte clubje van zakenlui, politici, advocaten, magistraten en andere prominenten dat zich in en rond deze seksfuiven bewoog. In welke hoedanigheid precies de personen die verder worden genoemd aan de bijeenkomsten deelnamen, is niet helemaal bekend. Vast staat volgens verschillende bronnen echter wel dat ze er wel degelijk wat mee te maken hadden en dat ze een doorn in het oog van andere deelnemers werden omdat ze met informatie die ze vergaarden -foto’s en video’s- een chantage opzetten.

Het koppel Jacques Fourez en Elise Dewit nam deel aan de bijeenkomsten. Hij was een vastgoedmakelaar, zij was secretaresse geweest bij een bekend Brussels notaris. Zij werden op 17 september 1983 aan de Colruyt in Nijvel neergeschoten. Het koppel kwam zogezegd tanken aan het benzinestation naast het Colruyt-filiaal. De bende vluchtte met hun wagen. Volgens een van onze bronnen bevonden zich in die wagen compromitterende opnames in verband met de fuiven.

Fourez zou bovendien via de ‘partouzes’ hebben afgeweten van de plannen voor de aanleg van de raketbasis in Florennes en op de hoogte geweest zijn van het onteigeningsprogramma en het gesjoemel daarbij. Liefst van al had hijzelf een deel van de koek naar zich zien gaan. Zijn gulzigheid en vooral ook de chantagepraktijken die hij aan de dag legde om zijn doel te bereiken, zouden hem fataal geworden zijn.

In het moordcommando van Fourez en Dewit bevond zich volgens een bepaalde bron Jacques van Camp. Ook Van Camp was een fervent ‘partouzeur’. Hij was uitbater van het restaurant Les Trois Canards in Ohain, een plaats waar heel de beau monde van Brussel zich te gelegener tijd ook verzamelde. Van Camp had naar verluidt de onhebbelijke gewoonte bepaalde tafelgesprekken stiekem af te luisteren en op te nemen. Hij werd op 2 oktober 1983 neergeschoten voor zijn restaurant. Op de parking werd zijn VW Golf meegenomen. De overvallers zouden volgens die versie niet zozeer in de auto geïnteresseerd geweest zijn, maar wel in de opnamebanden die in het voertuig lagen.

Leon Finné was filiaalhouder van de bank Copines aan de Louizalaan in Brussel. Hij was een bizar, liep steeds gewapend rond, had een mistig Zaïrees verleden en wordt vermeld in duistere geldtransacties via Luxemburg. Volgens sommige bronnen nam Finné deel aan de balletten. Een andere bron ontkent dat, maar weet wel dat Finné beschikking had over bezwarend materiaal over de balletten. Finné werd op 27 september 1985 doodgeschoten tijdens een bloederige Bende-aanval op de Delhaize in Overijse. Daarbij vielen in totaal vijf doden. Sommige elementen wijzen erop dat Finné het doelwit was van de overval. De overval en de slachtpartij die daarbij plaatsvond, zouden niets anders zijn dan een camouflage voor de moord op Finné.

Ook de Griekse taximan Constantin Angelou wordt in verband gebracht met de ‘partouzes’. Angelou vervoerde ooit een van de minderjarige aanwezigen van de seksfuiven, aldus een bron. Totaal onder invloed van drugs, deed de jongeman tijdens de taxirit een aantal onthullingen over wat hem eerder die avond was overkomen. Angelou werd op 24 april 1984 vermoord teruggevonden in Bergen. De laatste rit was begonnen in Brussel.

En dan is er de zelfmoord van Paul Latinus op 24 april 1984, een zaak die nooit aan het dossier van de Bende van Nijvel werd gekoppeld, maar die er bij bestudering van enkele getuigenissen toch verband mee kan houden, langs het dossier van de roze balletten om. Paul Latinus werd opgehangen vonden in zijn woning in Ottignies. Latinus raakte bij de het brede publiek bekend als de zogenaamde maarschalk van Westland New Post (WNP), een anti-communistische occulte organisatie. WNP was een schakel in een veel groter, grensoverschijdend netwerk van dergelijke para-militaire organisaties.

De zelfmoord van Latinus had een verdacht karakter, zodat een gerechterlijk onderzoek werd geopend. Officieel had Latinus dus de hand aan zichzelf gelegd. Talrijk waren nochtans de getuigenissen dat Latinus zeker niet van het zelfmoordtype was en dat in dat verband nooit enig signaal was opgevangen. Belangrijker waren echter de sporen van wurging.

Tegenover de Nijvelse onderzoeksrechter Jean-Marie Schlicker deed Marcel Barbier, een metgezel van Latinus, haarfijn uit de doeken hoe Latinus was ‘gezelfmoord’. Hij legde daarbij de techniek uit die hem was aangeleerd en die hij herkende aan de sporen op de hals van Latinus. Eerst was Latinus met een snoer om het leven gebracht, waarna een zelfophanging was geënsceneerd. Er was een bijkomend element: het snoer waaraan Latinus zich had opgehangen, had nooit zijn lichaamsgewicht kunnen torsen.

Kortom, de stelling van zelfdoding was hoogst onwaarschijnlijk. Dat Latinus werd vermoord stond voor nagenoeg iedereen vast, behalve voor procureur des konings Jean Deprêtre. Deprêtre besliste overigens na acht jaar onderzoek het dossier zonder gevolg te klasseren.

Het onderzoeksdossier-Latinus werd nooit gekoppeld aan dat van de Bende van Nijvel. Toch wijst alles erop dat Latinus een van de mogelijke sleutels is om het enigma van de Bende te doorgronden.

Uit getuigenissen blijkt dat Latinus over een indrukwekkend aantal dossiers beschikte die hij eventueel kon bovenhalen om mensen te chanteren of te compromitteren. Een greep uit de vele verklaringen die bij de politie zijn afgelegd door de moeder van Latinus, door gewezen WNP-metgezellen maar ook door een viertal leden van de Belgische Staatveiligheid (voor wie Latinus een tijdlang als informant had gewerkt) leert dat Latinus dossiers bezat over internationale wapen- en drugstrafieken, over afrekeningen in het Libanese milieu in Brussel, over de rol van de Israëlische en Amerikaanse geheime diensten Mossad en CIA in ons land, over geheime commissielonen afgeleid bij Distrigas, enzovoort.

Uit de vele verklaringen die aan Schlicker werden afgelegd, blijkt dat een van de belangrijkste dossiers die Latinus in handen had precies dat van de roze balletten was. Verscheidene vrienden van Latinus, ex-WNP-collega’s maar ook leden van de staatsveiligheid, zijn het in hun verklaringen aan Schlicker daarover roerend eens: Latinus beschouwde het halve centimeter dikke dossier dan hij over de seksfuiven in bezit had, zowat als zijn koninginnenstuk.

Met het dossier had hij vat op commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid, zelf een deelnemer aan de seksfuiven. Voor Latinus was het dossier Pinon echter duidelijk nog veel meer dan een middel om de prang op Smets te zetten. Commissaris Joseph Kausse van de Staatsveiligheid verklaarde in juni 1985 tegenover de onderzoeksrechter: ‘Paul Latinus heeft mij over het dossier Pinon gesproken. Hij beweerde te beschikken over verschrikkelijke informatie. Hij preciseerde zelfs dat hij een tweede koningskwestie kon uitlokken’. Kausse voegt er wel aan toe dat hij het dossier nooit heeft kunnen inkijken en dat hij de informatie overigens niet ernstig nam.

Francine Lanoy, de moeder van Latinus, legde een direct verband tussen de moord op haar zoon en het dossier over de roze balletten. In mei 1984 vertelde ze tegenover de BOB van Waver: ‘Wat betreft bedreigingen aan zijn adres, herinner ik mij dat mijn zoon mij herhaaldelijk heeft gesproken over voorzorgsmaatregelen die hij had moeten nemen, maar hij voegde daar soms aan toe dat ‘als ze zijn vel wilden hebben, ze hem zouden pakken waar en wanneer ze maar wilden’. Zelf heb ik een enkele dreigtelefoon gekregen. Eén zin is toen uitgesproken: ‘Mevrouw Latinus, zeg aan uw zoon dat wanneer hij zich nog langer bezighoudt met mensen die hij niet mag, dat hij nog een week heeft te leven. Kent u de zaak-Pinon? (op mijn ontkenning, werd mij gezegd:) Als uw zoon zich nog langer bezighoudt met de zaak-Pinon, dan heeft hij nog een week te leven’.

Bron » De Tijd