Huiszoeking in caravan van de Reus

Speurders van de cel Waals-Brabant hebben gisteren in Cerfontaine de hele dag de caravan van Christiaan Bonkoffsky en het domein daarrond doorzocht. De man zou de Reus van de Bende van Nijvel zijn. De Luikse procureur-generaal Christian De Valkeneer bevestigt het nieuws van de huiszoeking aan de redactie. “Wij willen zeker zijn dat daar niks in de grond zit.”

De verkaveling in de Avenue d’Hêtres in het bos van Revleumont werd eerder dit jaar al door speurders van de cel Waals-Brabant (CWB) doorzocht. Afgelopen weekend bleek dat daarbij een adresboekje uit 1984 over het hoofd was gezien. Het adresboekje bleek van de vorige eigenaars van het domein te zijn, maar de vondst was voor de onderzoeksleiding een indicatie dat er in eerste instantie niet erg grondig werd gezocht.

“Deze keer doen we een zeer grondige zoeking”, zegt procureur-generaal De Valkeneer. “Gewoon om zeker te zijn. We doorzoeken ook de grond rondom de caravan. We concentreren ons op twee plekken. De zoekingen zijn maandag al begonnen en gingen vandaag de hele dag verder. Wij willen zeker zijn dat daar niks is verborgen, of nog in de grond zit. We doorzoeken ook de omgeving rondom het terrein.”

Christiaan Bonkoffsky, eind jaren 70 actief bij groep Diane, bekende kort voor zijn dood aan zijn broer dat hij deel had uitgemaakt bij de Bende van Nijvel, die 28 mensen vermoordde tussen 1982 en 1985. De CWB probeert nu vooral zicht te krijgen op de entourage van Bonkoffsky in die tijd.

Bonkoffsky kocht de caravan eind 2001, maar heeft er hooguit twee zomers doorgebracht. De laatste sporen van zijn aanwezigheid daar gaan terug tot de zomer van 2003. Ten tijde van de eerste huiszoeking was het spoor-Bonkoffsky binnen de CWB nog een van dertien in een dozijn. Vandaag beschouwen de speurders het als het belangrijkste in 32 jaar Bende-onderzoek.

Bron » De Morgen

Geen link gevonden tussen Bende van Nijvel en gevonden wapens

Het onderzoek naar de wapens en munitie die magneetvissers hebben gevonden in het kanaal Charleroi-Brussel, heeft niets opgeleverd. Dat is bevestigd aan onze redactie. Er zou geen link zijn met de Bende van Nijvel.

Drie jonge magneetvissers haalden in mei wapens, munitie en andere voorwerpen boven in het kanaal Brussel-Charleroi. Na de nieuwe ontwikkelingen in de zaak leverden ze die vorige maand over aan de politie.

Al snel werd een link gelegd met de Bende van Nijvel. De plek was immers een kleine kilometer verwijderd van die waar in 1986 de Delta-cel van de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch voorwerpen van de Bende van Nijvel had bovengehaald.

Maar op basis van een voorlopig rapport van het NICC zou er geen link zijn. De kogels zouden dateren van de jaren negentig, dus nadat de Bende van Nijvel haar overvallen heeft gepleegd. De gevonden revolver is niet diegene die gestolen was bij de wapenhandel Dekaise in Waver in 1982.

Ballistisch onderzoek op de teruggevonden riotgun toont aan dat er niet mee geschoten werd bij de overvallen van de Bende van Nijvel. Over de kist met opschrift ‘Rijkswacht-Gendarmerie’ die ook werd teruggevonden, is nog geen duidelijkheid, maar allicht dateert ze ook uit de jaren negentig, net zoals de munitie die erin zat.

Het definitieve rapport van het NICC volgt donderdag.

Bron » De Standaard

Tueries du Brabant: les munitions repêchées dans le canal Charleroi-Bruxelles, trop neuves pour être crédibles

Les enquêteurs attendent évidemment beaucoup des expertises balistiques concernant les armes et les munitions retrouvées dans le canal Charleroi-Bruxelles par trois jeunes en mai dernier et remises aux enquêteurs voici une quinzaine de jours. La bonne nouvelle, c’est que les armes sont exploitables et que les spécialistes de l’INCC annoncent leur rapport pour cette semaine.

La moins bonne, c’est que pour certains qui ont eu accès à ces fameuses munitions, il y aurait un “stûût” comme on dit: les munitions de 9 mm seraient en bien meilleur état que les autres, des 7.62 et des 22 longues et courtes notamment. Bizarre, vous avez dit bizarre? Du côté du procureur général de Liège Christian Devalkeneer, on ne se mouille pas, si on ose dire: “Il faut vraiment attendre les conclusions de l’INCC, on ne va pas dire blanc aujourd’hui et se dédire demain…”

Brillantes!

Difficile de s’avancer à coup sûr, donc. Mais ceux qui ont vu cette fameuse boîte métallique de teinte bleue sont formels : on voit toujours qu’elle est bleue, on devine l’inscription “gendarmerie” et la mention S/92, et à l’intérieur, le millier de munitions de 9 mm semblent en fort bon état, brillantes même.

Au contraire des autres munitions qui auraient, elles, subi, l’inévitable corrosion de 30 années de canal… Parce qu’elles n’ont pas été conservées dans des conditionnements d’égale qualité? Ou parce qu’elles n’ont pas séjourné aussi longtemps dans le canal Charleroi-Bruxelles?

Après l’affaire du sac d’armes repêché à Ronquières en 1986, dont il est finalement apparu qu’il n’avait séjourné qu’une dizaine de jours dans l’eau, et les soupçons de manipulation qui ont alors pesé sur l’enquête, la question se pose inévitablement… Et la réponse est attendue avec impatience! D’autant que le 9 mm correspond à quasiment toutes les armes qui ont été volées à l’armurerie Dekaize en 1982, revolvers, pistolets et armes automatiques. Trouvera-t-on? “Notre détermination est intacte” insiste Christian Devalkeneer!

Bron » Sud Info

‘Natuurlijk is het onderzoek naar de Bende van Nijvel gemanipuleerd’

De Leuvense historicus Emmanuel Gerard bestudeerde zijn hele loopbaan hoe het Belgische politieke systeem werkt, voor en achter de schermen. Veel illusies maakt hij zich niet meer: ‘Wat in werkelijkheid gebeurt, strookt niet met ons beeld van België als een bezadigde, rustig voortkabbelende democratie.’

Op vrijdag 10 november viert de Leuvense historicus Emmanuel Gerard zijn emeritaat met een lezing over ‘de eeuwige terugkeer van de jaren dertig’. Tijdens zijn loopbaan heeft Gerard zijn academisch werk als historicus gekoppeld aan een actief engagement in de christelijke arbeidersbeweging. Ook zijn bekendste historisch werk bevindt zich op de breuklijn tussen geschiedschrijving en politiek. Hij promoveerde in 1984 op de geschiedenis van de vooroorlogse katholieke partij. Zijn promotor Lode Wils loofde dat proefschrift met de woorden: ‘In de mate dat een historisch werk definitief kan zijn, is dit een definitief werk.’

In 2000 schreef Gerard mee het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar de Belgische betrokkenheid bij de moord op de afgezette Congolese premier Patrice Lumumba in 1961. Zijn vervolgstudie ‘Death in the Congo’, waarin ook de betrokkenheid van de Amerikanen aan bod kwam, haalde in 2015 de eindejaarlijstjes van The Wall Street Journal.

Datzelfde jaar leidde Gerard ook het historisch onderzoek dat in opdracht van de Senaat gevoerd werd naar de moord op Julien Lahaut, de voorzitter van de Kommunistische Partij, in 1950. Gerard en zijn team kwamen tot spectaculaire vaststellingen. Ze legden het hele raderwerk rond de moordenaars bloot, inbegrepen hun contacten in de wereld van het gerecht en de politiediensten, hun politieke beschermheren en hun sponsors uit de Belgische haute finance. Dat netwerk heeft ervoor gezorgd dat het gerechtelijk onderzoek naar de moord op Lahaut indertijd even discreet als vakkundig werd gesaboteerd.

Gerard: ‘Ik behoor niet tot de historici die zich alleen maar uit belangstelling voor het verleden interesseren voor de geschiedenis. Je moet het verleden respecteren om wat het is, maar er zijn toch voldoende actuele onderwerpen en problemen die beter begrepen kunnen worden als ze belicht worden uit historisch perspectief.’

Samen met Rudi Van Doorselaer, de gewezen directeur van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Cegesoma), pleitte u er in een Vrije Tribune in De Standaard voor om historici bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel te betrekken.

Emmanuel Gerard: “Mag ik spreken uit mijn ervaring met het dossier-Lahaut? Ook daarin stuitten we op een privénetwerk dat verweven was met officiële instanties. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog runde een zekere André Moyen, een voormalig lid van het gewapend verzet en een extreemrechtse anticommunist, een privé-inlichtingendienst die samenwerkte met de Gerechtelijke Politie (GP). Moyen had ook goede banden met mensen uit het bedrijfsleven en de politiek – en niet de minsten.”

“Bij het onderzoek naar de moord op Lahaut stootten de onderzoekers indertijd op de namen van een aantal medewerkers van Moyen, maar telkens liep het spoor bijster. Waarom? Omdat er altijd wel andere onderzoekers waren die een zekere verplichting hadden tegenover Moyen en de feiten begonnen toe te dekken die hun vriend in een lastig parket hadden kunnen brengen. Daardoor kwamen wij een paar jaar geleden tot de vaststelling dat de namen van de moordenaars van Lahaut al in het gerechtelijk dossier zaten. De speurders in Luik hebben ze alleen nooit herkend, omdat ze intern tegengewerkt werden.”

Hoe hebt u die sabotage vijftig jaar later kunnen reconstrueren? En hoe kan dat nuttig zijn voor het Bende-onderzoek?

Gerard: “Omdat men ons als historici niet kon verbieden andere informatie op te snorren dan de gegevens die zich in het gerechtelijk dossier bevonden. De naam van de moordenaar van Lahaut, François Goossens, stond letterlijk vermeld in het gerechtelijk dossier. Na een tip had de onderzoeksrechter in Luik een discreet onderzoek naar hem bevolen. De Gerechtelijke Politie van Luik gaf die opdracht vervolgens door aan de collega’s van Brussel, want Goossens woonde in Halle. Het Brusselse antwoord was, samengevat: ‘Goossens is een brave vent.’ Waarop de onderzoeksrechter besliste om François Goossens met rust te laten.”

“Wij zijn te weten gekomen hoe Goossens de hand boven het hoofd werd gehouden toen we het netwerk van André Moyen in kaart brachten. Ook Goossens behoorde daartoe. Toen we de archieven onderzochten van de Brusselse GP – die dus níét in het eigenlijke moorddossier-Lahaut zitten – stelden we tot onze verbazing vast dat niet minder dan twintig procent van alle dossiers van de politieke sectie van de Brusselse GP aangeleverd werd door André Moyen. Denkt u echt dat ze bij de Gerechtelijke Politie van Brussel een van hun beste contactpersonen zouden verlinken aan de collega’s van Luik?”

“Daarom zouden ze volgens mij het onderzoek naar de Bende van Nijvel ook moeten verruimen. Ik ben er vrij zeker van dat er dan een doorbraak mogelijk is. Zeker in een zaak die zo veel groter en belangrijker is dan die van de moord op Lahaut. De Bende van Nijvel heeft op verschillende plaatsen in het land tientallen slachtoffers gemaakt, er zijn honderden getuigen en nog meer betrokkenen. Er is een Bendedossier van een paar miljoen pagina’s, waarvan er intussen helaas ook een miljoen pagina’s zijn verbrand. (lacht schamper)”

“Het zou dus vreemd zijn als de ware toedracht nooit zou worden gevonden, omdat ik vermoed dat alle namen van de daders al ergens in het Bendedossier zitten. Dat ze nog altijd niet zijn ontdekt, valt alleen maar te verklaren doordat er ook in het Bendedossier andere krachten aan het werk zijn geweest. Vandaar mijn punt: alleen als we het onderzoek uitbreiden tot buiten het eigenlijke Bendedossier, kunnen we te weten komen wat er echt is gebeurd met de Bende van Nijvel.”

U zou ook interne nota’s en correspondentie van de Rijkswacht willen lezen?

Gerard:(knikt bevestigend) “In een strafonderzoek kan dat niet zomaar. Kijk, ik had het voorrecht om me met de zaak-Lumumba en de zaak-Lahaut te mogen bezighouden, zeg maar: met de duistere kant van de Belgische democratie. Wie zich met die dossiers heeft ingelaten, krijgt een ander zicht op wat er in dit land achter de schermen gebeurt. En geloof me: wat er in werkelijkheid gebeurt, strookt niet met ons beeld van België als een bezadigde, rustig voortkabbelende democratie.”

Politicologen roemen die als onze typische ‘overlegdemocratie’. Maar die voltrekt zich dus grotendeels in de coulissen van de macht?

Gerard: “In een beroemde toespraak uit 1981 sprak koning Boudewijn een aantal invloedrijke heren aan als ‘de machten in rechte en in feite’. Dat werd de vorst toen zeer kwalijk genomen omdat hij daardoor de ‘machten in feite’ eigenlijk als zodanig erkende. Op zich is daar weinig fout mee: een democratie werkt nu eenmaal met meer spelers dan alleen de verkozen politici. Maar in dit land hebben sommige organisaties meer macht en invloed dan in het buitenland.”

“Eigen aan het Belgische politieke systeem is bijvoorbeeld de uitzonderlijk centrale positie van de politieke partijen. Ik heb niets tegen partijen an sich, integendeel. In België ontstonden ze in de negentiende eeuw om de persoonlijke politiek van koning Leopold I aan banden te leggen: het was een essentiële ontwikkeling in de verfijning van de parlementaire democratie. Maar na de Tweede Wereldoorlog zijn die partijen uitgegroeid tot machtige, buitenparlementaire machtscentra.”

Hebben de politieke partijen toen de macht gegrepen in onze parlementaire democratie?

Gerard: “De partijen zaten natuurlijk met het trauma van de jaren dertig. Tot het interbellum genoten de parlementsleden een haast onbeperkte vrijheid. Dat leidde tot chaos. Tussen 1918 en 1940 kende België in 22 jaar evenveel regeringen. Na de Tweede Wereldoorlog pleitten ze zowel bij de BSP als bij de CVP voor meer discipline: ‘Wij moeten in staat zijn een regering staande te houden.’ De invoering van de partijtucht was ook noodzakelijk voor de stabiliteit van het systeem.”

“Het gevolg was dat niet de parlementaire fracties maar de partijhoofdkwartieren de echte politieke machtshebbers werden. In andere landen hebben de partijen veel minder invloed. In Nederland zijn de fractievoorzitters in de Tweede Kamer de echte politieke leiders, terwijl de taak van de partijvoorzitters eerder organisatorisch is. De Belgische partijen zijn veel te hiërarchisch gestructureerd. Ze aanvaarden nauwelijks afwijkende opinies.”

“Zodra een partijvoorzitter of een belangrijk minister heeft gesproken, moet de rest van de partij zwijgen. Gewone parlementsleden, en zeker de backbenchers, worden geacht hun mond te houden. Want als ze met een eigen mening naar buiten komen, kan dat de plannen van de partijstrategen verstoren. Terwijl die dissidente stemmen vaak vertolken wat bij de bevolking leeft. We zijn getuige van de verstikking van het partijpolitieke debat.”

In uw onderzoek naar Kamer en Senaat stelde u vast dat de Kamerleden aan invloed verliezen en daardoor niet meer veel tegenwicht bieden tegen de regering.

Gerard: “Het klassieke parlementaire systeem, waarbij de wetgevende macht de uitvoerende macht controleert en ter verantwoording roept, is in ons land veranderd in een systeem waarbij de oppositie de meerderheid controleert. Terwijl in Nederland of elders die oude dualiteit tussen parlement en regering nog altijd bestaat. De Amerikaanse president moet onderhandelen met de zwaargewichten van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat en rekening houden met wat zij willen, of dat nu Democraten of Republikeinen zijn.”

Intussen vindt elk parlementslid dat er een ‘herwaardering van het parlement’ moet komen.

Gerard: “In de jaren negentig al voelden de partijen de behoefte om onze parlementen opnieuw meer body te geven. En wat hebben ze bedacht: het systeem van plaatsvervangers! (zucht) Parlementsleden die minister worden, moeten hun zetel afstaan aan een opvolger. Zo dacht men de onafhankelijkheid van de assemblee te vergroten. Precies het tegenovergestelde is gebeurd: het parlement verloor veel van zijn kracht. Herman De Croo sprak ooit van ‘slaafse slippendragers van de regering en de partij’.”

Om het goede voorbeeld te geven in zijn strijd tegen de cumul heeft John Crombez (SP.A) ontslag genomen uit het parlement. Als de voorzitter van de grootste Vlaamse oppositiepartij voortaan kritiek wil leveren op de regering, moet hij naar de media, bij voorkeur de tv.

Gerard: “Ik hou meer van de Britse stijl, waar de regeringsleden deel uitmaken van het parlement. In het Lagerhuis zit de regeringsleider te midden van zijn frontbenchers, en gaat daar in debat met de leider van de oppositie, die recht tegenover hem zit. Het hoeft niet allemaal zo ingewikkeld, met vergezochte ‘vernieuwingen’ zoals die plaatsvervangers. Bovendien heeft dat systeem aan de partijen van de meerderheid méér mandaten gegeven. Ze beschikken over ministers én over extra plaatsvervangende parlementsleden.”

“Je kunt je toch afvragen of dat wel democratisch is. De meerderheidspartijen kunnen dus nog meer wegen op het politieke debat en beschikken bij verkiezingen over meer bekende koppen. Dat speelt toch in het nadeel van de oppositie? Als ze nog eens spreken over de herwaardering van het parlement, dat ze dan beginnen met het systeem van de plaatsvervangers af te schaffen.”

In de huidige democratie is geen enkele partij meer zeker van haar zaak. Uw doctoraat behandelde de crisis van de katholieke partij in het interbellum. Die behaalde toen bij de parlementsverkiezingen scores tussen de dertig en veertig procent. Daarmee kroont de N-VA zich vandaag tot almachtige volkspartij.

Gerard: “Eigenlijk heeft vandaag geen enkele partij het patent op het begrip ‘volkspartij’. De N-VA haalt wel ruim dertig procent van de stemmen, maar een ‘volkspartij’ heeft historisch toch een specifiekere betekenis dan ‘een partij met héél veel kiezers’. De klassieke volkspartijen hadden een brugfunctie en brachten in hun schoot de verschillende sociale groepen samen. Ze verenigen het héle volk, van werkgeversorganisaties tot vakbonden. Bart De Wever heeft een andere ambitie. Hij wil de hele rechterzijde verenigen.”

“De vraag is: waarom is de N-VA in 2010 plots zo groot geworden? Tot op heden heb ik nog geen afdoende verklaring gelezen waarom een partij die in 2003 met Geert Bourgeois nog amper één Kamerlid had, geen tien jaar later dertig procent van de stemmen haalt. Ik denk niet dat je dat kunt toeschrijven aan Brussel-Halle-Vilvoorde. De splitsing van B-H-V beheerste weliswaar al vele jaren de politieke discussies, maar de meeste mensen lagen daar niet van wakker.”

“Volgens mij speelde de financiële crisis van 2008 een belangrijkere rol. Toen waren heel veel mensen erg ongerust. Bekende Belgische banken stonden op de rand van het faillissement. Veel mensen waren bang dat ze hun spaargeld zouden verliezen, omdat talloze ‘veilige’ aandelen sterk in waarde daalden. De zittende partijen hadden die crisis niet zien aankomen, en dat droeg bij tot een klimaat van ras-le-bol: ‘We hebben mensen nodig die dat hier wél durven aanpakken’.”

Ook N-VA-voorzitter Bart De Wever speelt natuurlijk een cruciale rol in het succes van zijn partij.

Gerard:(monkelt) “Toen ik aan de UFSIA doceerde, was De Wever een van mijn studenten voor het vak ‘politieke geschiedenis van België’. Later werd hij assistent van mijn collega-historicus Louis Vos in de faculteit Letteren, terwijl op datzelfde ogenblik mijn assistent hier bij Sociale Wetenschappen Wouter Beke was. De Wever is een raspoliticus. Zijn politiek talent speelt een cruciale rol in de opgang van de N-VA, vandaar dat zijn voorzitterschap steeds maar verlengd wordt. Al begint het na de zoveelste keer toch wel gênant te worden.”

Het succes van de N-VA is toch vooral vervelend voor de andere partijen?

Gerard: “Dat de N-VA zich heeft ontpopt tot zo’n sterke partij stelt de CD&V voor grote problemen, maar een andere belangrijke vaststelling is de afkalving van de SP.A. De internationale neergang van het socialisme is voor mij nog opmerkelijker dan het feit dat de christendemocratie wat aan het zwalpen slaat: in een tijd van financieel-economische crisissen en sociale spanning kan uitgerekend de linkerzijde niet overtuigen.”

“Dat fenomeen deed zich ook al voor in de jaren dertig. Bij de Kamerverkiezingen van 1936 vallen de socialisten terug van 37,3 procent van de stemmen naar 32,1 procent, in 1939 zakken ze nog verder weg, naar 29,4 procent. Dus op het cruciale moment slaagt de sociaaldemocratie er niet in om aan de kiezer te appelleren. Misschien vindt die dat de conservatieven in crisistijd meer zekerheid bieden dan de linkerzijde?”

U argumenteert vaak: dat is eigenlijk niet nieuw, dat hebben we al eerder gezien.

Gerard: “De bekende frase ‘de geschiedenis herhaalt zich’ is een puur retorisch argument. De geschiedenis herhaalt zich níét. De voortdurende verwijzing naar de jaren dertig maakt deel uit van het politieke debat. Theo Francken in een nazi-uniform, Laurette Onkelinx die opnieuw laarzen door de straten hoort marcheren, of de Catalanen die nu Franco bovenhalen: dan is het toch altijd interessant om na te gaan of zulke verwijzingen terecht zijn. En dat zijn ze vaak niet.”

“De jaren dertig worden meestal verengd tot het nationaalsocialisme, Hitler en de Holocaust, terwijl er toen wel meer Europese landen waren die het pluralisme uitbanden of de rechtsstaat niet respecteerden. Dat had niet overal dezelfde desastreuze gevolgen als in Duitsland, maar het gebeurde wel: in Polen, in Portugal, in Oostenrijk, noem maar op. Overal in Europa ging het vertrouwen in de democratische instellingen verloren, vaak in een sfeer van scandalitis.”

Dreigt de nieuwe vloedgolf aan onthullingen over de Bende van Nijvel het vertrouwen in de rechtsstaat nogmaals aan te tasten?

Gerard: “Het ‘slinkende vertrouwen’ van de burgers wordt een endemisch probleem van de westerse democratie. In de jaren tachtig zorgde de Bende van Nijvel inderdaad voor een schok, maar ga eens na wat er tussen 1985 en 1995 nog allemaal is gebeurd: de CCC-aanslagen, de hormonenmaffia, de vrouwenhandel, de Agusta-affaire en zo veel andere smeergeldschandalen, de zaak-Dutroux … De Witte Mars was bijna een prerevolutionair moment, een gebeurtenis waarbij zichtbaar werd hoe fundamenteel het geloof in de rechtsstaat was aangetast. Dat wantrouwen is er nog altijd. En het is er niet kleiner op geworden sinds de aanslagen van 9/11 en de asielcrisis. Het populisme neemt weer toe, hand in hand met de angst voor wie niet tot ‘het volk’ behoort.”

Net zoals in de jaren dertig, lijkt u in uw afscheidscollege te suggereren.

Gerard: “Gelukkig zijn er ook wezenlijke verschillen met de jaren dertig. Vandaag stelt haast niemand de democratie en de instellingen op zich ter discussie. Als in de jaren dertig een fabriek de deuren sloot, was er geen uitkering voor de mensen die hun werk kwijt waren. Die belandden dus in de armoede en werden vatbaar voor het betoog van wie de legitimiteit van de bestaande maatschappelijke orde op de helling zette.”

“Na de Tweede Wereldoorlog heeft de ontwikkeling van de welvaartsstaat een breed draagvlak gecreëerd dat tot vandaag stand houdt: de sociale zekerheid garandeert de mensen bescherming tegen ongeluk en is de ondergrond die het hele systeem stabieler heeft gemaakt. Maar stabieler wil niet zeggen dat het systeem niet onderhevig kan zijn aan schokken en verandering. Vandaag zitten we in zo’n fase. Het draagvlak voor de democratie neemt stilaan af en het is niet meteen duidelijk hoe we haar weer gezonder kunnen maken.”

U weet het ook niet?

Gerard: “Ik citeer weleens een zin uit De gewapende vrede van socioloog Luc Huyse: ‘De politieke actualiteit verliest iets van haar agressiviteit en onvoorspelbaarheid zodra men even stilstaat en de tijd neemt om wat vandaag gebeurt in de bedding van het verleden te leggen.’ Je kunt het ook anders zeggen: als je het verleden niet kent, loop je rond als een kip zonder kop. Niet dat je dankzij geschiedenis kunt voorspellen hoe de zaken zich zullen ontwikkelen.”

“Niets is voorspelbaar. Morgen kan een onnozel incident een enorme steekvlam veroorzaken die alles en iedereen verrast. In de geschiedenis is het toeval ontzettend belangrijk. Maar een historicus kan tradities en spelregels zien, en begrijpen hoe een politiek systeem functioneert. Hij weet hoe ze vroeger conflicten hebben opgelost en kan zich voorstellen wat er kan gebeuren als er opnieuw een conflict uitbreekt. Een historicus kan niets voorspellen, maar hij zal ook nooit voor het compleet onverwachte komen te staan.”

Bron Knack | Walter Pauli & Ewald Pironet

Agenten doen oproep: “Hopelijk heeft iemand eindelijk het lef om de puzzel van de Bende van Nijvel te leggen”

“Wie heeft het lef om de puzzelstukken in het onderzoek naar de Bende van Nijvel in elkaar te laten vallen?” Die opmerkelijke oproep klonk maandag bij agenten die hun twee ex-collega’s herdachten, 25 jaar geleden vermoord aan het Colruyt-warenhuis in Aalst.

In de nacht van 5 op 6 november 1992 werden Luc Schamp en Patrick Lanckman tijdens een tussenkomst na een inbraakalarm vermoord aan de Colruyt in Aalst. De dief, Guy Oste, schoot de agenten koelbloedig neer. In 1994 werd Oste veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Hoewel de moordenaar diverse pogingen ondernam om vervoegd vrij te komen, hebben de nabestaanden dat altijd kunnen verhinderen.

Opstandigheid

Het comité Luc en Patrick houdt de herinnering aan de collega’s levend door elk jaar een herdenking te organiseren aan het monument op de parking van het warenhuis. “De moord op twee collega’s gaf een gevoel van onmacht, verdriet en opstandigheid”, zegt agent Rudy De Vos (59), die de herdenking al jaar en dag in goede banen leidt. “De tijd heeft ons geleerd om deze feiten niet te vergeten, maar om ze een plaats te geven. Dat kon doordat de dader werd gevat en veroordeeld, en omdat hij nog steeds zijn straf uitzit.”

Dat is allemaal nog niet mogelijk voor de nabestaanden van de slachtoffers van de Bende van Nijvel die in Aalst hun laatste overval pleegden. “Wie heeft in dit onderzoek alsnog het lef, de moed en de wil om de puzzelstukken onweerlegbaar in elkaar te laten vallen, zodat ook deze slachtoffers en hun familie voor eens en altijd rust en herstel mogen vinden?”, sprak De Vos tijdens de herdenking gisteren.

Rouwproces afsluiten

Bij de raid van de Bende van Nijvel in Aalst, op 9 november 1985, waren De Vos en zijn collega Eddy De Neve na de melding van de overval als eerste ter plaatse. De terroristen namen toen ook de politieagenten en hun combi’s onder vuur. “Ik heb het een plaats kunnen geven voor mezelf”, zegt De Vos. “Al is het uiteraard moeilijk dat de collega waar nu naar verwezen wordt, iemand is waar ik later nog mee heb samengewerkt. Nu hoop ik meer dan ooit dat de waarheid aan het licht komt, dat de nabestaanden hun rouwproces kunnen afsluiten.”

Gevaarlijk beroep

Onder meer Isabelle Ramon, de weduwe van Patrick Lanckman, was zoals elk jaar op de herdenking aanwezig. “Gemakkelijk is het nooit, maar de initiatiefnemers steken ons op deze manier wel een hart onder de riem”, zegt Ramon. “Het is ook goed dat jonge politieagenten die hier zijn, beseffen dat ze een gevaarlijk beroep uitoefenen. In ons geval is de dader gevat, spijtig genoeg is dat voor de slachtoffers van de Bende niet zo”, gaat Ramon verder. “Maar zelfs wanneer de dader is gevat, krijg je de slachtoffers niet terug.”

Bron » Het Nieuwsblad