Centraal Strafregister moet nog 300.000 vonnissen ingeven

Wanneer rechters het hebben over de gebrekkige ‘informatisering’ bij Justitie, dan ­bedoelen ze lang niet altijd dat ze een nieuwe computer willen. Het complete gebrek aan een sluitende databank van veroordelingen is dikwijls hun grootste ergernis.

Er bestaat zoiets als het ‘Centraal Straf­register’. Dat wordt centraal beheerd en geeft een overzicht van straffen, maar daarmee is alles gezegd. De achterstand is fenomenaal. Vorige maand moesten nog 300.000 vonnissen worden ingegeven. Die dateren uit de periode 2007-2015.

Hoogstwaarschijnlijk situeert de grootste achterstand zich bij de vonnissen die de ­politierechters maken. Uit een analyse die de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid in 2012 maakte, blijkt dat 83 procent van de nog niet ingegeven vonnissen werd uitgesproken door politierechters.

Sinds september 2012 hebben die hun eigen informaticasysteem met de toepasselijke naam Mach (het doet denken aan de snelheid van het geluid, maar is een acroniem van Mammouth at Central Hosting). Dat moet hen toelaten om de verkeersinbreuken op te zoeken in het Centraal Strafregister. Maar als dat register niet wordt gevoed, heeft het weinig zin om er het gerechtelijk verleden van een beklaagde in op te zoeken. Nochtans is dat cruciaal om een beeld te krijgen van het parcours dat iemand al heeft afgelegd en of hij een zwaardere straf verdient.

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) kondigde al aan dat de achterstand in het strafregisteren tegen 2018 moet zijn weg­gewerkt. Daarvoor zijn tijdelijk extra krachten aangeworven. Zij zullen de vonnissen over­typen. Ook de vorige minister van Justitie sprak die ambitie uit.

Bron » De Standaard

Hoe onafhankelijk zijn onze rechters?

Een grootschalige Europese studie geeft een grimmig beeld van onze rechtbanken. 30 procent van de Belgische rechters vindt dat de bevorderingen bij Justitie niet objectief gebeuren. 17 procent vindt dat rechtszaken beïnvloed worden door de media. 3 procent voelde al ongeoorloofde druk, zoals omkoping of bedreiging.

Het Europese netwerk van Hoge Raden voor de Justitie (ENCJ) had grote plannen: een doorlichting van de Justitie in de EU die de onafhankelijkheid van onze rechters moest doorlichten. 6000 rechters in 22 landen passeerden de revue: een unicum. De studie geeft een bijzondere kijk op wat rechters zelf denken over hun beroep en hun werking.

De rechters werd gevraagd om een uitgebreide vragenlijst in te vullen waarmee hun gevoel van onafhankelijkheid werd getest. Daarnaast werd onderzocht in welke mate ze vinden dat ze rekenschap moeten afleggen aan de overheid en de samenleving. In België vulden 291 rechters, of 12 procent van het totale aantal, de vragenlijst in. Professor Benoit Allemeersch (KU Leuven) vindt het onderzoek alvast razend interessant en zeker representatief.

Laten we met het goeie nieuws beginnen. Slechts een kleine minderheid van de Belgische rechters (3 procent) antwoordde positief op de vraag of ze de voorbije twee jaar onder zware druk werden gezet om een vonnis of arrest in een bepaalde richting te vellen. Drie procent is misschien niet veel, vindt professor Allemeersch, ‘maar het betekent wel dat ongeveer negen ondervraagde rechters die ongeoorloofde druk wél ondervonden’.

Die druk kan allerlei vormen aannemen. Het kan een opmerking in de gang zijn van de korpschef of een advocaat, of een telefoontje van een politicus. Zo moest huidig SP.A-voorzitter John Crombez zich verantwoorden voor een gesprek dat hij had met een jeugdrechter in een zaak van kindergeweld. Hij werd nadien vrijgesproken door de deontologisch raad van het Vlaams Parlement. Belangrijk: Allemeersch benadrukt dat de negen rechters alleen aangeven dat ze onder druk werden gezet, niet dat ze aan de druk toegaven.

Enveloppe onder tafel

Maar erevrederechter Jan Nolf vreest dat de druk en de invloed van externen op rechters groter is dan de cijfers laten vermoeden: ‘Omkoping van rechters en pogingen daartoe komen zeker ook voor.’ Hij heeft weet van één omgekochte rechter, en sterke vermoedens van anderen. ‘Vroeger gebeurde de omkoping op een lompe manier, met een enveloppe onder tafel. Tegenwoordig zijn er discretere manieren om een rechter een vonnis of arrest in je voordeel te laten vellen. Ik moet oppassen met wat ik zeg, maar er zijn voorbeelden bekend van rechters die op kosten van een advocaat een dure skireis maken. Kan dat? Ik vind van niet. Je mag niet vergeten dat sommige rechters ook advocaten kunnen aanstellen voor bepaalde functies. Enige schroom in de omgang lijkt me gepast.’

In heel wat Europese landen komen corruptie en bedreiging van rechters veel vaker voor dan in ons land. 14 procent van de Spaanse rechters en 13 procent van de Italiaanse gaven toe bedreigd te zijn. In Albanië loopt dat zelfs op tot een kwart van de rechters. In februari 2015 maakte de Spaanse krant El País bekend dat negen rechters en vijf officieren van Justitie in totaal 230.000 euro aan steekpenningen hadden ontvangen van een ICT-bedrijf.

De rechters moesten van het ENCJ een score geven van 0 tot 10 om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in hun land te beoordelen. Belgische rechters gaven een score van 8,7. Niet slecht, maar hun collega’s in Nederland en Denemarken kwamen uit op respectievelijk 9,1 en 9,8. Er is bij ons dus ruimte tot verbetering, geven onze rechters toe.

Tony Van Parys, voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ), leest in het onderzoek vooral dat rechters in België goed en onafhankelijk hun werk kunnen doen. ‘Dat zit in de grondwet, maar ook in de cultuur. Maar dat 3 procent van de rechters ongeoorloofde druk ervaart, blijft natuurlijk onaanvaardbaar. Jammer dat we niet weten over welke zaken het gaat. Als een rechter strafbare feiten pleegt en we weten het, dan kan het parket een gerechtelijke procedure opstarten.’

De HRJ kan ook een audit of doorlichting doen van een rechtbank als er bijvoorbeeld vermoedens zijn van slechte werking. Het gebeurde recent bij de rechtbank van koophandel in Brussel en bij de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen. De HRJ deed voorstellen om de werking te verbeteren. Dwingend zijn die adviezen niet, maar na de twee audits zijn er volgens Van Parys wel interne maatregelen getroffen.

Politieke benoemingen

Aan Belgische rechters werd ook gevraagd of de benoemingen gebeuren op basis van andere criteria dan kennis en ervaring. Bijna een kwart van de rechters (23 procent) antwoordt daar positief op. 31 procent twijfelt, en slechts 45 procent ontkent het stellig. België doet het hier veel slechter dan bijvoorbeeld Denemarken, waar geen enkele rechter zegt dat dit gebeurt, en ook in Nederland is het een zeldzaamheid (3 procent).

Naast de benoemingen gebeuren ook promoties niet helemaal objectief, zo blijkt. 30 procent van de Belgische rechters vindt dat er andere criteria spelen dan kennis en ervaring. Slechts 36 procent vindt dat bevorderingen volkomen objectief gebeuren. Ter vergelijking: in Denemarken antwoordt amper 1 procent van de rechters dat ze gepromoveerd worden op basis van niet-objectieve criteria, in Groot-Brittannië 7 procent, en in Nederland 11 procent. Spanje is wat dit betreft de slechtste leerling van de klas: 84 procent van de Spaanse rechters vindt dat de promoties in hun land niet objectief gebeuren.

Benoemingen en promoties gebeuren onder meer op voordracht van de korpschef van een rechtbank. Je kunt de korpschef vergelijken met de ceo van een bedrijf. De voordracht gaat naar de Hoge Raad voor de Justitie, en nadien wordt dat advies bekrachtigd door de minister van Justitie. Professor Allemeersch vindt de onderzoeksresultaten over benoemingen en bevorderingen verontrustend.

‘Eigenlijk zijn er nauwelijks objectieve parameters voor bevorderingen’, zegt hij. ‘Veel hangt af van de korpschef en de HRJ. Zo kan het gebeuren dat een slecht functionerende rechter weggepromoveerd wordt naar een beter betaalde job bij bijvoorbeeld het hof van beroep, zodat de korpschef een hardwerkende en ambitieuze jonge rechter in zijn of haar plaats kan aanstellen. Omgekeerd komen sterke kandidaten soms niet in aanmerking om redenen die weinig te maken lijken te hebben met hun kwaliteiten en prestaties.’

Jan Nolf lacht bij de vraag over de benoemingen op basis van objectieve criteria. ‘Ach, ik ben ook politiek benoemd. Hoe kan het anders? De HRJ, het hoogste orgaan van Justitie, is zelf het resultaat van louter politieke benoemingen. Omdat voorzitter Tony Van Parys uit de CD&V-familie komt, moet er aan de Franstalige kant een vrijzinnige zitten. De traditie van politieke benoemingen druppelt gewoon van de HRJ naar beneden.’ Voor een goed begrip: slechts de helft van de 44 leden van de HRJ is politiek benoemd, door de Senaat. De andere helft wordt verkozen door de collega-magistraten.

Nolf vindt dat de HRJ slecht werk levert bij de benoemingen en promoties. De minister van Justitie weigert bijna nooit benoemingsadviezen van de HRJ, maar toen Annemie Turtelboom (Open VLD) minister van Justitie was, weigerde ze twee voorstellen omdat de HRJ tot tweemaal toe een advocaat voordroeg voor benoeming die veroordeeld was wegens een vluchtmisdrijf.

Ria Mortier, voorzitter van de Nederlandstalige benoemingscommissie binnen de HRJ, vraagt zich vooral af waarom de rechters twijfelen aan de objectiviteit, en welke andere criteria volgens hen dan wél doorslaggevend waren. ‘Dat interesseert me meer. De HRJ heeft niet alle promoties en benoemingen in de hand – over interne promoties wordt bijvoorbeeld door het korps zelf beslist -, maar wij doen binnen onze bevoegdheden alles om ze zo objectief mogelijk te laten verlopen. We doen bijvoorbeeld de selectie van jonge juristen die via een stage toegang krijgen tot de magistratuur.’

‘We organiseren zware examens. Het slaagpercentage ligt laag, want we leggen de lat hoog. Schriftelijke examens worden bovendien anoniem verbeterd. Pas na deliberatie kunnen we de naam van een kandidaat koppelen aan een examennummer. Een tweede proef is mondeling. Daarbij zijn er ook psychologische tests, want magistraten moeten meer zijn dan kenners van het recht. Ze moeten ook over sociale vaardigheden beschikken.’

Wie geslaagd is, kan zich kandidaat stellen om bijvoorbeeld rechter te worden. De benoemingscommissie kiest de meest geschikte kandidaat. Geeft ervaring de doorslag? Ria Mortier: ‘Nee. Het is een van de criteria die meespelen, maar niet altijd hét doorslaggevende argument, want dan zouden jongere kandidaten nooit benoemd raken.’

Een kandidaat kan pas benoemd worden door de commissie als hij of zij tien van de veertien leden kan overtuigen. Een commissielid kan dus niet in z’n eentje een benoeming van, bijvoorbeeld, een politieke vriend doordrukken. Elke beslissing moet ‘Raad van State-bestendig’ zijn, benadrukt Mortier, want iedereen kan daar zijn niet-benoeming aankaarten. De huidige benoemingscommissie, die van start ging in 2012 en bevoegd blijft tot 2016, heeft voor 471 Nederlandstalige vacatures 2107 kandidaten gehoord. ‘Slechts 11 kandidaten die niet werden geselecteerd zijn naar de Raad van State gestapt, en maar in één geval werd onze beslissing vernietigd’, zegt Mortier.

Tony Van Parys benadrukt dat net door de oprichting van de HRJ in de nasleep van de zaak-Dutroux er een einde is gekomen aan politieke benoemingen bij Justitie. ‘Ik denk dat de antwoorden in de ENCJ-studie voor een groot stuk gebaseerd zijn op perceptie van de toestand vroeger. Oké, we moeten kritisch blijven en onze werking tegen het licht blijven houden. Maar structureel durf ik te zeggen dat er nu geen politieke benoemingen meer gebeuren bij Justitie.’

Invloed van de media

Slechts een kleine minderheid van de Belgische rechters denkt dat de media helemaal geen invloed hebben op de rechtsgang. 17 procent is daar zeker van, de rest twijfelt. In Denemarken ontkent 95 procent van de rechters dat media het werk van een rechtbank kunnen beïnvloeden, in Nederland denkt 8 procent dat de pers wél een invloed heeft op hun werk.

Erevrederechter Jan Nolf vermoedt dat vooral rechters in assisenzaken en strafzaken ermee te maken krijgen. ‘Maar ik zou het willen omkeren: misschien is het net goed dat de media invloed hebben. Kijk naar de zaak van Jonathan Jacob (de jongeman die overleed in een politiecel in Mortsel als gevolg van overdreven geweld door het bijstandsteam van de politie, nvdr. ). Zonder het werk van de media zouden de feiten niet aan het licht zijn gekomen. Als de HRJ in een rapport schrijft dat het grootste gevaar voor de onafhankelijkheid van Justitie niet corruptie is en niet politieke beïnvloeding, maar wel de werking van de media, dan gaat mijn hoofd duizelen.’

Wordt de onafhankelijkheid van rechters gerespecteerd door de overheid, vroeg de Europese studie ook. 12 procent van de Belgische rechters vindt van niet, 63 procent vindt van wel. In Denemarken antwoordt driekwart van de rechters positief op de vraag, in Nederland 67 procent.

Jan Nolf raadt jonge collega’s af om naar recepties te gaan waar politici aanwezig zijn, laat staan naar de traditionele bals van de burgemeester. ‘Op die plekken wordt een vertrouwelijkheid geschapen tussen magistraten en politici. De vertrouwelijkheid kan de onafhankelijkheid van de rechter in gevaar brengen. Het begint met een pintje en op het eind van de avond trekt een politicus aan je mouw die nog snel “iets” wil vragen of ophelderen. Rechters worden in het ENCJ-onderzoek ook gewaarschuwd voor de gevaren van sociale media. Ze dringen erop aan dat rechters wegblijven van die fora en geen meningen plaatsen op Facebook of Twitter. Maar ik lees in de studie van het ENCJ helaas geen waarschuwing om weg te blijven van evenementen met politici.’

Volgens professor Benoit Allemeersch kunnen de rechters in ons land voldoende onafhankelijk werken, maar er is nog werk te doen. Hij noemt twee voorbeelden: de financiering, en het management van rechtbanken. Bijna driekwart van de Belgische rechters klaagt over een gebrek aan financiële onafhankelijkheid. In Nederland is driekwart van de rechters daar net tevreden over.

‘Nu gebeurt de financiering van de rechtbanken volledig door de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie. Een rechter die papier voor zijn printer nodig heeft, moet dat beleefd vragen aan de FOD in Brussel. Hij is financieel volledig afhankelijk. Gelukkig is er beterschap op komst, want minister van Justitie Koen Geens (CD&V) werkt aan een systeem van enveloppefinanciering. Elke rechtbank krijgt dan een afgesproken bedrag of enveloppe, en mag zelf beslissen wat daarmee gebeurt. Zo krijgen rechtbanken meer manoeuvreerruimte en kunnen ze meer eigen accenten leggen. Het zal ook de transparantie bij Justitie ver- hogen. Nu is het bijvoorbeeld onmogelijk om na te gaan hoeveel geld gaat naar de rechtbanken en hoeveel naar de parketten.’

Tony Van Parys vindt het nieuwe systeem een grote stap vooruit. ‘Vanaf 2016 kunnen rechtbanken autonoom beslissen hoe ze de financiële middelen willen gebruiken, zonder het aan de FOD te vragen. De vraag is: zijn de rechtbanken daar klaar voor? Wij hebben binnen de HRJ vaak vastgesteld dat er een gebrek is aan managementcultuur in de magistratuur, aan zin voor een bedrijfsmatige aanpak van de organisatie. Als rechtbanken straks meer autonomie krijgen, worden ze ook verantwoordelijk voor het beheer en het beleid. Een van de absolute voorwaarden is dat ze bijgestaan zullen worden door topmanagers.’

Zullen voorzitters van rechtbanken, die tot nog toe geen rekenschap hoefden af te leggen, de autoriteit aanvaarden van een manager – een niet-jurist dus? Van Parys denkt het wel. ‘Veel korpschefs van de nieuwe generatie zijn vragende partij om dit in te voeren, maar zij willen wel de baas blijven. Het vraagt een heel andere manier van denken aan de rechtbanken. Noem het gerust een omwenteling.’

Pesterijen onder magistraten

Ook met het management van de rechtbanken kan het beter, zegt professor Allemeersch. 29 procent van de rechters blijkt ontevreden over de manier waarop hun rechtbank gemanaged wordt. ‘De cultuur bij Justitie wordt bepaald door hiërarchie. Er heerst geen bedrijfscultuur zoals bij ondernemingen: je vindt er minder teamvergaderingen, want veel rechtscolleges houden het bij algemene vergaderingen. Magistraten werken solitair. In Groot-Brittannië is het anders, daar bestaat nauwelijks een hiërarchie tussen magistraten. En in Nederland is teamoverleg voor magistraten de normaalste zaak van de wereld.’

Jan Nolf vindt dat een korpschef rechters kan maken en kraken. ‘Zo brengen ze de onafhankelijkheid van Justitie in het gedrang. De korpschef kan de vonnissen sturen doordat hij beslist welke zaken in welke kamer en door welke rechter worden behandeld. Belgische rechters hebben alles te zeggen over mensen die in de beklaagdenbank van hun rechtbank zitten, maar niets over de manier waarop ze moeten werken. Daarover beslist de korpschef. Rechters worden bestuurd als een bende kleuters. Dat zou beter op een meer collegiale manier gebeuren.

(windt zich op) Schrijf maar op: nergens anders op de arbeidsmarkt wordt zo veel gepest als in de Belgische rechtbanken. Magistraten en rechters pesten elkaar het bloed van onder de nagels. Vriendjes krijgen van korpschefs makkelijke zaken, de ingewikkelde zaken gaan naar degenen die een lesje moeten krijgen.’ In het onderzoek van het ENCJ zegt zo’n 70 procent van de Belgische rechters dat zijn of haar onafhankelijkheid werd beïnvloed door een verandering van functie, sectie of rechtbank. Nolf: ‘Dat kun je in veel gevallen ook lezen als een verkapte tuchtmaatregel.’

Toch vindt professor Allemeersch het op zich niet slecht dat de korpschef beslist welke zaken door welke rechtbank worden behandeld. ‘De voorzitter van de rechtbank kent zijn kamers, en iedereen heeft zijn specialisatie. Hij kan dat ook zeer autonoom doen, hij kan zo inderdaad de zaken sturen, zeker in mediatieke dossiers. Hij kan ook de samenstelling van een kamer veranderen, naargelang van de aard van de zaak. Het is belangrijk daarover transparant te zijn. In de zaak-Fortis, bijvoorbeeld, heeft de HRJ vragen gesteld over de toewijzing van de zaak, omdat ze werd toegekend aan de kamer die daarvoor niet de meest logische keuze was. Ook de Raad van Europa heeft haar bezorgdheid geuit over dit gebrek aan transparantie, maar tot nog toe heeft België daar weinig mee gedaan.’

Verantwoording afleggen

Benoit Allemeersch zegt dat Belgische rechtbanken weinig rekenschap afleggen in vergelijking met hun buitenlandse tegenhangers. ‘De rechterlijke macht staat op haar onafhankelijkheid. Heel terecht, maar dat betekent niet dat rechtbanken geen verantwoording hoeven af te leggen. Heel wat rechters cumuleren, bijvoorbeeld. Daar is op zich niets mis mee, want je moet rechters niet opsluiten in hun rechtbank. Maar waarom kunnen die bijkomende mandaten niet geregistreerd worden in een databank zoals Cumuleo, waar politici al hun betaalde en niet-betaalde functies en mandaten moeten aangeven?’

Enkele jaren geleden moest toenmalig minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) op een parlementaire vraag antwoorden dat ze ‘geen flauw idee had’ hoeveel rechters cumuleerden en welke functies ze cumuleerden. In Nederland, daarentegen, kun je op de website rechtspraak.nl gewoon de naam van een rechter intikken en vind je al zijn betaalde en niet-betaalde functies. ‘Dat kan belangrijk zijn als je bijvoorbeeld voor de rechter moet verschijnen bij een geschil over de aan- of verkoop van een woning. In zo’n geval is het interessant om te weten of de rechter lid is van een tuchtkamer van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars.’

Allemeersch vindt ook dat rechters en magistraten zich te weinig verantwoorden voor hun arbeidsprestaties. Sommige magistraten werken zich te pletter, anderen doen het wel héél rustig aan, en daar bestaat weinig controle op. In de enquête van het ENCJ valt het Allemeersch op dat een erg klein aantal rechters (16 procent) af en toe opmerkingen krijgt van hun overste om hun zaken binnen een redelijke termijn af te handelen. ‘Dat is het laagste percentage in Europa, na Bulgarije, Albanië en Roemenië. Ik weet niet of je tot dat groepje wilt behoren. In Nederland antwoordt 44 procent van de rechters dat ze daarop aangesproken worden, in Zweden 38 procent. Het betekent niet dat hun onafhankelijkheid wordt bedreigd, wel dat ze verantwoording moeten afleggen voor de kwaliteit van hun werk. In ons land gebeurt dat te weinig. Hier laat men rechters te veel hun zin doen. De onafhankelijkheid van Justitie is belangrijk, maar ze is niet absoluut.’

Burn-out

Dat Belgische rechters weinig rekenschap moeten of willen afleggen, mag blijken uit twee voorbeelden. Net als andere werknemers kunnen ook rechters ziek worden of een burn-out krijgen. Het grote verschil is dat rechters niet gecontroleerd mogen worden door een arbeidsgeneesheer, want dat zou hun onafhankelijkheid in het gedrang kunnen brengen. In West-Vlaanderen is een geval bekend van een advocaat die bij gebrek aan talent niet aan de bak kwam. Hij vroeg en kreeg van een vorige minister van Justitie een benoeming tot vrederechter. De man velde één vonnis, en zit sindsdien al enkele jaren ziek thuis.

Ook opvallend: rechters en magistraten hebben geen formele vakantieregeling. Dat betekent dat sommige rechters gedurende de twee maanden gerechtelijk verlof vakantie nemen, terwijl veel anderen doorwerken om de gerechtelijke achterstand op te halen. Professor Allemeersch vindt het jammer dat daar geen formele regels voor bestaan. De adviesraad van de magistratuur heeft een voorstel klaar om het sociaal statuut van de magistraten te verbeteren, inclusief een vakantieregeling, maar er groeit verzet omdat de beroepsgroep vreest dat haar onafhankelijkheid wordt bedreigd.

‘Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen onafhankelijkheid en onverantwoordelijkheid’, vindt Jan Nolf. De rechterlijke onafhankelijkheid is heilig en onaantastbaar, maar dat betekent niet dat rechters en magistraten wereldvreemd moeten zijn en dat ze geen rekenschap hoeven af te leggen aan de samenleving.

Nolf: ‘Justitie krijgt veel geld. Daar moeten rechters goed mee omspringen. En dan moet je niet doen zoals de Brusselse rechtbankvoorzitter Luc Hennart. Toen Marc Dutroux enkele jaren geleden moest worden ondervraagd, kon hij kiezen: met de rechtbank naar de gevangenis in Nijvel gaan, waar Dutroux opgesloten zit, of een heel veiligheidskorps optrommelen omdat hij zijn show per se in zijn eigen rechtbank wilde opvoeren. Hij koos voor het laatste, en dat kostte de samenleving 50.000 euro. Dat heeft niets meer te maken met onafhankelijkheid, maar met onverantwoordelijk gedrag.’

Het grootste gevaar voor Justitie zijn niet de media of de politiek, maar het gebrek aan zelfkritiek binnen het apparaat, vindt Jan Nolf. ‘Als de media kritiek uiten, wordt die weggelachen. En als iemand zoals ik zich kritisch uitlaat over de slechte gang van zaken binnen Justitie, wordt hij weggezet als een onwetende nestbevuiler. Zo kom je geen stap verder.’

Bron » Knack

Gerechtelijke achterstand neemt af

De Belgische hoven van beroep hadden nog nooit zo weinig achterstand en je kreeg er nog nooit zo snel een arrest. Vandaag wacht je in een burgerlijke rechtszaak gemiddeld 653 dagen op een arrest, wat tien jaar geleden nog dubbel zo lang was (1.261 dagen in 2004). Dat meldt De Tijd.

Eind vorig jaar wachtten nog maar 37.069 rechtszaken op een verdict tegenover 51.700 zaken tien jaar geleden. Ondanks de klaagzangen bij justitie schetsen de statistieken van de federale overheidsdienst Justitie een rooskleuriger beeld.

Er zijn wel grote verschillen tussen de vijf hoven van beroep in ons land. Brussel torst de grootste ‘achterstand’ met 10.687 hangende zaken eind vorig jaar en een gemiddelde duurtijd van 828 dagen. Ook Gent scoort hoger dan gemiddeld met een wachttijd van 745 dagen. Terwijl je in Antwerpen gemiddeld ‘maar’ 586 dagen, ongeveer een jaar en zeven maanden, wacht op een uitspraak in een burgerlijke zaak.

De hoven van beroep zien ook een positieve evolutie voor hun strafzaken over misdrijven. In een klassieke strafzaak wacht je nu gemiddeld 326 dagen of bijna elf maanden op een arrest, tegenover 352 dagen in 2010. Ook het aantal hangende strafzaken bij de hoven van beroep was nog nooit zo laag.

Bron » De Standaard

Brussels hof van beroep blijft worstelen met financiële strafzaken

Het Brusselse hof van beroep blijft het moeilijk hebben om strafrechtelijke dossiers, en dan vooral over financieel-economische misdrijven, binnen een redelijke termijn te behandelen. Dat heeft de Brusselse procureur-generaal Lucien Nouwynck deze namiddag gezegd in zijn toespraak naar aanleiding van het nieuwe gerechtelijk jaar.

Door personeelsgebrek bij het parket-generaal en de zetel moeten nieuwe dossiers een jaar wachten op behandeling. De procureur-generaal dringt aan op de nodige investeringen vanwege de politieke overheid.

Zowat alle afdelingen van het hof van beroep zagen de afgelopen vijf jaar het aantal dossiers stijgen. Dat ging van 12 procent in de kamers van inbeschuldigingstelling tot 121 procent in de burgerrechtelijke kamers.

In de strafkamers is de nood echter het hoogst, niet zozeer omdat de dossiers daar met 10 procent zijn toegenomen, maar wel door de achterstand die er al heerst. “Die bedroeg op 31 december 2012 1.500 dossiers, terwijl er dat jaar slechts een 1.400 arresten waren geveld”, zei de procureur-generaal. “Nieuwe dossiers moeten een jaar wachten alvorens ze behandeld kunnen worden.”

En dat terwijl het aantal ingewikkelde strafdossiers zoals informaticafraude, milieu-, economische en financiële misdrijven de laatste jaren exponentieel is toegenomen. “De publieke opinie windt zich terecht op als grote fraudezaken door een overschrijding van de redelijke termijn op niets uitlopen”, ging de procureur-generaal verder. “Op een moment dat van iedereen inspanningen gevraagd worden, kan het niet dat justitie zich zwak zou tonen tegenover de financieel sterksten.”

De procureur-generaal dringt dan ook aan op substantieel meer personeel voor het parket-generaal én de zetel. De hervormingen die de minister van Justitie aankondigt, zullen volgens hem niet voldoende zijn om soelaas te bieden.

Bron » De Morgen

“Toestand in strafzaken blijft zorgwekkend”

Voor de eerste keer sinds 2006 is het aantal nieuwe zaken bij het Hof van Cassatie opnieuw gedaald. Dat blijkt uit het jaarverslag van 2012 van het Hof van Cassatie. De toestand in strafzaken blijft volgens het hof echter “zorgwekkend” en de doorlooptijd loopt erin op.

Bij het Hof van Cassatie, een rechtbank die zich niet uitspreekt over de inhoud van rechtszaken, maar enkel kijkt of de procedures correct werden gevolgd, werden in 2012 3.365 nieuwe zaken gestart, een daling van 6 procent tegenover 2011 (3.577 zaken). Sinds 2006, toen 2.849 zaken werden ingeleid, was dat aantal alleen maar gestegen.

Het aantal uitspraken daalde van 3.382 tot 3.222. Het aantal hangende zaken steeg 6,8 procent, van 2.088 naar 2.231. Vooral het aantal strafzaken – waarvan 60 procent langs Nederlandstalige kant – blijft het Hof zorgen baren.

Het aantal behandelde zaken per zitting werd opgevoerd, maar de doorlooptijd nam toch toe. “De bovengrens is overschreden. Het Hof blijft bezorgd omtrent die toename van nieuwe strafzaken, die nog enkel ingedijkt kan worden door nieuwe wetgevende initiatieven.”

De doorlooptijden bleven volgens het Hof over het algemeen “op een aanvaardbaar peil” en er valt ook “geen achterstand” te noteren. De slaagkans van een cassatieberoep varieert naargelang de materie. In civiele zaken – waar juridische bijstand verplicht is – steeg het aantal geslaagde zaken tot 43 procent. In strafzaken – zonder verplichte bijstand van een advocaat – blijft het aantal vernietigingen rond de 10 procent hangen.

Het kabinet van minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld) preciseert dat de ministerraad vorige week een hervorming heeft goedgekeurd die de toestroom van procedures bij het Hof van Cassaties in strafzaken moet afremmen. Concreet ging de ministerraad er mee akkoord vier filters in te bouwen om de toestroom te beperken.

Zo zal iemand die een procedure wil aanspannen, net als bij burgerlijke zaken, een beroep moeten doen op een advocaat die gespecialiseerd is in Cassatie. Tijdens een overgangsperiode wordt die specialisatie nog niet verplicht, zodat de advocatenordes zich kunnen voorbereiden.

Het zal ook niet langer volstaan om gewoon een aanvraag voor een cassatieberoep in te dienen. Voortaan moet je een onderbouwde memorie indienen waarin de reden van het beroep grondig wordt onderbouwd. Ook zal de afdelingsvoorzitter, op eensluidend advies van het openbaar ministerie, kunnen beslissen een beroep te verwerpen indien het Hof pertinent te laat wordt aangetekend. Momenteel moet een kamer met vijf raadsheren daarover beslissen.

Een vierde filter houdt in dat de memorie van de eiser minstens vijftien dagen voor de terechtzitting op de griffie moet toekomen, terwijl de verweerder zijn memorie van antwoord ten laatste acht dagen voor de zitting moet doen toekomen.

Bron » De Morgen