Volgens nieuw boek veroorzaakten staatsveiligheid en linkse media val van baron de Bonvoisin

“Benoît de Bonvoisin lag aan de basis van de afzetting van de administrateur van de staatsveiligheid Albert Raes, die een complot tegen de baron smeedde.” In een salon van het Brusselse hotel Astoria werd gisteren het boek Schurkenstaat België. De samenzwering tegen Benoît de Bonvoisin (Uitgeverij Van Halewyck) gepresenteerd.

De auteur is Mario Spandre, Brussels advocaat en raadsman van de ‘Zwarte Baron’. De centrale stelling luidt dat zijn cliënt het slachtoffer werd van een enorm complot van politici, magistraten, belastingambtenaren, politiemannen en journalisten, een machinatie die werd georchestreerd door de vroegere baas van de staatsveiligheid.

Veel belangstelling voor de persconferentie was er niet. Behalve een handvol vrienden en kennissen van de auteur en diens cliënt waren er slechts twee journalisten aanwezig. De Bonvoisin toonde zich niet verbaasd. “Dat was me voorspeld”, verklaarde hij. De magere opkomst was voor hem alweer een bijkomend bewijs van de grootscheepse samenzwering tegen zijn persoon.

De redacteur van deze krant, die begin jaren tachtig met de publicatie van een rapport van de staatsveiligheid over de financiering van extreem-rechts door de Bonvoisin aan de basis lag van de juridische perikelen van de baron, werd getrakteerd op uitvoerige en groteske complimenten. Beledigingen verpakt als loftuitingen zijn een geliefkoosd stijlmiddel van de omstreden edelman.

Meester Mario Spandre (77) is niet de eerste de beste. Begin jaren zestig was hij de belangrijkste juridische adviseur van Moïse Tsjombe, de leider van de Katangese secessie. Aan de dijk gezet na de staatsgreep van president Mobutu vertrok Tjsombe later in ballingschap naar West-Europa. In 1967 werd de Kongolese ex-premier ontvoerd tijdens een vliegtuigreis boven de Canarische Eilanden, twee jaar later overleed hij in nooit opgehelderde omstandigheden in gevangenschap in Algiers.

Bijna terloops meldt Spandre in zijn boek dat de ontvoering, de vliegtuigkaping en de moord op Tsjombe in België beraamd werden. “De fondsen voor deze operatie werden via België geleverd”, weet Spandre. En de ontvoering werd geleid door een oudgediende van de staatsveiligheid.

De Bonvoisin is nog steeds springlevend, maar is volgens de auteur de voorbije twintig jaar wel het slachtoffer geworden van “geestelijke en lichamelijke foltering”. Met het eerste is de juridische vervolging bedoeld, met het tweede de enkele weken die de baron na een veroordeling in de gevangenis doorbracht. Nu alle procedures eindelijk afgewikkeld zijn en de baron volledig is vrijgepleit van schuld, bereidt zijn advocaat een miljoenenclaim voor tegen de Belgische staat.

De baron is volgens Spandre het mikpunt geworden van een allesomvattend, twintig jaar durend complot van alle geledingen van de overheid, met als meesterbrein Albert Raes, de vroegere administrateur-generaal van de staatsveiligheid. Al die jaren werd de baron bovendien “gediaboliseerd door de linkse media, die gemanipuleerd en betaald werden door de staatsveiligheid”.

Waarom zou het overheidsapparaat al die moeite gedaan hebben om een complot op te zetten tegen één man? Het antwoord is simpel en staat op bladzijde 24 en 25: “Als minister van Landsverdediging vertrouwde Paul Vanden Boeynants Benoît de Bonvoisin (…) opdrachten toe in de strijd tegen de sovjetinvloed in België. Sinds de komst van de Navo was ons land immers de derde grootste vesting geworden van de KGB, na Londen en Washington.”

“In het kader van die kiese en gevaarlijke opdracht en op basis van inlichtingen die hij kreeg via de Franse en Amerikaanse geheime diensten, zag de Bonvoisin zich verplicht democratische controle aan te vragen op de Belgische staatsveiligheid die in een ware politieke politiemacht was ontaard. Daardoor lag hij aan de basis van de afzetting van de administrateur van de staatsveiligheid, de heer Raes. Is deze activiteit, die hij uitoefende in een periode dat de Sovjet-Unie in ons land haar tentakels probeerde uit te steken, de reden waarom de Belgische geheime diensten zich voor de Bonvoisin interesseerden?”

Volgens Spandre was het geen toeval dat de aanval tegen de Bonvoisin samenviel met de start van de overvallen van de Bende van Nijvel, die – zo suggereert hij – wel eens een destabilisatiepoging van de KGB zouden kunnen geweest zijn.

Bron » De Morgen

Alleen tegen de schurkenstaat

In ‘Schurkenstaat België, de samenzwering tegen Benoît de Bonvoisin’ publiceert advocaat Mario Spandre de achtergrondinformatie waarmee hij Benoît de Bonvoisin, bijgenaamd de Zwarte Baron, uit de klauwen van het gerecht en… van de media heeft gehaald. Hij bereidt nu een miljoenenclaim voor tegen de Belgische staat.

Eliane De Wilde, de conservator van de Koninklijke Musea van Schone Kunsten van België, wist niet wat haar overkwam. Tien jaar geleden, midden juli 1994, bood zich bij haar een deurwaarder aan die beslag kwam leggen op een tiental topwerken uit haar collectie, waaronder een Rubens, twee Memlincs, vier werken van Rogier van der Weyden en een Hugo van der Goes. Er werd ijlings over en weer gebeld met de voogdijminister, de Luikse PS’er Jean-Maurice Dehousse. Maar dat bracht ook geen uitkomst.

De deurwaarder handelde in opdracht van Mario Spandre, de raadsman van een veertigtal Belgen die indertijd in Congo de dupe waren geworden van het zaïriseringsbeleid van dictator Mobutu Sese Seko. De Belgische staat had zich ertoe verbonden de slachtoffers van die nationaliseringen te vergoeden. Maar de betaling van de verschuldigde 600 miljoen frank liet al te lang op zich wachten. Daarom liet Mario Spandre beslag leggen op de kunstwerken – conservator De Wilde vond de keuze van de advocaat getuigen van erg goede smaak.

Mario Spandre heeft in zijn leven de Belgische staat al voor ruim 25 miljoen euro lichter gemaakt. Volkomen legaal. Spandre is een advocaat, een zeventiger, die niets liever doet dan in het krijt treden met de overheid. Dat houdt hem kwiek, vindt hij.

Vandaag bereidt hij nog maar eens een miljoenenclaim voor. Dit keer in de zaak van de ooit als ‘Zwarte Baron’ gebrandmerkte Benoît de Bonvoisin.

Vanachter zijn bureau kijkt Spandre uit over het fraai aangelegde Schumanplein en de fonkelende hoofdkwartieren van de Europese Unie. Binnen handbereik staat een uitgelezen bibliotheek met africana en met alle klassiekers over Congo. Mocht Katanga onafhankelijk zijn gebleven, dan woonde Spandre vandaag wellicht in Lubumbashi, vroeger Elisabethstad, zijn geboorteplek.

De Spandres zijn Italianen van afkomst. Of eigenlijk niet. Hun echte naam is Spandauer, maar toen de voorouders van de advocaat, een Duits geslacht van typografen, zich in de 19e eeuw in Turijn kwamen vestigen om er voor de hertogen van Savoie te werken, kreeg de naam gaandeweg een Italiaanse verklanking. De vader van Mario Spandre, drukker van professie, was ook een muzikant. Na omzwervingen in Zuid-Afrika, waar hij in handgemeen raakte met de Boeren, en Argentinië, waar hij in het operaorkest speelde, strandde hij uiteindelijk in Elisabethstad.

Moïse Tsjombe

Vader Spandre werd de drukker van L’Etoile du Congo, de latere L’Essor du Congo, een krant met een zeker gezag. ‘De krant was eigendom van kardinaal de Hemptinne, van een logebroeder en een joodse investeerder’, lacht Spandre. ‘Dat moest dus fout lopen – wat ook gebeurde.’ Waarop vader Spandre een boerderij en melkveehouderij begon. Het is daar, vlakbij Elisabethstad, dat Spandre opgroeide. Het is daar ook, in een villa van de buren, dat in 1961 Patrice Lumumba en enkele medestanders werden vermoord, in opdracht van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en de nieuwe Congolese sterke man Mobutu.

Spandre heeft nog getuigd voor de Lumumba-commissie. ‘Maar ze wilden daar de waarheid niet horen’, zegt Spandre fijntjes. ‘Ze wilden alleen vernemen wat koning Boudewijn en wat eerste minister Gaston Eyskens wisten. En die wisten van niets.’

Spandre kent de Lumumba-affaire. Hij heeft de meeste betrokkenen in de zaak gefrequenteerd, onder wie de CIA-vertegenwoordiger in Leopoldstad, Lawrence Devlin, die na goedkeuring van de Amerikaanse president John F. Kennedy Lumumba liet uitschakelen.

Na zijn rechtenstudies in Brussel kwam Spandre in contact met Moïse Tsjombe, die in 1960 de onafhankelijkheid van de mijnprovincie Katanga (nu Shaba) uitriep. Toen Tsjombe later met de hulp van Franse huurlingen en de Portugese veiligheidsdiensten een poging tot staatsgreep tegen Mobutu ondernam, verbleef Spandre in het Ritzhotel in Lissabon waar hij wachtte op het signaal dat de coup was geslaagd. Maar de Amerikaanse diensten raakten op de hoogte. Die lieten via de ambassadeur in Lissabon aan de Portugezen weten dat ze in Washington ‘zeer ongelukkig’ zouden zijn mocht Tsjombe zijn plannen doorzetten. Waarop het manoeuvre werd afgeblazen. Wat later, in 1967, werd Tsjombe in Spanje ontvoerd, met de hulp van de Fransen en zeker met het medeweten van Devlin, dus van Wash-ington. De Katangese leider werd in Algiers geïnterneerd. Hij overleed er in 1969.

In het voorwoord bij zijn exposé over de zaak-Bonvoisin dat deze week in de boekhandel ligt, verwijst Spandre heel even naar de Tsjombe-episode. ‘De fondsen voor de ontvoering werden via België aangeleverd. Het geld kwam van Mobutu, via Pierre Davister, de uitgever van het weekblad Spécial, en transiteerde via een rekening bij de Banque Bruxelles Lambert. Procureur-generaal Ganshof van der Meersch van het hof van cassatie heeft er alles aan gedaan om het onderzoek naar deze zaak onder de mat te houden. Want Mobutu moest, en zou, in Congo aan de macht blijven’, houdt Spandre vol.

Extreem-rechts

‘Er zijn zoveel zaken die de burgers van dit land nooit te weten komen. Drie ministers van Justitie – wijlen Jean Gol, een liberaal, de socialist Philippe Moureaux en christen-democraat Melchior Wathelet – hebben toegelaten dat Benoît de Bonvoisin het leven onmogelijk werd gemaakt en dat zijn carrière werd gebroken door een dossier van de Staatsveiligheid dat op pure fictie berustte’, zegt Spandre terwijl hij parmantig zijn papieren bijeenraapt. ‘De schade die hier door de Belgische staat werd aangericht, is enorm. Wij gaan daar nu een prijs op zetten.’

Toen Spandre in 1995 door Benoît de Bonvoisin in de arm werd genomen, kende hij van het dossier alleen wat hij in de kranten had gelezen. Het was een stafhouder die Bonvoisin naar Spandre bracht. Hij had immers de reputatie er niet voor terug te schrikken om de staat zelf aan te vallen.

In 1981 was via onder meer de krant De Morgen een nota van de Staatsveiligheid gelekt. Daarin werd Bonvoisin omschreven als een heuse fascist die via zijn bedrijven Cidep en PDG het Front de la Jeunesse, en dus extreem-rechts in België, financierde.

‘Bonvoisin was voor die tijdsgeest geknipt als schuldige’, zegt Spandre.’ Het gonsde in die jaren tachtig van de geruchten over plannen voor een staatsgreep. Er was de rakettenkwestie, de aanslagen van de CCC, de Bende van Nijvel. Alle getuigenissen waren eensluidend: de overvallen van de Bende van Nijvel waren het werk van professionals. De bende maakte 28 dodelijke slachtoffers en het gerecht vond niet eens het begin van een spoor. Extreem-rechts zit achter de aanslagen, werd gefluisterd. De enige dienst die contact had met extreem-rechts was de Staatsveiligheid. Die was Westland New Post geïnfiltreerd en had die organisatie zelfs gesteund.’

In 1981 moest de Bende van Nijvel nog aan zijn reeks moordende overvallen beginnen, maar de naam van Benoît de Bonvoisin was al gevallen.

Bonvoisin, van adellijken huize, is een wat excentrieke heer die in kringen van Franstalige christen-democraten omging.

De Bonvoisins, een familie van textielfabrikanten, zijn afkomstig uit Petit-Rechain bij Verviers. Bonvoisins grootvader was Alexandre Galopin, de gouverneur van de Generale Maatschappij van België die tijdens de oorlog op bevel van de Duitse Gestapo werd vermoord. Zijn grootmoeder was de dochter van Gustaaf Verriest, broer van Hugo Verriest. Een andere overgrootoom was Victor Besme, de baron Haussman van Leopold II, die Brussel een moderne aanblik gaf. Zijn vader, Pierre de Bonvoisin, was eveneens een topman van de Generale Maatschappij.

Vrij jong kwam Benoît de Bonvoisin terecht in de kring rond Paul Vanden Boeynants, de sterke man en Brussels stemmenkanon van de PSC. VDB installeerde Bonvoisin aan het hoofd van het Cepic ( Centre Politique des Indépendants et des Cadres), een evenknie van het Vlaamse NCMV ( Nationaal Christelijk Middenstandsverbond). Dat Cepic werd de motor van de centrumrechtse PSC.

Front de la Jeunesse

Het waren erg woelige tijden. De kolonels waren nog aan de macht in Griekenland, Franco in Spanje, in Vietnam voerden Amerikaanse GI’s een uitzichtloze oorlog en het communistische Oost-Europa lag nog achter het IJzeren Gordijn.

‘Links’ en ‘rechts’ waren in die dagen geen ijdele woorden. En de groep rond VDB zat in het rechtse kamp. Gaandeweg werd Vanden Boeynants door de media zelfs in ultrarechtse hoek geduwd. In VDB’s entou-rage immers werden mensen gesignaleerd als majoor Jean Bougerol, die graag conferenties mocht beleggen over het sluipende communistische gevaar. De organisatie achter de conferenties van Bougerol en de publicatie van Inforep, een persoverzicht dat als een sonar elke vorm van linkse subversie registreerde, was het zogeheten Public Information Office. In de Vlaamse media vooral werd PIO als een soort inlichtingendienst afgeschilderd. En via die PIO was de link naar plannen voor een staatsgreep en later de Bende van Nijvel snel gelegd.

In maart 1983 werden de eerste geruchten over een mogelijke staatsgreep vreemd genoeg gelanceerd door het extreem-rechtse Nouvel Europe Magazine. In dat artikel werd ook het bestaan onthuld van Westland New Post, de extreme loot van het Front de la Jeunesse.

Was het bericht in Nouvel Europe Magazine een repliek op het lekken twee jaar eerder van de nota van de Staatsveiligheid over Benoît de Bonvoisin? Of was het WNP een poging om te infiltreren in de Staatsveiligheid? Knappe koppen die daar na al die jaren nog wijs uit raken. Emile Lecerf, de baas van Nouvel Europe Magazine, leefde in elk geval op vriendschappelijke voet met de top van de Staatsveiligheid, maar ook met de Israëlische inlichtingendiensten.

‘Mijn enige band met al dat volk was dat het Front de la Jeunesse een bureau had in het pand dat ik aan Nouvel Europe Magazine verhuurde’, zou Bonvoisin later aan Knack vertellen. Bonvoisin heeft altijd volgehouden dat het lekken van de nota en de bijgeleverde bewijsstukken één grote machinatie was van de Staatsveiligheid, toen nog geleid door de mysterieuze Albert Raes.

Raes, beweerde Bonvoisin, heeft hem nooit vergeven dat hij in een nota voor minister van Defensie Vanden Boeynants parlementaire controle eiste op de diensten van de Staatsveiligheid. Bonvoisin had ook van de Franse inlichtingendiensten vernomen dat de Staatsveiligheid lekte als een mandje en hij had dat publiekelijk herhaald.

Bovendien stonden Raes en Vanden Boeynants ook op gespannen voet met elkaar. Een gevolg van de Congo-crisis. Terwijl de regering troepen stuurde naar Congo, werden hier huurlingen geronseld om op de Belgische para’s te schieten. Volgens Vanden Boeynants had Raes verzuimd de regering daarover in te lichten.

Bonvoisin vogelvrij

Volgens Spandre beginnen de moeilijkheden van Bonvoisin met de nota van de Staatsveiligheid. Want die leidt tot nieuwe onderzoeken die ‘de Zwarte Baron’ zoals hij intussen in de media wordt genoemd, voor het gerecht brengen. Het kostte hem bij een eerste veroordeling vijf jaar opsluiting wegens oplichting, verduistering, bedrieglijk bankroet en valsheid in geschrifte bij het beheer van PDG en Cidep. Na een eerste behandeling in beroep werd Bonvoisin prompt aangehouden. Een van de magistraten die optrad in de zaak tegen Bonvoisin was de latere substituut Jean-François Godbille van de financiële sectie van het hoofdstedelijke parket, een voormalig lid ook van Cepic, die goede banden onderhield met Opus Dei. Later zou Godbille terechtkomen op het kabinet van de liberale minister van Financiën Robert Hatry.

Toenmalig minister van Justitie Jean Gol zou ooit voor het parlement bevestigen dat Bonvoisin in verdenking was gesteld op basis van feiten verzameld door de Staatsveiligheid. Latere ondervragingen van agenten van de Staatsveiligheid hebben dat bevestigd.

Maar de vereffenaar aangesteld door de Brusselse handelsrechtbank, zo raakte later bekend, zou nooit één onregelmatigheid in de bedrijven van Bonvoisin vaststellen. Godbille zelf zou in 1989 voor de parlementaire Bende-commissie toegeven dat de gelekte nota van de Staatsveiligheid eigenlijk een vervalsing was.

Volgens Spandre zijn de daaropvolgende beschuldigingen, zoals de heling van een zilveren dodenmasker dat aan een religieuze orde toebehoorde en het vermeende aandeel van de baron in het Luikse parkeermeterschandaal – twee zaken waarin hij werd vrijgesproken – een gevolg van de manoeuvres van de Staatsveiligheid.

Naderhand was er geen dossier te bedenken waarmee Bonvoisin niet in verband werd gebracht: de roze balletten, de Bende van Nijvel, later nog de affaires Dutroux en Nihoul. Bonvoisin was vogelvrij verklaard. ‘De manier waarop Bonvoisin door enkele van zijn advocaten werd verdedigd, heeft hem ook geen goed gedaan’, zegt Spandre.

Een van die advocaten was de bekende Xavier Magnée, ooit een compagnon van wapenhandelaar Roger Boas en onlangs in de actualiteit als advocaat van Marc Dutroux. Magnée had Bonvoisin verzekerd dat hij, voor een honorarium van twee miljoen frank, al die moeilijkheden met de Staatsveiligheid kon rechttrekken.

Een vervelende brief

Het was Magnée die, zonder het te beseffen, Spandre het breekijzer leverde waarmee hij uiteindelijk de vrijspraak van Bonvoisin afdwong. ‘Uit een brief van Magnée bleek dat hij met hoge magistraten had overlegd over wat Bonvoisin moest doen om niet te zwaar gestraft van de zaak af te raken’, vertelt Spandre. ‘Het is toch schandalig dat een advocaat overlegt met de magistraten over de straf die zijn cliënt zal worden opgelegd, terwijl diezelfde cliënt onschuldig pleit.’

Spandre wilde de brief van Magnée aan het hof van beroep voorleggen, maar de rechter verbood hem dat. Want daarmee zou de confidentialiteit tussen advocaat en cliënt worden geschonden. Maar, hield Spandre vol, die confidentialiteit dient om de cliënt, die zich moet verdedigen, te beschermen. In dit geval had Bonvoisin geen enkel voordeel bij het in stand houden van die confidentialiteit. Integendeel. Maar de rechter dreigde ermee Spandre aan te klagen bij de stafhouder als hij bij zijn voornemen bleef om de brief openbaar te maken.

‘Ik ben dan zelf naar de stafhouder getrokken’, herinnert Spandre zich. ‘Die zat op de lijn van het hof van beroep. Ik vroeg hem: “Verbiedt u mij om de brief te gebruiken? Zo ja, dan dien ik meteen klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.” Hij wist dat ik al eens eerder, in de zaak van de verkoop van het Palace Hotel, de stafhouders voor het Europees Hof had gedaagd en had gewonnen – dat scheelde voor mijn cliënt meteen 115 miljoen frank.’

‘Ik zei nog tegen de stafhouder: “U kunt me ook aanklagen voor de raad van de orde. Maar dan wordt de hele zaak publiek gespeeld. En daar zal ik pleiten dat de Orde van Advocaten de waarheid tracht te verdonkeremanen.”

‘Ik heb daarop de brief van Magnée toch aan de rechters in beroep voorgelegd. Maar de voorzitter, heel slim, heeft de brief buiten de debatten gehouden. Maar dat gaf mij de mogelijkheid om naar cassatie te trekken. Aanvankelijk weigerde de advocaat die voor cassatie moest pleiten de brief van Magnée voor te leggen. Ik heb hem daar dan toe gedwongen. En uitgerekend dat element heeft cassatie gebruikt om het arrest van het hof van beroep tegen Bonvoisin te verbreken. Waarop er een nieuw proces volgde, nu voor het hof van beroep in Mons, dat op 12 mei 2000 Bonvoisin niet alleen vrijsprak, maar in het arrest ook nog eens het hele onderzoek tegen hem en de aanpak van de onderzoekers aan de kaak stelde.’

‘Twintig jaar lang werd een individu vervolgd’, hamert Spandre. ‘Met alle ontsporingen tot gevolg. Dat gebeurde met het medeweten van ministers, rechters, onderzoeksrechters, griffiers en journalisten.

‘Als ik aan de rechters vroeg te onderzoeken of sommige journalisten niet betaald waren door de Staatsveiligheid, hebben ze geweigerd gevolg te geven aan dat verzoek. Er zijn daar valse verklaringen afgelegd voor parlementaire commissies, verklaringen onder ede!

‘Al die inspanningen om één man te treffen. Maar nog altijd is er geen spoor van de lui, de Bende van Nijvel, die 28 mensen hebben omgebracht. Dat stemt toch tot nadenken over de rol van de staat. Niet?’

Bron » Knack | Rik Van Cauwelaert

De Bonvoisin en Van de Weghe naar correctionele

De raadkamer van Brussel heeft vrijdag beslist om het dossier over vervalste KGB-documenten waarin de broers Benoît en Pierre de Bonvoisin, Eric Van de Weghe en Christian Amory voorkomen door te verwijzen naar de correctionele rechtbank.

De zaak gaat terug naar 1995, toen baron Benoît de Bonvoisin moest verschijnen voor de correctionele rechtbank van Brussel in het dossier Cidep-PDG. Tijdens die zaak doken vervalste KGB-documenten op die moesten bewijzen dat mensen van het parket, de politie, de vroegere baas van de Staatsveiligheid en journalisten zich hadden verenigd om de Bonvoisin schade te berokkenen.

Het parket startte een onderzoek naar de oorsprong van de documenten. De broers Benoît en Pierre de Bonvoisin, de vroegere rijkswachter Christian Amory en Eric Van de Weghe werden in de zaak beschuldigd. Van de Weghe zou de documenten hebben aangemaakt.

Tijdens een interview in het RTBF-programma Au nom de la loi bevestigde de Bonvoisin dat hij verscheidene miljoenen frank had betaald aan Eric Van de Weghe voor documenten die negatieve elementen zouden bevatten voor de tegenstanders van de baron. Nog tijdens het programma zei de Bonvoisin dat Van de Weghe tegen hem een valstrik had gespannen.

Bron » Gazet van Antwerpen

Lobbyman licht baron de Bonvoisin op

Lobbyman Eric Van de Weghe, gewezen undercoverman en superinformant van Belgische en Amerikaanse politie- en inlichtingendiensten, is erin geslaagd om baron Benoît de Bonvoisin circa tien miljoen frank lichter te maken. Van de Weghe bracht de baron het hoofd op hol door hem voor te spiegelen dat hij consul van de Verenigde Staten kon worden in Parijs. Ondertussen verkocht de informant voor grof geld valse documenten over Belgen die zogenaamd in contact stonden met de KGB.

In een uitzending van het RTBF-programma Au nom de la loi werd Van de Weghe woensdag zwaar op de korrel genomen. Op basis van een aantal getuigenissen, voornamelijk van figuren die nauw aanleunen bij de Russische maffia, werd Van de Weghe afgeschilderd als een meester-oplichter. Ook baron de Bonvoisin, de vroegere schatbewaarder van de rechtervleugel van de PSC en een beschermeling van wijlen Paul Vanden Boeynants, werd in de uitzending opgevoerd als getuige ten laste. De Bonvoisin had het over documenten die hij naar eigen zeggen van de lobbyman ontving en waaruit moest blijken dat er banden bestaan tussen de Belgische en de Sovjet-Russische geheime diensten.

Die documenten meende de Bonvoisin te kunnen aanwenden in zijn homerische gevecht tegen het gerecht en de Staatsveiligheid. Volgens de Bonvoisin betaalde hij in totaal ongeveer tien miljoen frank voor de documenten aan de omstreden lobbyman. Tegelijkertijd maakte Van de Weghe de baron wijs dat hij ervoor kon zorgen dat de Bonvoisin zou worden benoemd als honorair consul van de VS in Parijs, een functie die hem een residentie, een dienstwagen en een diplomatieke status zou opleveren.

Om zijn geloofwaardigheid te bewijzen, aarzelde Van de Weghe niet om met een helikopter, zogenaamd van het Amerikaanse leger, en enkele handlangers die poseerden als Amerikaanse functionarissen, te arriveren op het buitenverblijf van de Bonvoisin in het Waalse Andenne.

De vervalste documenten moesten onder meer aantonen dat Albert Raes, de vroegere topman van de Staatsveiligheid, in het geheim naar Moskou was gereisd en in contact stond met de KGB, een stelling die eind jaren tachtig door extreem-rechtse kringen werd verspreid. Andere documenten leverden dan weer het ‘bewijs’ dat bepaalde Belgische onderzoeksjournalisten op de betaallijst van de KGB stonden.

Een vervalste brief van de Britse inlichtingendienst MI5 moest aantonen dat twee Brusselse topmagistraten waren omgekocht door de KGB. Ook kwam de Bonvoisin in het bezit van de transcriptie van een gefingeerd gesprek tussen gewezen BOB’er Christian Amory en Albert Raes, waarin het plan werd besproken om de Bonvoisin te vermoorden.

Later bekende Amory dat hij het gesprek had verzonnen in de hoop dat de baron hem een job zou bezorgen als chauffeur in de entourage van de toenmalige Zaïrese president Mobutu. Amory is nu chauffeur van Van de Weghe. Tijdens een huiszoeking in 1995 in de woning van de Bonvoisin, werden driehonderd tot vierhonderd vervalste documenten in beslag genomen door het gerecht.

De Brusselse onderzoeksrechter Goblet opende een strafonderzoek naar valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken, gericht tegen Amory, de Bonvoisin en anderen. Donderdag werd de zaak behandeld door de Brusselse raadkamer. Die moet beslissen of de beschuldigden naar de correctionele rechtbank worden verwezen. Omdat er volgens de verdediging van de baron nieuwe elementen aan het licht zijn gekomen, met name de aantijgingen tegen Van de Weghe in de RTBF-reportage, werd de zaak uitgesteld tot 15 november.

Bron » De Morgen

Het ketje was ook een beetje Siciliaan

De tofste Siciliaan van Brussel. Zo omschreef wijlen Frans Verleyen bijna twintig jaar geleden Paul Vanden Boeynants. Als ooit een toppoliticus la Belgitude in zijn grote en zijn heel kleine kantjes heeft vertegenwoordigd, dan is het wel VdB. Dinsdag verloor de man die fier was op zijn bijnaam de krokodil zijn laatste gevecht. Hij laat een levensverhaal achter waarin stof zit voor meer dan één roman. Het genre kan vrij gekozen worden: politieke thriller, detective of schelmenroman.

“Wat is er nu verkeerd aan wat pensen en een beetje compôte?” “Trop is teveel, teveel is trop.” “Ik had de Albert Frère van de vleessector kunnen worden.” “VdB, tu vas pas crever comme ça.” Weinig politici zullen zoveel gevleugelde uitspraken in het collectieve geheugen achterlaten als Paul Vanden Boeynants. In een tijdperk dat het politieke bedrijf nog vooral een zaak was van deftige heren, was Vanden Boeynants de gedroomde reddingsboei voor politieke cartoonisten en imitatoren. Hun onderwerp had daar geen enkel probleem mee. VdB was dan ook de eerste om het belang van public relations in te zien en verkiezingscampagnes in Amerikaanse stijl te voeren. Maar journalisten die al te kritische artikels schreven, konden steevast een recht van antwoord verwachten. Een bekend Vlaams televisieweekblad kreeg er in de jaren zeventig genoeg om er een vaste rubriek mee te beginnen.

De volkse afkomst van Paul vanden Boeynants is geen fabeltje. Slagerszoon VdB studeerde maar tot zijn zestiende en ging toen in de familiezaak werken. Kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1946, laat hij voor het eerst van zich horen door een succesvolle staking van de middenstand te organiseren tegen de communistische minister van Bevoorrading. Het zal lang niet de laatste keer zijn dat VdB tegen het rode gevaar ten strijde trekt. Voorzitter August de Schrijver van de dan nog unitaire CVP-PSC is maar al te blij dat hij de populaire leider van de Brusselse slagersbond binnenhaalt. In 1949 wordt de dertigjarige VdB voor de eerste keer volksvertegenwoordiger.

Ondertussen wordt het familiebedrijf uitgebouwd tot een bloeiende KMO met 250 werknemers. In 1952 wordt VdB ook schepen van Stadseigendom in Brussel. Het is het begin van een innige relatie met de Brusselse immobiliënsector.

In 1958, het jaar van de mee door hem voorbereide wereldtentoonstelling, brengt hij het in de regering van Gaston Eyskens tot minister van Middenstand. Na een niet zo geslaagd intermezzo als partijvoorzitter – zelfs de toenmalige jongerenvoorzitter Charles-Ferdinand Nothomb verweet hem als een eenmansorkest op te treden – volgt in 1965 de apotheose. VdB wordt premier van een rooms-blauwe regering. De droom ontaardt al snel in een nachtmerrie. De behoudsgezinde en aan het unitaire België verknochte Brusselaar is wel heel slecht geplaatst om het hoofd te bieden aan de contestatiegolf van de jaren zestig en de aanzwellende roep voor Leuven Vlaams.

In februari 1968 valt de regering over de communautaire bananenschillen. Bij de verkiezingen haalt Vanden Boeynants met 116.700 voorkeursstemmen een eclatant persoonlijk succes. Maar hij kan niet verhinderen dat zijn eigen partij uit elkaar valt.

Defensie

Toch volgt in 1972 een comeback. VdB zal gedurende zeven jaar de meest opvallende en omstreden minister van Landsverdediging zijn die ons land ooit gekend heeft. Zijn ijverige aankooppolitiek en zijn plannen voor een beroepsleger maken de man met de pijp en de krakende stem definitief tot de kop van jut voor alles wat links is in dit land.

Een generatie groeit op terwijl ze slogans zoals “VdB, weg ermee” en “Neen aan de 30 miljard” (voor nieuwe jachtvliegtuigen) scandeert. De minister maakt er geen geheim van dat al dat protest volgens hem geïnspireerd is door communistische agitatoren en bestelt rustig voort vliegtuigen, pantsers, antitanksystemen en escorteschepen. Een flink deel van de uitrusting van het Belgische leger dateert nog altijd uit die periode. Beschuldigingen over belangenvermenging met sommige leveranciers, zoals het Asco van Roger Boas, duiken geregeld op maar blijven zonder gerechtelijk vervolg.

Eind 1978 beleeft VdB een laatste gloriemoment als hij gedurende drie maanden een overgangsregering mag leiden. Hij zal daarna nog heel even opduiken als vice-premier en als partijvoorzitter. Maar in de Wetstraat wordt de krokodil steeds meer een anachronisme. Politiek komt hij onder vuur te liggen voor de banden die hij via de CEPIC, de rechtervleugel van de PSC, onderhoudt met extreem-rechtse figuren zoals baron de Bonvoisin. Er kan amper een complotverhaal verschijnen of Vanden Boeynants wordt er een prominente rol in toebedeeld: geruchten over staatsgrepen, de Bende van Nijvel, roze balletten, meer recentelijk nog de X1-story, het is allemaal niet compleet zonder gastoptreden van VdB. Die wuift dat allemaal boos weg als absurde verzinsels.

In 1986 wordt de minister van staat wel veroordeeld voor een meer aardse zonde. Een op 200 miljoen frank geschatte fiscale fraude levert hem een veroordeling op tot drie jaar voorwaardelijke gevangenisstraf. De Brusselse rechter bestempelt de gewezen premier zonder verpinken als een verstokt en onverbeterlijk fraudeur.

Sjerp

De verbitterde politicus plooit zich terug op Brussel. Maar ook zijn laatste politieke droom, de Brusselse burgemeesterssjerp, gaat ondanks een verkiezingsoverwinning in 1988, niet in vervulling, nadat minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback gezegd heeft dat burgemeesters boven elke verdenking moeten staan.

In 1989 volgt het bevreemdende naspel in een bewogen carrière. VdB wordt ontvoerd door de bende van Patrick Hamers en komt pas vrij na het betalen van een losgeld van 68 miljoen frank. De persconferentie na zijn bevrijding is zijn laatste grote publieke verschijning. In de officiële politiek is zijn rol dan al zo goed als uitgespeeld. Maar zakelijk blijft hij nog jaren een spilfiguur in de Brusselse immobiliënwereld. Vooral via zijn alliantie met betontycoon Charlie de Pauw en diens opvolgers is VdB direct of indirect verbonden geweest met bijna elk groot immobiliënproject dat de hoofdstad sinds het einde van de jaren vijftig gekend heeft, met de WTC-operatie in het Noordkwartier als omstreden hoogtepunt.

Vanuit die machtspositie, die gesymboliseerd wordt door het voorzitterschap van de vzw Heizel, kan hij tot het midden van de jaren negentig achter de schermen nog zwaar wegen op het Brusselse stadsbestuur. Maar als de weggedeemsterde PSC in 1994 naar de oppositiebanken verwezen wordt, komt ook daaraan een einde.

VdB trekt zich terug in zijn Knokse villa. Tijdens de jongste gemeenteraadsverkiezingen beperkte zijn rol zich tot een video waarin hij zijn steun toezegde aan zijn ondertussen ook al overleden beschermeling Michel Demaret, die toen kandideerde met een weinig succesvolle scheurlijst. Heel wat toppolitici brachten gisteren hulde aan de warme persoonlijkheid en de vaderlandsliefde van de overledene. Geen enkele deed moeite om zich uit te roepen tot zijn politieke erfgenaam.

Bron » De Tijd