Onderzoek Bende van Nijvel op laag pitje

De cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel leidt, zet haar activiteiten op een laag pitje. De speurdersploeg die begin 1998 tot 97 man werd uitgebreid, bestaat sinds begin januari uit 14 eenheden. Eind maart daalt hun aantal tot zeven speurders. Ook inzake magistraten is begin januari een herschikking doorgevoerd. Deze speurders werken nog voort op een tweetal sporen die voortvloeien uit de tips die de Cel-Jumet inwon na het verspreiden van de robottekeningen van verdachten van de Bende-aanslagen.

Onderzoeksrechter Jean-Pol Raynal die begin 1998 fulltime naar de cel-Jumet werd gestuurd, kreeg op 1 januari een onderzoekskabinet bij het gerecht van Charleroi. Door deze terugkeer kon de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Charleroi een onderzoeksrechter aanstellen die vanaf 1 januari exclusief voor financiële dossiers wordt ingezet.

De speurdersploeg kreeg begin 1998 alle materiële en menselijke middelen om de sporen na te trekken die volgens de parlementaire commissie over de Bende van Nijvel onvoldoende onderzocht waren. Hiervoor werden alle technische middelen zoals DNA-analyses of de verhoren via leugendetector aangewend. Geen enkel van die onderzochte sporen leverde vooralsnog enig tastbaar bewijs op dat de speurders naar de verantwoordelijken van de moordende raids leiden. De aanslagen gebeurden midden jaren 80 en maakten minstens 28 doden.

Onlangs sloot de cel-Jumet het VMO-spoor af. Het gerecht ging na of de extreem rechtse privé-militie iets te maken had met de Bende-aanslagen. Een zoveelste spoor dat niets opleverde. Zestien jaar na de eerste Bende-aanslagen en vier jaar voor de verjaring van de feiten, lijkt het er steeds meer op dat het Belgische gerecht geen antwoord vindt op de vraag wie achter de Bende van Nijvel schuilging.

Bron » De Tijd

DNA-tests moord Christine Van Hees over hele lijn negatief

Een reeks DNA-tests rond de moord op het Brusselse meisje Christine Van Hees heeft geen enkel positief resultaat opgeleverd. De moord, in een oude champignonkwekerij in Oudergem, dateert van 1984 en kwam eind 1996 opnieuw in de belangstelling naar aanleiding van de zaak-Dutroux. Getuige X1, Regina Louf, wees een groep mensen aan als daders, waarvan volgens haar ook Marc Dutroux en Michel Nihoul deel uitmaakten.

Op grond van een hele reeks opmerkelijke details in haar getuigenissen, ging justitie er lange tijd vanuit dat zij, zoals ze zelf beweerde, aanwezig was tijdens de moord. Een controverse onder speurders van de Brusselse BOB leidde halfweg 1997 tot het snelle verlaten van dit spoor.

Nadat onderzoeksrechter Damien Vandermeersch in 1998 de leiding over het dossier overnam, werden een aantal op de plaats van de moord teruggevonden voorwerpen onderzocht. Het ging onder meer om een sigarettenpeuk. Het staat niet vast dat deze voorwerpen iets te maken hebben met de daders. Zeker is wel dat DNA-tests in 1984 nog niet mogelijk waren. Nu wel.

Christine Van Hees

Christine Van Hees

Vandermeersch gaf professor Cassiman (KUL) de opdracht de (partiële) DNA-stalen te vergelijken met de genetische codes van alle verdachten die het dossier-Van Hees ooit kende. Het gaat niet alleen om Dutroux en Nihoul, maar ook om enkele mensen die destijds langdurig in voorarrest zaten. Ze behoorden tot een groepje punks dat destijds was opgemerkt in de ruïnes van de champignonkwekerij. Alle tests waren negatief.

Extreem belangwekkend voor het onderzoek is die vaststelling niet. Van sommige oude ‘verdachten’ in de X1-piste beschikt het parket niet over genetisch materiaal. Dat is evenmin het geval voor alle vroegere punks. In Brusselse gerechtelijke kringen wordt gesproken van een “gesloten poort”.

Men kon nooit weten dat de op de peuk teruggevonden sporen zouden overeenstemmen met een oude verdachte. De krant La Libre Belgique maakte gisteren melding van “sperma” dat op het lichaam van het slachtoffer zou zijn teruggevonden en waaraan een DNA-profiel zou zijn onttrokken. Dat klopt niet. Het lichaam van Christine Van Hees werd na de moord verbrand en leverde omtrent de daders geen bruikbare sporen op.

Bron » De Morgen

Bende-speurders willen DNA van Bende-reus

De speciale onderzoekscel in Jumet naar de moordpartijen van de Bende van Nijvel is naarstig op zoek naar Apostolos Papadopoulos, de 42-jarige Griek van de Bende van Baasrode.

Sinds zijn vrijlating is Papadopoulos met de noorderzon verdwenen. De cel-Jumet wil een DNA-staal van hem om dat met de DNA-gegevens van het onderzoek te vergelijken. Toen het onderzoek naar de bende van Nijvel in Dendermonde door onderzoeksrechter Freddy Troch geleid werd, ontstond de idee dat de Bende van Baasrode mee zou kunnen gedraaid hebben met de Bende van Nijvel, onder meer voor de bloedige overval op het Delhaize-warenhuis in Aalst, vandaag juist veertien jaar geleden.

De rijzige gestalte van Papadopoulos deed de speurders ook vermoeden dat de Griek weleens de beruchte en niets ontziende reus van de Bende zou kunnen geweest zijn. Na de verspreiding van de twee reeksen robotfoto’s van de Bende-leden, liepen bovendien verscheidene tips binnen, die in de richting van Papadopoulos wezen. Om deze hypothese te verifiëren zouden zij het DNA van Papadopoulos willen vergelijken met het DNA dat zij op een sigarettenpeuk op de plek van een van de Bende-feiten hebben teruggevonden.

Tot dusver werd de vergelijkende DNA-analyse op een vierhonderdtal personen toegepast. Vooralsnog zonder positief resultaat. Begin volgend jaar zal minister van Justitie Verwilghen uitmaken of de cel-Jumet nog altijd zestig man sterk blijft.

Philippe De Staerke, die zijn onschuld in de Bendefeiten staande houdt, vraagt zijn buitenvervolgingstelling.

Bron » De Standaard

Een koelkast vol speeksel en bloed

In de zaak-Loubna Benaïssa vonden speurders een tapijt met een rode vlek. Een laboratorium moest onderzoeken of het bloed of wijn was. Het staal raakte zoek. In de verkrachtingszaak van Obaix werd sperma van de dader teruggevonden op de broek van het slachtoffer. Drie labs onderzochten of het lichaamsvocht van Marc Dutroux was. Nummer één zei van niet, nummer twee beweerde dat het om bloed ging en nummer drie vond niets. De wet op de DNA-analyse in strafzaken, die eind mei in werking trad, moet een einde maken aan dergelijke wantoestanden. De Gentse hoogleraar Elfriede Van den Eeckhout betwijfelt dat. ‘Alles valt en staat met de uitvoering ervan.’

Het Laboratorium voor Farmaceutische Biotechnologie van de Universiteit Gent is alleen toegankelijk voor mensen met een badge. Die moet voor een soort lichtschakelaar naast de deuren worden gehouden. Pas wanneer een sensor de code op het plastic kaartje heeft gecontroleerd, kun je naar binnen. Bezoek is hier zeldzaam en mag alleen onder begeleiding. Dat was niet anders op 21 mei, de dag na de inwerkingtreding van de DNA-wet. Professor Elfriede Van den Eeckhout ontvangt die dag Hugo Coveliers (VLD) en zijn partijgenoot Marc Verwilghen. De laatste is op campagne. Zijn bezoek houdt verband met het liberale veiligheidsplan, dat de oprichting van een nationaal instituut voor Justitie en Veiligheid bepleit. Dat instituut zou zich moeten bezighouden met wetenschappelijk onderzoek, onder andere op het gebied van DNA-analyses in strafzaken. Het lab van professor Van den Eeckhout werd in 1996 als eerste, en enige, in België geaccrediteerd voor het uitvoeren van DNA-onderzoek in opdracht van het gerecht.

De drie onderzoeksruimten ogen steriel. De onderzoekers lijken wel chirurgen. Ze dragen doorzichtige handschoenen, witte vakkleding, haarbeschermers en mondkapjes. De mannen en vrouwen, twintigers met meestal een academische opleiding, staan gebogen over lange witte tafels met grote lampen en microscopen. Negen ijskasten zijn gevuld met bloed, speeksel, sperma en haren. Het materiaal is verpakt in verzegelde bruin-gele enveloppen en wordt bewaard bij een temperatuur van min twintig graden. De pakketjes bevatten sporen van daders van strafbare feiten.

Die daders lieten op de plaats van de misdrijven soms ook andere stille getuigen achter, te groot voor de ijskast. Dat gereedschap ligt achter slot en grendel opgeslagen in een kamer. “Wij waren vijf jaar geleden de eersten in België die behalve menselijk celmateriaal ook voorwerpen als koevoeten, schroevendraaiers en handvaten van draagtassen analyseerden”, verduidelijkt professor Van den Eeckhout. Ze noemt dat een van de voordelen van een universiteitslaboratorium. “Ik pleit altijd voor het behoud van de researchtraditie. Die moet men ons niet afnemen, anders verval je in de routine van niet-universitaire labs. Die kennen nu eenmaal niet het enthousiasme dat wij hebben. Bovendien biedt de universitaire gemeenschap veel onderzoeksmogelijkheden. Onderzoeksprojecten maken de aanschaf van gesofistikeerde apparatuur mogelijk. En het onderzoek dat ermee wordt gedaan, komt ten goede aan ons DNA-werk. Onlangs slaagden mijn mensen erin om van een vingerafdruk een DNA-profiel te bepalen, een primeur in de wetenschappelijke wereld.”

Het laboratorium van professor Van den Eeckhout is het enige universitaire lab in België dat, samen met een honderdtal algemene laboratoria, voldoet aan de Europese Beltest-criteria voor DNA-analysen. Hierdoor geniet het internationale erkenning. Die kreeg Van den Eeckhout in 1996 niet zomaar. Gedurende één jaar werd het Gentse lab getest. Samen met haar onderzoekers moest ze bewijzen dat ze een spoor kon afleiden uit menselijk celmateriaal dat door controleurs werd binnengebracht, en omgekeerd: vanuit een dossier naar de oorsprong. Ze slaagden moeiteloos.

Om haar erkenning te behouden moet Van den Eeckhout maar één ding garanderen: kwaliteit. In België is het daar volgens haar slecht mee gesteld. De voorbeelden van de bizarre DNA-onderzoeken in de zaak-Loubna Benaïssa en in de verkrachtingszaak van Obaix verbazen haar allerminst. “Ook in het onderzoek naar de Bende van Nijvel zijn ongelofelijke flaters begaan. Al stonden ze vijftien jaar geleden in de wetenschap minder ver, dat is geen excuus voor het laten sneuvelen van DNA-stalen.”

Vandaag de dag is de situatie in de ogen van de professor niet veel beter. De wet op de DNA-analyse in strafzaken moet daar verandering in brengen. DNA-profielen zullen opgeslagen worden bij het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) in Brussel. De wet voorziet in de oprichting van twee databanken: een met alle profielen die tot nu toe werden verzameld in strafonderzoeken en een met profielen van daders. Onder daders verstaat men diegenen die werden veroordeeld wegens gijzeling, aanranding, verkrachting, ontvoering van minderjarigen, doodslag, foltering of diefstal met geweld.

Van den Eeckhout vindt de databanken een goed initiatief. “Je hebt nu eenmaal een centraal bestand nodig om bestaande profielen te kunnen vergelijken met nieuwe.” Minder tevreden is ze over de manier waarop die vergelijking moet gebeuren. “De wet wijst dit toe aan één deskundige van het NICC. Hij wordt aangeduid door de koning. Dat zet alle andere experts buitenspel. Wij begonnen in 1994 als eerste met een DNA-databank en beschikken over veel profielen. Het lijkt me onverstandig die allemaal over te dragen aan Brussel. De procedure wordt op die manier veel te zwaar. Beter zou zijn de laboratoria die nieuwe stalen aanbrengen hun eigen databank te laten bijhouden. Zo kan vergelijking van DNA-profielen in één en dezelfde zaak, bijvoorbeeld diefstallen op verschillende plaatsen door één bende, gebeuren in hetzelfde laboratorium. Na afhandeling van de zaak kunnen de stalen dan gecentraliseerd worden bij het NICC. Op die manier staan ze ter beschikking van onderzoekers als zich nieuwe feiten voordoen in soortgelijke zaken. Ook in de Verenigde Staten heeft elk laboratorium zijn eigen DNA-databank, die verbonden is met een databank van de betreffende staat. Elke staat voedt zo de centrale computer met DNA-profielen bij de FBI.”

Van den Eeckhout geeft ook de voorkeur aan het Amerikaanse coderingssysteem voor het opslaan van DNA-gegevens. “Ook in België eindigt criminaliteit immers niet aan de landsgrens. Europa moet zijn DNA-gegevens standaardiseren. Een wereldsysteem gebaseerd op de Amerikaanse ervaring zou ideaal zijn. Ik vraag al een jaar om de invoering ervan in België. De Amerikanen zijn bereid mee te werken maar doen alleen zaken met buitenlandse laboratoria die in hun land officieel erkend zijn door Binnenlandse Zaken en Justitie. In België heeft alleen het NICC zo’n erkenning. Ondanks mijn aandringen zit de zaak muurvast.”

De wet laat erkenning van de laboratoria die de centrale DNA-databank bij het NICC voeden over aan de koning. Dat impliceert dat hij ook de controle van die labs regelt. Van den Eeckhout bepleit toetsing aan internationale normen. “Alle laboratoria die DNA-analysen uitvoeren zouden moeten worden gecontroleerd door een instelling die voldoet aan internationale normen als Beltest, erkend door de European Accredited Laboratories. Bij erkenning zou accreditatie door dit onafhankelijke orgaan een must moeten zijn. In de Verenigde Staten worden labs die DNA-analysen uitvoeren in strafzaken om de zes maanden gecontroleerd door een externe instantie. Aberrante resultaten zoals vastgesteld door de onderzoekscommissie-Dutroux sluit je zo uit. Ik pleit voor kwaliteit, los van communautaire of politieke overwegingen. De DNA-analyse in strafzaken heeft immers maar één bedoeling: de dader identificeren. Te allen tijde dient voorkomen te worden dat onschuldige personen op basis van verkeerde analyses achter de tralies belanden.”

Om vergissingen te voorkomen heeft elk DNA-staal in het lab van Van den Eeckhout drie coderingen: een notitienummer, een codenummer en een kleur. “Met persoonsgegevens moet je voorzichtig omgaan. We doen hier bijvoorbeeld ook DNA-analyses voor vaderschapstesten. Dat zijn geen strafzaken maar burgerlijke zaken. Die moet je strikt gescheiden houden. Hetzelfde geldt voor bloed en speeksel. Uit het eerste kun je behalve een DNA-profiel allerlei andere dingen afleiden, zoals erfelijke afwijkingen of ziekten. Vandaar dat de wetgever heeft bepaald dat DNA-profielen uitsluitend mogen dienen voor identificatiedoeleinden. Bloed mag dus niet gebruikt worden voor het afleiden van medische gegevens.”

Het meeste materiaal dat voor onderzoek bij het Gentse universiteitslab wordt afgeleverd, heeft betrekking op moorden, verkrachtingen en diefstallen. Van den Eeckhout scoort naar eigen zeggen ‘zeer hoog’ bij het identificeren van verdachten. In haar ogen is dat een gevolg van de goede samenwerking met onderzoeksrechters en politiediensten. “Zij brengen de overtuigingsstukken binnen.”

De manier waarop dat gebeurt, zag de deskundige de voorbije jaren sterk veranderen. “Voor het afleveren van celmateriaal door de speurders bestonden geen richtlijnen. Tijdens hun opleiding werd er nauwelijks aandacht aan besteed. Dat gebrek aan voorkennis bemoeilijkte de identificatieprocedure en het gerechtelijk onderzoek. Vandaar dat ik vijf jaar geleden begonnen ben met het op vrijwillige basis lesgeven aan de politiediensten.”

Die toonden zich volgens de professor goede leerlingen. “De kwaliteit van de overtuigingsstukken is enorm verbeterd. De speurders weten nu bijvoorbeeld dat ze speeksel binnen moeten brengen in koelboxen en dat ze haren niet moeten verzamelen door er plakband op te drukken maar met stofzuigertjes.” Ook bij de magistratuur kwam er verbetering inzake het omgaan met DNA-materiaal. Minister van Justitie Tony Van Parys zette volgens Van den Eeckhout een ‘uitstekend’ opleidingsprogramma op poten.

De betere kwaliteit van het binnengebrachte materiaal verhoogde ook de onderzoeksresultaten. Die waren sowieso al goed omdat Van den Eeckhout de modernste en gevoeligste onderzoeksmethoden hanteert van heel België. Volgens ingewijden weet de professor in tachtig procent van de binnengebrachte zaken de dader of daders te identificeren.

Namen van personen of dossiers worden niet genoemd. De DNA-analyse behoort tot het gerechtelijk onderzoek en valt dus onder de geheimhoudingsplicht. Van den Eeckhout werkt naar eigen zeggen in veel ‘eigenaardige’ dossiers. Een ervan had betrekking op een dievenbende die opereerde in het hele land. Zonder namen te noemen laat de professor een assistent tonen hoe ze de bendeleden identificeerden. Doorzichtige sheets op een overhead-projector tonen DNA-profielen. Verdachten werden ontmaskerd door speeksel op blikjes frisdrank, flesjes bier, kauwgom, sigarettenpeuken, mondkapjes en zelfs een wattenstaafje. Speurders vonden de overtuigingsstukken na inbraken en diefstallen in Gent, Dendermonde, Turnhout, Ieper en Doornik. Vergelijking van de DNA-stalen leerde dat de plegers van de feiten dezelfde waren.

Van den Eeckhout legt uit dat het bewijsmateriaal standaard wordt onderzocht op zeven ‘fragmenten’. In de Verenigde Staten zijn dat er dertien. Dat aantal houdt verband met de grootte van het land. Het testen op meerdere punten moet zekerheid geven over de verdachten. Die willen de schuld nogal eens afschuiven op een familielid. Het fenomeen blijkt zich vooral voor te doen bij bendes bestaande uit allochtonen. “Die hebben vaak veel broers. Om uit te maken wie de schuldige is, moeten meer fragmenten worden onderzocht. DNA-profielen van broers en zussen vertonen immers veel gelijkenis. Maar identiek zijn ze alleen bij eeneiige tweelingen.”

Een dergelijk onderzoek kan enkel gebeuren als het gerecht beschikt over speeksel van het betreffende familielid. Die kon de afname daarvan tot eind mei weigeren. De wet op DNA-analyse in strafzaken bepaalt dat een onderzoeksrechter wangslijmvlies of haarwortels mag afnemen zonder toestemming van de betrokkene. Voorwaarde is wel dat er aanwijzingen zijn dat de persoon een directe band heeft met de gepleegde feiten. Daarop moet bovendien een gevangenisstraf staan van vijf jaar of meer.

Voor de identificatie via DNA-analyses ontvangt Van den Eeckhout gemiddeld drieduizend frank per staal. De vergoeding valt onder de rubriek ‘gerechtskosten’ en wordt betaald door het ministerie van Justitie. De identificatieprocedure verloopt vrij vlot. “Vandaag binnengebracht, morgen antwoord”, stelt de professor. Ze gaat dan uit van ideale omstandigheden. Dringende zaken strooien soms roet in het eten. Als er meerdere dossiers tegelijk binnenkomen en allemaal even dringend zijn, zit de deskundige met een probleem. “Theoretisch gezien volstaat 48 uur. Het onderzoek ook daadwerkelijk afronden binnen die termijn veronderstelt meer mensen en middelen. Dat is een zaak voor de politiek.”

Diezelfde politiek bepaalt de uitvoering van de kersverse DNA-wet. Ze werd op papier toegekend aan de koning. Die moet regelen hoe de sporen van celmateriaal worden behandeld, afgenomen, bewaard, onderzocht en vernietigd. Hij beslist ook over de wijze waarop een tegenonderzoek wordt uitgevoerd, over de opslag van de DNA-profielen in de databanken en over de erkenning van laboratoria die het NICC ‘voeden’ met celmateriaal.

Van den Eeckhout vreest dat de gang van zaken de kwaliteit van de DNA-analyses niet ten goede zal komen. “Koning Albert moet rekening houden met Vlamingen en Walen, met rechts en links. Terwijl Oostenrijk, Groot-Brittannië en Duitsland hun erkenningsnorm al standaardiseren, gaat België de zaak regelen via koninklijke besluiten. Ik blijf erbij: je moet een internationale norm hebben als richtlijn. DNA-analyses in strafzaken maken per slot van rekening het verschil tussen iemand binnen of buiten de gevangenis.”

‘Onlangs slaagden mijn mensen erin om van een vingerafdruk een DNA-profiel te bepalen, een primeur in de wetenschappelijke wereld”De kwaliteit van de overtuigingsstukken is enorm verbeterd. De speurders weten nu dat ze haren moeten stofzuigen en er geen plakband op drukken’

Bron » De Morgen

Bende-speurders hebben geen nieuwe vragen

Michel Cocu, die elf jaar geleden vrijgesproken werd van betrokkenheid bij overvallen op warenhuizen die aan de Bende van Nijvel werden toegeschreven, is niet op de vlucht voor het gerecht. Hij zei woensdag samen met zijn advocaat tijdens een persconferentie, dat hij ondanks zijn vrijspraak voortdurend lastiggevallen wordt door de cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende voert.

Sinds Cocu door het hof van assisen van Henegouwen werd vrijgesproken in verband met overvallen op twee Colruyt-warenhuizen in Halle en Nijvel en twee Delhaize-warenhuizen in Genval en Ukkel, ontmoette hij de speurders van de cel-Jumet wel een honderdtal keer. Cocu: ‘Telkens worden me vragen gesteld, waarop ik enkel kan antwoorden wat ik op mijn assisenproces gezegd heb.’ Uiteindelijk werd Cocu het zo beu dat hij niet meer inging op een zoveelste oproep van het gerecht. Daarop vaardigde het gerecht een bevel uit tot voorgeleiding van Cocu als getuige.

Advocaat Moerman wees erop dat Cocu altijd met de speurders had meegewerkt en had ingestemd met DNA-analyses. De advocaat vroeg zich af of de cel-Jumet geen overbodig werk verricht. ‘Het enige interessante werk dat tot dusver in dit dossier gedaan werd, werd op verzoek van de voorzitter van het assisenhof gedaan, die eenvoudige en duidelijke onderzoeksopdrachten gaf. Dan zag men in dat de speurders geen pertinente antwoorden gaven’, aldus Moerman.

Michel Cocu gaat naar eigen zeggen nog steeds gebukt onder het imago van leider van de Bende van de Borinage, ook al heeft hij geen enkel contact meer met zijn toenmalige medebeschuldigden. ‘Ik kan geen werk vinden. Ik zit nog altijd met die reputatie opgescheept.’

Ook Madani Bouhouche en Robert Beijer, die jarenlang als potentiële Bende-verdachten afgeschilderd werden, beklaagden zich er de voorbije maanden over dat de Bende-speurders voor hen enkel tien jaar oude vragen in petto hadden. ‘Vragen die we al herhaaldelijk beantwoord hebben, onder meer tijdens het proces voor het Brabantse assisenhof.’

Bron » De Tijd