Bij het Front National loopt iedereen gillend weg

Gezocht: voorzitter van een politieke partij die in Franstalig België 8 procent haalt, groter is dan Ecolo en twee senatoren en een kamerlid telt. ‘Helaas stelde niemand zich kandidaat’, zucht senator Michel Delacroix van het extreem-rechtse Front National. ‘Omdat niemand heeft gezegd dat er verkiezingen waren!’, fulmineert die andere FN-senator, Francis Detraux. ‘Nee, mijnheer, ik stap niet uit de partij. Nog niet.’ Er was wel vaker hommeles bij Franstalig extreem-rechts, maar erger dan nu was het nooit.

Een weekendbijlage helpen volpennen, dat is stressen op donderdag en vrijdag, maar geeft soms zeeën van tijd aan het begin van de week. Ter redactie van Reporter zitten we hier op maandag wel eens met de vingers te draaien, nadenkend over wat we eventueel zouden kunnen gaan doen. Vertwijfeling. Heeft het allemaal nog wel zin? Wordt het niet eens tijd om aan een andere job te denken?

Maandag kwam dan dit bericht van het persagentschap Belga: ‘Het bureau van de Franstalige extreem-rechtse partij FN heeft maandag vastgesteld dat er geen kandidaturen binnen gekomen zijn voor het voorzitterschap van de partij. Het mandaat van huidige voorzitter Daniel Féret eindigt op woensdag 1 december.’

Oké, gedaan met lanterfanten.

We zijn nu maandag. De termijn verstrijkt woensdag. Kan ik mijn kandidatuur nog indienen?

Michel Delacroix, FN-senator en lid van het vierkoppige politiek bureau: “Ik denk niet dat wij uw kandidatuur kunnen aanvaarden. U werkt bij De Morgen, zo meen ik te hebben begrepen?”

Ja, en dan? U hebt niemand anders.

“Vergeet het maar. We doen het voorlopig met ons vieren. Maakt u zich geen zorgen (lacht).”

Aan welke voorwaarden moet een kandidaat voldoen?

“Geen specifieke, dacht ik. Er is niet zo direct iets dat me te binnen schiet. Trouw zijn aan onze idealen, dat wel, bijvoorbeeld.”

Er is behalve een voorzitter nog meer dat de vierde grootste partij van Franstalig België ontbeert. Een website, bijvoorbeeld. Tot voor kort had het FN er een: www.frontnational.be. Even proberen: ‘We are sorry to have to inform you this site has been administratively closed.’

Het was tot voor kort nochtans een pracht van een site, zo wordt ons verzekerd. Het werk van Olivier Dierick, een computerexpert die bij de verkiezingen van 13 juni 2004 nog enthousiast FN-lijsttrekker was in Waals-Brabant. Na een betwisting over een factuur van 29.000 euro en, in het verlengde daarvan, een geweldige ruzie met voorzitter Daniel Féret liet hij de site hermetisch sluiten.

Een partijsecretariaat die naam waardig heeft het FN niet. In de Elsense flat van Audrey Rorive, de vriendin van Féret, staan twee computers en een paar tafels. Dat is het zowat. Iets als een boekhouding heeft het FN evenmin. Spijtige zaak, want als politieke familie met verkozenen in zowel Kamer als Senaat, heeft het FN recht op een basisdotatie van 620.000 euro en daar bovenop nog eens 1,25 euro per uitgebrachte stem.

Halfweg oktober besliste de gemengde kamer- en senaatscommissie voor de verkiezingsuitgaven unaniem om de dotatie aan het FN voor drie maanden in te trekken. De partij was eerst vergeten een financieel verslag in te dienen en stuurde na een aanmaning iets op dat door de commissieleden wordt omschreven als “een vodje”. In het “verslag” werd enkel melding gemaakt van de verhoopte partijdotatie zelf, “een gift van anderhalve euro” en “financiële bijdragen van een veertigtal leden”.

Hoeveel leden telt het FN?

Michel Delacroix: “U mag niet vergeten dat er in Franstalig België mensen zijn die er liever niet voor uitkomen dat ze voor onze partij militeren. Dat begrijpt u toch?”

Ik vraag niet om hun namen, gewoon een ruwe schatting.

“Ik denk dat we kunnen spreken in termen van ’tientallen’. En wat die partijdotatie betreft: we zijn ons volop aan het organiseren opdat de boekhouding begin volgend jaar weer klopt. We hébben trouwens al dotaties ontvangen. De eerste eerste keer in januari.”

Er is één ding dat het Front National wel heeft: een patent. Dat is al zo sinds 1985. De zich toen nog op de titel van voorzitter-voor-het-leven beroemende dokter Daniel Féret (60) had bijtijds de opgang van Jean-Marie Le Pen in Frankrijk opgemerkt en een Belgisch ‘Front National’ opgericht. Met zowat dezelfde standpunten als het Vlaams Blok, en één verschil: bij het FN staat nationalisme gelijk aan Belgisch patriottisme.

In het zog van het Blok kende het FN begin jaren negentig enkele gouden jaren, met meer dan tachtig gemeenteraadsleden her en der in 1994, enkele kamerleden en een felbegeerde – want uiterst lucratieve – zetel in het Europees Parlement voor Daniel Féret hemzelve. Dat was de tijd van de alliantie met Marguérite Bastien, ex-magistrate in Brussel, ex-kabinetsmedewerker van wijlen justitieminister Jean Gol, welbespraakt, iemand van het establishment. Geen overbodige luxe.

Bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad in Anderlecht bracht FN-verkozene Paul Cocriamont begin 1995 de Hitlergroet. Van een ander raadslid, Daniël Leskens, doken foto’s op waarop hij op grafzerken van joodse holocaust-slachtoffers stond te urineren.

Na een kletterende ruzie tussen Féret en Bastien viel Franstalig extreem-rechts uiteen in een niet te tellen veelheid van partijtjes met namen waar altijd een ‘F’ en een ‘N’ in voorkwamen, maar die nooit zouden tippen aan de originele brand. De initialen waarbij duizenden in verpauperde Waalse stadsdelen in het stemhokje blijven denken dat hun stem een stem is voor Jean-Marie Le Pen.

In antwoord op een zoveelste vraag uit België, kroop Le Pen op 3 oktober 2003 nog maar eens in de pen: ‘In antwoord op uw brief, meld ik u dat het Belgische Front National zich op geen enkele wijze kan beroepen op om het even welke steun van de beweging waarvan ik voorzitter ben.’

Er is al zo veel gebeurd met dat FN en Féret. De arts werd in 1985 geschorst vanwege het beoefenen van alternatieve geneeskunde. In 1986 liep hij een veroordeling (1 jaar cel) op wegens het verstrekken van een vals alibi aan de vrouw van een gangster die deelnam aan een hold-up. Klachten over onbetaalde FN-facturen (huurauto’s, drukkosten,…) bij diverse parketten. Féret werd al vervolgd voor inbreuken op de racismewet en hoorde op 22 juni van dit jaar voor het Brusselse hof van beroep door procureur-generaal Godbille twee jaar effectieve celstraf eisen en – erger – de ontbinding van de vzw Front National.

Het zijn niet dit soort akkefietjes die van Féret zelfs in extreem-rechtse kringen een controversiële figuur maken. Het is dat eindeloze geruzie met medestanders, altijd weer.

Terwijl alles er eind jaren negentig nog op wees dat het FN-finaal ten onder was gegaan aan interne strubbelingen, stond de partij er bij de parlementsverkiezingen van 18 mei 2003 plots weer. Percentages tot boven de 10 procent in door werkloosheid getroffen buurten in vooral de arme provincie Henegouwen. Verkozenen in Kamer en Senaat.

Och, niemand hoeft te vrezen dat het FN, zoals het Blok, gaat investeren in de uitbouw van een stabiele partijwerking, zo legde Férets ex-rechterhand Patrick Sessler vorig jaar in De Morgen uit. Sessler was jarenlang medewerker van Féret geweest in het Europees Parlement, waar die alleen naartoe ging om de royale zitpenningen op te strijken. “Waar hij zijn geld aan uitgaf? Een deel besteedde hij aan zijn oude muntenverzameling, de rest stak hij gewoon in zijn zak. Af en toe kocht hij een dure auto. Alfa Romeo en Ferrari en zo”, zegt Sessler.

Idem dito voor de twee verkozenen die het FN had in het Brusselse Parlement, aldus Sessler. Een van hen was Audrey Rorive (“het meisje kan amper lezen of schrijven”), de ander een gepensioneerde boekhouder: “Als ze moeten stemmen, vragen ze aan het Vlaams Blok welk knopje ze moeten indrukken.”

Het werd 13 juni 2004. Het FN voerde amper campagne, werd naar gewoonte doodgezwegen in de Franstalige media. Toch herhaalde het mirakel zich. Acht procent van de Franstalige stemmen, met pieken tot 16,9 procent in Charleroi, 11 in La Louvière, 10,9 in Bergen en 7 in Luik. Het FN is nu groter dan Ecolo, heeft vier verkozenen in de Brusselse Raad en nog eens vier in de Waalse.

Francis Detraux (58) uit Namen is senator voor het FN. Hij werd op 13 juni 2003 rechtstreeks verkozen en zal de verkiezingsnacht nooit vergeten. “Mijn vrouw (Jacqueline Merveille, DDC) en ik militeren sinds 1990 voor le Front. We hebben de gloriejaren meegemaakt, het verval, de wederopstanding. Jacqueline droeg sinds 1994 de titel van sécretaire générale. Ze is een kei in administratie en regelde zo ongeveer alles, zoals het altijd weer moeten verzamelen van de nodige handtekeningen om een lijst te kunnen neerleggen.”

Jacqueline Merveille: “Een hele onderneming. Hier in Wallonië is de vijandigheid ten aanzien van extreem-rechts nog altijd groot.”

Francis Detraux: “Nu goed, die avond hadden we dus afgesproken om de overwinning te vieren in een bistrot in Namen. Daar zat Daniel Féret, de grote winnaar van de verkiezingen, aan een tafeltje triest voor zich uit te staren. Hij is die avond in elkaar gestort. Niet van plezier, van droefenis. Het was, zo begrijp ik nu, helemaal niet de bedoeling dat we die senaatszetel zouden behalen. Dààrom had ik bovenaan de lijst mogen staan. Die zetel, dat was een totale verrassing. Féret had het succes van zijn eigen partij onderschat.”

Féret wou eigenlijk geen verkozene in de Senaat?

“Met Féret is het altijd hetzelfde. Alles draait om geld, geld en nog eens geld. Als hij had geweten dat er een senaatszetel inzat, had hij in Namen iemand uit zijn entourage bovenaan de lijst gezet.”

Dat is toch nog geen reden om te treuren?

“Toch wel. Zoveel verkozenen: dat was het begin van de deling van de macht. Die zat nu niet langer bij hem alleen geconcentreerd.”

Het succes van het FN was zo groot dat het naast Detraux via coöptatie een tweede senator mocht aanduiden. Dat werd dus Michel Delacroix, een blinde advocaat, in 1999 nog veroordeeld wegens illegaal wapenbezit. Na een huiszoeking in zijn woonst in Sint-Gillis, waar buren in 1994 door het af-en-aan-geloop van figuren in battledress de voorbereidingen van een of andere staatsgreep vermoedden. (Er werd ook beslag gelegd op 10 kilo nazi-literatuur, waarvan enkele stukken persoonlijk waren gesigneerd door wijlen nazi-collaborateur Léon Degrelle.)

Delacroix is een boezemvriend van Féret die tot zijn coöptatie niet zichtbaar actief was bij FN. Hij treedt wel geregeld op als raadsman voor de partij of voor Féret in persoon. “Iemand uit zijn directe entourage, kortom”, zegt Detraux. “Binnen de partij kreeg je na de verkiezingen van 2003 een schisma. De kliek van Féret versus de rest, door hem vaak hardop als ‘onze nuttige idioten’ omschreven.”

Dat is helemaal hoe Jacqueline Merveille zich voelt. Met een lichtelijk pathetische brief legde ze onlangs haar “functies neer” als sécretaire générale, om even later ontslag te nemen als lid van het FN tout court. Inmiddels blijven de dissidenties zich opstapelen. De laatste in de rij is Georges Tonnelier, jarenlang kopstuk en zelfverklaard “denker” bij het FN. In het jongste racismeproces zit hij zij aan zij met Féret in de beklaagdenbank, ook al scheldt hij hem dezer dagen uit voor het vuil van de straat en onderneemt hij pogingen om te worden aanvaard als lid van de MR, de Franstalige liberalen.

Ooit hoopt Jacqueline Merveille te begrijpen waarom Féret zoveel energie stopt in het manifest buiten pesten van medestanders. “Elf dagen voor de datum waarop we de lijsten moesten neerleggen voor de regionale en Europese verkiezingen van 13 juni ging ik Féret opzoeken. Ik had nog niks ontvangen: geen lijsten, niks. ‘Laat maar, doe ik zelf wel’, zei hij. Ik zei: ‘Dat wordt een soep.’ En dat werd het. Er stonden kandidaten uit Luxemburg op de lijst in Namen en omgekeerd. Alsof hij het met opzet deed.”

In Luik was FN’er Charles Pire verkozen voor het Waals Parlement. Op aandringen van Féret legde hij de eed af in het Duits, zodat hij kon zetelen in de Duitse Gemeenschapsraad en zich in de Waalse Raad kon laten opvolgen door Marc Levaux: een oud-militant van de fascistoïde knokploeg Agir. De man is al eens veroordeeld na inbreuken op de racismewet en is het voorwerp van een strafonderzoek naar mensenhandel in Luik.

De truc mislukte, maar het voorval maakt duidelijk wat in de ogen van Féret en co. de finaliteit is van een parlementair mandaat. Geld, dat ook. Juridische onschendbaarheid, dat vooral. Na het succes van 13 juni verhuisde Féret, verkozen in de Kamer, naar de Brusselse raad. Op het racismeproces voor het Brusselse hof van beroep schermde advocaat Delacroix met procedurele argumenten. Jaja, in de Kamer was de onschendbaarheid van Féret opgeheven, maar niet in de Brusselse Raad…

In de Kamer werd Féret vervangen door Paul Cocriamont, de man van de Hitlergroet, en ook al meer dan eens in de kijker lopend bij justitie.

“Door het geknoei met het adres van Pire hield het FN in de Franse Gemeenschapsraad uiteindelijk vier verkozenen over, daar waar het er vijf hadden moeten zijn”, zegt Merveille, die de wetteksten duidelijk beter kent dan de ex-voorzitter-voor-het-leven. “Ben je met zijn vijven, dan vorm je een fractie en heb je recht op een dotatie van 500.000 euro (te spreiden over vijf jaar, DDC). Die is het FN nu ook al kwijt. Wat ik u zeg: een soep.”

Francis Detraux: “Féret is erger dan een dictator. Hij is gewoon een smeerlap. Zet dat maar in de krant. Neem nu die voorzittersverkiezing. Geen kandidaten, wat een klucht. Niemand heeft ons gezegd dat er verkiezingen waren! Dat was geheim.”

U bent nog lid van het FN?

“Voorlopig wel.”

Voorlopig?

“Nee, mijnheer, ik stap niet uit de partij. Nog niet. Als ik lid blijf, heb ik recht op inzage in de boekhouding die tegen maart klaar zou moeten zijn met het oog op het terugwinnen van de partijdotatie in de Kamer en Senaat. Ik wil weten of het klopt dat Féret met het geld van de partij voor 30.000 euro software gekocht heeft voor zijn nieuwste hobby: digitale fotografie. Hij had misschien beter de factuur van die man met de website betaald. Er zijn nog van die toestanden.”

“Wij denken ernstig aan een klacht bij het gerecht. En als u echt een antwoord wilt: als Féret in maart nog wat te zeggen heeft bij het FN, dan stap ik eruit. Eén ding staat nu al vast. Wil het FN in 2007 in heel Wallonië lijsten neerleggen, dan volstaan de handtekeningen van twee senatoren. Zijn die er niet, dan moeten vijfduizend burgers worden gevonden om hun handtekeningen te zetten. Ik zeg u: zit Féret daar in 2007 nog, dan teken ik niét.”

De partij wordt nu geleid door een kwartet bestaande uit vertegenwoordigers van elk parlement: Delacroix, Cocriamont, Charles Petitjean (Waals parlementslid) en Daniel Féret. “Terwijl er in werkelijkheid niets verandert”, zegt Manu Abramowicz, FN-watcher van het tijdschrift Résistances. “Daniel Féret blijft de leider, nu misschien wat meer omringd door zijn luitenanten.”

Luitenant kun je geweest zijn, je kunt het ook weer worden. Patrick Sessler, een jaar geleden nog leverancier van smeuïge verhalen over Féret, is intussen weer toegetreden tot het FN. Hij was uitgeweken naar het Vlaams Blok als secondant van de Brusselse voorman Johan De Mol – een oude bekende trouwens van Cocriamont. Samen zaten ze eind jaren zeventig nog bij de terreurgroep Front de la Jeunesse. Sessler keerde naar de oude stal terug nadat een andere Franstalige Vlaams Blokker, gemeenteraadslid Paul Arku in Evere, in aanvaring was gekomen met de partij. Het was niet helemaal tot Arku doorgedrongen dat het Blok de creatie van een Vlaamse staat beoogt.

Arku raakte bij het FN meteen verkozen op een hoger echelon. Hij zetelt nu naast Féret, diens maîtresse en nog iemand in het Brusselse Parlement. Daar zet de FN-fractie de traditie verder. Ze doet niets. Het viertal zit er alleen maar bij om wat centen te vangen en onschendbaar te zijn.

Velen hebben al zitten dromen dat de Vlaamse geestesgenoten van het FN ook ooit zouden verworden tot zo’n chaotisch kluwen. “Dat zal nooit gebeuren”, zegt Jacqueline Merveille. “Als je midden in die partij zit, weiger je het te geloven, maar nu heb ik ze wel zitten bestuderen.

Die oude dossierstukken die op het internet circuleren over het verleden van Daniel Féret als agent van de Staatsveiligheid (op de site van de rivaliserende exteem-rechtse partij FNB, DDC). Hij zou al jaren zijn belast met de missie om alles naar zich toe te trekken, tussendoor persoonlijk financieel profijt te halen en altijd weer keet te schoppen. Zodat na elk succes de neergang volgt.”

“Ik weet niet wat ervan klopt, maar als je kijkt naar de praktijk is dit wel heel exact wat Féret al jaren doet.”

Tja. Wie is de good guy, wie de bad guy? Misschien is inderdaad om het even wie een betere leider van het FN dan hij die het twintig jaar lang was.

Bron » De Morgen

Alleen tegen de schurkenstaat

In ‘Schurkenstaat België, de samenzwering tegen Benoît de Bonvoisin’ publiceert advocaat Mario Spandre de achtergrondinformatie waarmee hij Benoît de Bonvoisin, bijgenaamd de Zwarte Baron, uit de klauwen van het gerecht en… van de media heeft gehaald. Hij bereidt nu een miljoenenclaim voor tegen de Belgische staat.

Eliane De Wilde, de conservator van de Koninklijke Musea van Schone Kunsten van België, wist niet wat haar overkwam. Tien jaar geleden, midden juli 1994, bood zich bij haar een deurwaarder aan die beslag kwam leggen op een tiental topwerken uit haar collectie, waaronder een Rubens, twee Memlincs, vier werken van Rogier van der Weyden en een Hugo van der Goes. Er werd ijlings over en weer gebeld met de voogdijminister, de Luikse PS’er Jean-Maurice Dehousse. Maar dat bracht ook geen uitkomst.

De deurwaarder handelde in opdracht van Mario Spandre, de raadsman van een veertigtal Belgen die indertijd in Congo de dupe waren geworden van het zaïriseringsbeleid van dictator Mobutu Sese Seko. De Belgische staat had zich ertoe verbonden de slachtoffers van die nationaliseringen te vergoeden. Maar de betaling van de verschuldigde 600 miljoen frank liet al te lang op zich wachten. Daarom liet Mario Spandre beslag leggen op de kunstwerken – conservator De Wilde vond de keuze van de advocaat getuigen van erg goede smaak.

Mario Spandre heeft in zijn leven de Belgische staat al voor ruim 25 miljoen euro lichter gemaakt. Volkomen legaal. Spandre is een advocaat, een zeventiger, die niets liever doet dan in het krijt treden met de overheid. Dat houdt hem kwiek, vindt hij.

Vandaag bereidt hij nog maar eens een miljoenenclaim voor. Dit keer in de zaak van de ooit als ‘Zwarte Baron’ gebrandmerkte Benoît de Bonvoisin.

Vanachter zijn bureau kijkt Spandre uit over het fraai aangelegde Schumanplein en de fonkelende hoofdkwartieren van de Europese Unie. Binnen handbereik staat een uitgelezen bibliotheek met africana en met alle klassiekers over Congo. Mocht Katanga onafhankelijk zijn gebleven, dan woonde Spandre vandaag wellicht in Lubumbashi, vroeger Elisabethstad, zijn geboorteplek.

De Spandres zijn Italianen van afkomst. Of eigenlijk niet. Hun echte naam is Spandauer, maar toen de voorouders van de advocaat, een Duits geslacht van typografen, zich in de 19e eeuw in Turijn kwamen vestigen om er voor de hertogen van Savoie te werken, kreeg de naam gaandeweg een Italiaanse verklanking. De vader van Mario Spandre, drukker van professie, was ook een muzikant. Na omzwervingen in Zuid-Afrika, waar hij in handgemeen raakte met de Boeren, en Argentinië, waar hij in het operaorkest speelde, strandde hij uiteindelijk in Elisabethstad.

Moïse Tsjombe

Vader Spandre werd de drukker van L’Etoile du Congo, de latere L’Essor du Congo, een krant met een zeker gezag. ‘De krant was eigendom van kardinaal de Hemptinne, van een logebroeder en een joodse investeerder’, lacht Spandre. ‘Dat moest dus fout lopen – wat ook gebeurde.’ Waarop vader Spandre een boerderij en melkveehouderij begon. Het is daar, vlakbij Elisabethstad, dat Spandre opgroeide. Het is daar ook, in een villa van de buren, dat in 1961 Patrice Lumumba en enkele medestanders werden vermoord, in opdracht van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en de nieuwe Congolese sterke man Mobutu.

Spandre heeft nog getuigd voor de Lumumba-commissie. ‘Maar ze wilden daar de waarheid niet horen’, zegt Spandre fijntjes. ‘Ze wilden alleen vernemen wat koning Boudewijn en wat eerste minister Gaston Eyskens wisten. En die wisten van niets.’

Spandre kent de Lumumba-affaire. Hij heeft de meeste betrokkenen in de zaak gefrequenteerd, onder wie de CIA-vertegenwoordiger in Leopoldstad, Lawrence Devlin, die na goedkeuring van de Amerikaanse president John F. Kennedy Lumumba liet uitschakelen.

Na zijn rechtenstudies in Brussel kwam Spandre in contact met Moïse Tsjombe, die in 1960 de onafhankelijkheid van de mijnprovincie Katanga (nu Shaba) uitriep. Toen Tsjombe later met de hulp van Franse huurlingen en de Portugese veiligheidsdiensten een poging tot staatsgreep tegen Mobutu ondernam, verbleef Spandre in het Ritzhotel in Lissabon waar hij wachtte op het signaal dat de coup was geslaagd. Maar de Amerikaanse diensten raakten op de hoogte. Die lieten via de ambassadeur in Lissabon aan de Portugezen weten dat ze in Washington ‘zeer ongelukkig’ zouden zijn mocht Tsjombe zijn plannen doorzetten. Waarop het manoeuvre werd afgeblazen. Wat later, in 1967, werd Tsjombe in Spanje ontvoerd, met de hulp van de Fransen en zeker met het medeweten van Devlin, dus van Wash-ington. De Katangese leider werd in Algiers geïnterneerd. Hij overleed er in 1969.

In het voorwoord bij zijn exposé over de zaak-Bonvoisin dat deze week in de boekhandel ligt, verwijst Spandre heel even naar de Tsjombe-episode. ‘De fondsen voor de ontvoering werden via België aangeleverd. Het geld kwam van Mobutu, via Pierre Davister, de uitgever van het weekblad Spécial, en transiteerde via een rekening bij de Banque Bruxelles Lambert. Procureur-generaal Ganshof van der Meersch van het hof van cassatie heeft er alles aan gedaan om het onderzoek naar deze zaak onder de mat te houden. Want Mobutu moest, en zou, in Congo aan de macht blijven’, houdt Spandre vol.

Extreem-rechts

‘Er zijn zoveel zaken die de burgers van dit land nooit te weten komen. Drie ministers van Justitie – wijlen Jean Gol, een liberaal, de socialist Philippe Moureaux en christen-democraat Melchior Wathelet – hebben toegelaten dat Benoît de Bonvoisin het leven onmogelijk werd gemaakt en dat zijn carrière werd gebroken door een dossier van de Staatsveiligheid dat op pure fictie berustte’, zegt Spandre terwijl hij parmantig zijn papieren bijeenraapt. ‘De schade die hier door de Belgische staat werd aangericht, is enorm. Wij gaan daar nu een prijs op zetten.’

Toen Spandre in 1995 door Benoît de Bonvoisin in de arm werd genomen, kende hij van het dossier alleen wat hij in de kranten had gelezen. Het was een stafhouder die Bonvoisin naar Spandre bracht. Hij had immers de reputatie er niet voor terug te schrikken om de staat zelf aan te vallen.

In 1981 was via onder meer de krant De Morgen een nota van de Staatsveiligheid gelekt. Daarin werd Bonvoisin omschreven als een heuse fascist die via zijn bedrijven Cidep en PDG het Front de la Jeunesse, en dus extreem-rechts in België, financierde.

‘Bonvoisin was voor die tijdsgeest geknipt als schuldige’, zegt Spandre.’ Het gonsde in die jaren tachtig van de geruchten over plannen voor een staatsgreep. Er was de rakettenkwestie, de aanslagen van de CCC, de Bende van Nijvel. Alle getuigenissen waren eensluidend: de overvallen van de Bende van Nijvel waren het werk van professionals. De bende maakte 28 dodelijke slachtoffers en het gerecht vond niet eens het begin van een spoor. Extreem-rechts zit achter de aanslagen, werd gefluisterd. De enige dienst die contact had met extreem-rechts was de Staatsveiligheid. Die was Westland New Post geïnfiltreerd en had die organisatie zelfs gesteund.’

In 1981 moest de Bende van Nijvel nog aan zijn reeks moordende overvallen beginnen, maar de naam van Benoît de Bonvoisin was al gevallen.

Bonvoisin, van adellijken huize, is een wat excentrieke heer die in kringen van Franstalige christen-democraten omging.

De Bonvoisins, een familie van textielfabrikanten, zijn afkomstig uit Petit-Rechain bij Verviers. Bonvoisins grootvader was Alexandre Galopin, de gouverneur van de Generale Maatschappij van België die tijdens de oorlog op bevel van de Duitse Gestapo werd vermoord. Zijn grootmoeder was de dochter van Gustaaf Verriest, broer van Hugo Verriest. Een andere overgrootoom was Victor Besme, de baron Haussman van Leopold II, die Brussel een moderne aanblik gaf. Zijn vader, Pierre de Bonvoisin, was eveneens een topman van de Generale Maatschappij.

Vrij jong kwam Benoît de Bonvoisin terecht in de kring rond Paul Vanden Boeynants, de sterke man en Brussels stemmenkanon van de PSC. VDB installeerde Bonvoisin aan het hoofd van het Cepic ( Centre Politique des Indépendants et des Cadres), een evenknie van het Vlaamse NCMV ( Nationaal Christelijk Middenstandsverbond). Dat Cepic werd de motor van de centrumrechtse PSC.

Front de la Jeunesse

Het waren erg woelige tijden. De kolonels waren nog aan de macht in Griekenland, Franco in Spanje, in Vietnam voerden Amerikaanse GI’s een uitzichtloze oorlog en het communistische Oost-Europa lag nog achter het IJzeren Gordijn.

‘Links’ en ‘rechts’ waren in die dagen geen ijdele woorden. En de groep rond VDB zat in het rechtse kamp. Gaandeweg werd Vanden Boeynants door de media zelfs in ultrarechtse hoek geduwd. In VDB’s entou-rage immers werden mensen gesignaleerd als majoor Jean Bougerol, die graag conferenties mocht beleggen over het sluipende communistische gevaar. De organisatie achter de conferenties van Bougerol en de publicatie van Inforep, een persoverzicht dat als een sonar elke vorm van linkse subversie registreerde, was het zogeheten Public Information Office. In de Vlaamse media vooral werd PIO als een soort inlichtingendienst afgeschilderd. En via die PIO was de link naar plannen voor een staatsgreep en later de Bende van Nijvel snel gelegd.

In maart 1983 werden de eerste geruchten over een mogelijke staatsgreep vreemd genoeg gelanceerd door het extreem-rechtse Nouvel Europe Magazine. In dat artikel werd ook het bestaan onthuld van Westland New Post, de extreme loot van het Front de la Jeunesse.

Was het bericht in Nouvel Europe Magazine een repliek op het lekken twee jaar eerder van de nota van de Staatsveiligheid over Benoît de Bonvoisin? Of was het WNP een poging om te infiltreren in de Staatsveiligheid? Knappe koppen die daar na al die jaren nog wijs uit raken. Emile Lecerf, de baas van Nouvel Europe Magazine, leefde in elk geval op vriendschappelijke voet met de top van de Staatsveiligheid, maar ook met de Israëlische inlichtingendiensten.

‘Mijn enige band met al dat volk was dat het Front de la Jeunesse een bureau had in het pand dat ik aan Nouvel Europe Magazine verhuurde’, zou Bonvoisin later aan Knack vertellen. Bonvoisin heeft altijd volgehouden dat het lekken van de nota en de bijgeleverde bewijsstukken één grote machinatie was van de Staatsveiligheid, toen nog geleid door de mysterieuze Albert Raes.

Raes, beweerde Bonvoisin, heeft hem nooit vergeven dat hij in een nota voor minister van Defensie Vanden Boeynants parlementaire controle eiste op de diensten van de Staatsveiligheid. Bonvoisin had ook van de Franse inlichtingendiensten vernomen dat de Staatsveiligheid lekte als een mandje en hij had dat publiekelijk herhaald.

Bovendien stonden Raes en Vanden Boeynants ook op gespannen voet met elkaar. Een gevolg van de Congo-crisis. Terwijl de regering troepen stuurde naar Congo, werden hier huurlingen geronseld om op de Belgische para’s te schieten. Volgens Vanden Boeynants had Raes verzuimd de regering daarover in te lichten.

Bonvoisin vogelvrij

Volgens Spandre beginnen de moeilijkheden van Bonvoisin met de nota van de Staatsveiligheid. Want die leidt tot nieuwe onderzoeken die ‘de Zwarte Baron’ zoals hij intussen in de media wordt genoemd, voor het gerecht brengen. Het kostte hem bij een eerste veroordeling vijf jaar opsluiting wegens oplichting, verduistering, bedrieglijk bankroet en valsheid in geschrifte bij het beheer van PDG en Cidep. Na een eerste behandeling in beroep werd Bonvoisin prompt aangehouden. Een van de magistraten die optrad in de zaak tegen Bonvoisin was de latere substituut Jean-François Godbille van de financiële sectie van het hoofdstedelijke parket, een voormalig lid ook van Cepic, die goede banden onderhield met Opus Dei. Later zou Godbille terechtkomen op het kabinet van de liberale minister van Financiën Robert Hatry.

Toenmalig minister van Justitie Jean Gol zou ooit voor het parlement bevestigen dat Bonvoisin in verdenking was gesteld op basis van feiten verzameld door de Staatsveiligheid. Latere ondervragingen van agenten van de Staatsveiligheid hebben dat bevestigd.

Maar de vereffenaar aangesteld door de Brusselse handelsrechtbank, zo raakte later bekend, zou nooit één onregelmatigheid in de bedrijven van Bonvoisin vaststellen. Godbille zelf zou in 1989 voor de parlementaire Bende-commissie toegeven dat de gelekte nota van de Staatsveiligheid eigenlijk een vervalsing was.

Volgens Spandre zijn de daaropvolgende beschuldigingen, zoals de heling van een zilveren dodenmasker dat aan een religieuze orde toebehoorde en het vermeende aandeel van de baron in het Luikse parkeermeterschandaal – twee zaken waarin hij werd vrijgesproken – een gevolg van de manoeuvres van de Staatsveiligheid.

Naderhand was er geen dossier te bedenken waarmee Bonvoisin niet in verband werd gebracht: de roze balletten, de Bende van Nijvel, later nog de affaires Dutroux en Nihoul. Bonvoisin was vogelvrij verklaard. ‘De manier waarop Bonvoisin door enkele van zijn advocaten werd verdedigd, heeft hem ook geen goed gedaan’, zegt Spandre.

Een van die advocaten was de bekende Xavier Magnée, ooit een compagnon van wapenhandelaar Roger Boas en onlangs in de actualiteit als advocaat van Marc Dutroux. Magnée had Bonvoisin verzekerd dat hij, voor een honorarium van twee miljoen frank, al die moeilijkheden met de Staatsveiligheid kon rechttrekken.

Een vervelende brief

Het was Magnée die, zonder het te beseffen, Spandre het breekijzer leverde waarmee hij uiteindelijk de vrijspraak van Bonvoisin afdwong. ‘Uit een brief van Magnée bleek dat hij met hoge magistraten had overlegd over wat Bonvoisin moest doen om niet te zwaar gestraft van de zaak af te raken’, vertelt Spandre. ‘Het is toch schandalig dat een advocaat overlegt met de magistraten over de straf die zijn cliënt zal worden opgelegd, terwijl diezelfde cliënt onschuldig pleit.’

Spandre wilde de brief van Magnée aan het hof van beroep voorleggen, maar de rechter verbood hem dat. Want daarmee zou de confidentialiteit tussen advocaat en cliënt worden geschonden. Maar, hield Spandre vol, die confidentialiteit dient om de cliënt, die zich moet verdedigen, te beschermen. In dit geval had Bonvoisin geen enkel voordeel bij het in stand houden van die confidentialiteit. Integendeel. Maar de rechter dreigde ermee Spandre aan te klagen bij de stafhouder als hij bij zijn voornemen bleef om de brief openbaar te maken.

‘Ik ben dan zelf naar de stafhouder getrokken’, herinnert Spandre zich. ‘Die zat op de lijn van het hof van beroep. Ik vroeg hem: “Verbiedt u mij om de brief te gebruiken? Zo ja, dan dien ik meteen klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.” Hij wist dat ik al eens eerder, in de zaak van de verkoop van het Palace Hotel, de stafhouders voor het Europees Hof had gedaagd en had gewonnen – dat scheelde voor mijn cliënt meteen 115 miljoen frank.’

‘Ik zei nog tegen de stafhouder: “U kunt me ook aanklagen voor de raad van de orde. Maar dan wordt de hele zaak publiek gespeeld. En daar zal ik pleiten dat de Orde van Advocaten de waarheid tracht te verdonkeremanen.”

‘Ik heb daarop de brief van Magnée toch aan de rechters in beroep voorgelegd. Maar de voorzitter, heel slim, heeft de brief buiten de debatten gehouden. Maar dat gaf mij de mogelijkheid om naar cassatie te trekken. Aanvankelijk weigerde de advocaat die voor cassatie moest pleiten de brief van Magnée voor te leggen. Ik heb hem daar dan toe gedwongen. En uitgerekend dat element heeft cassatie gebruikt om het arrest van het hof van beroep tegen Bonvoisin te verbreken. Waarop er een nieuw proces volgde, nu voor het hof van beroep in Mons, dat op 12 mei 2000 Bonvoisin niet alleen vrijsprak, maar in het arrest ook nog eens het hele onderzoek tegen hem en de aanpak van de onderzoekers aan de kaak stelde.’

‘Twintig jaar lang werd een individu vervolgd’, hamert Spandre. ‘Met alle ontsporingen tot gevolg. Dat gebeurde met het medeweten van ministers, rechters, onderzoeksrechters, griffiers en journalisten.

‘Als ik aan de rechters vroeg te onderzoeken of sommige journalisten niet betaald waren door de Staatsveiligheid, hebben ze geweigerd gevolg te geven aan dat verzoek. Er zijn daar valse verklaringen afgelegd voor parlementaire commissies, verklaringen onder ede!

‘Al die inspanningen om één man te treffen. Maar nog altijd is er geen spoor van de lui, de Bende van Nijvel, die 28 mensen hebben omgebracht. Dat stemt toch tot nadenken over de rol van de staat. Niet?’

Bron » Knack | Rik Van Cauwelaert

Bende-mysterie blijft

Het mysterie rond de Bende van Nijvel blijft. Tussen 1982 en 1985 werden 28 mensen gedood bij ongemeen brutale overvallen. Zwaar bewapende en gemaskerde mannen schoten wild om zich heen en verdwenen met een vaak verwaarloosbare buit. De auto’s die ze bij hun raids gebruikten, lieten ze stukgesneden of volledig uitgebrand achter in de bossen.

Parallel met de overvallen van de Bende waren er – in 1984 en 1985 – de aanslagen van de CCC. Het land was in shock. Mensen durfden geen warenhuis meer binnenstappen. Ondertussen lopen de daders nog altijd op vrije voeten. Allerlei hypotheses werden geopperd: gangsters, terroristen, gangmakers voor een extreem-rechtse samenzwering, rijkswachters die een staatsgreep voorbereidden…

Twee parlementaire onderzoekscommissies bogen zich over het onderzoek, de eerste eind jaren tachtig (1988-1990), de tweede in 1996-1997. De commissies kwamen met aanbevelingen voor hervormingen van het gerecht en van de politie. Als experts van tweede Bende-commissie, maakten de Leuvense hoogleraren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten een doorlichting van het Bende-onderzoek. In hun lijvig rapport – twee boekdelen van samen 1.200 pagina’s – rekenden ze af met allerlei indianenverhalen.

De hypothese dat extreem-rechtse organisaties (Front de la Jeunesse, Westland New Post) achter de aanslagen zouden zitten, in een poging om de staat te destabiliseren, werd wel degelijk ernstig genomen, maar ze leverde niks op. De experts vonden ook geen enkele band tussen de Bende en de “roze balletten”. Volgens die thesis zouden slachtoffers van de Bende van Nijvel hebben deelgenomen aan seksfuiven en werden ze tijdens een “gecamoufleerde liquidatie” uit de weg geruimd.

De hoogleraren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten stelden in hun rapport wel “hallucinante samenwerkingsmoeilijkheden” vast tussen de onderzoeksteams in de verschillende gerechtelijke arrondissementen (Nijvel, Charleroi, Dendermonde). 

Bron » De Standaard

Pierre-Paul de Rycke pleegt zelfmoord

Pierre-Paul de Rycke, Pépé voor de vrienden, heeft in zijn appartement in Zellik zelfmoord gepleegd. Pierre-Paul de Rycke was de uitbater van de beruchte club, Jonathan, waar de al even beruchte sexfuiven in confituur werden gehouden. Verschillende verdachten in het Bende-onderzoek ontmoeten elkaar in de Jonathan, oa. Dossogne, Bultot, Godfroid – commissaris bij de GP – Lekeu, Darville – wapenfreak rond de Bende van Haemers – …

Hij maakte stiekem video opnamen van de sexfuiven, zo kon hij magistraten, politiemensen en rijkswachters chanteren en zo elk gerechtelijk onderzoek saboteren. Hij was zeer goed bevriend met Jean Bultot.

Na zijn laatste bezoek aan Bultot in Mozambique had de Rycke een Afrikaanse meegenomen als vriendin. Zij liet hem zitten en volgens de afscheidsbrief die de Rycke had geschreven is dit de reden van de zelfmoord. Maar het parket van Brussel gelast een onderzoek naar de ware doodsoorzaak.

Dit kwam mede door de verklaring van Nihoul, die hem als laatste levend zag. Volgens Nihoul stond hij helemaal niet op het punt om zelfmoord te plegen en ging hij een groot contract tekenen. Pierre-Paul de Rycke was ook actief in de politiek, meer bepaald bij de PFN, het politieke verlengstuk van het Front de la Jeunesse.

Bron » De Morgen

L’ex-leader d’extrême droite au tribunal à Bruxelles Francis Dossogne, détective privé d’agréation

Francis Dossogne était de retour en Belgique, lundi. Cet ancien leader du Front de la jeunesse, un groupuscule d’extrême droite, devenu détective privé, s’était exilé au Luxembourg puis en Grande-Bretagne.

C’est pour comparaître devant le tribunal correctionnel de Bruxelles qu’il a remis le pied sur le continent. Tenue décontractée, barbe bien maîtrisée, propos fermes et incisifs: l’homme a du mal a retenir sa rancoeur, tant contre le parquet qui le persécute, que contre le législateur qui a voté une loi inapplicable , lâche-t-il.

Francis Dossogne est poursuivi pour avoir continué ses activités de détective privé alors que le ministère de l’Intérieur lui avait retiré l’agréation nécessaire depuis la nouvelle loi.

Francis Dossogne voulait se lancer dans une carrière de journaliste. Mais, avec ses idées politiques extrémistes, ce n’était pas facile. En 1981, il a suivi un ami dans un cabinet de détectives privés à Liège. Dossogne y a fait un stage d’un an avant de voler de ses propres ailes. Il a alors développé ses activités jusqu’en 1995, en Belgique puis à l’étranger.

Un changement de la législation intervenu en 1991 a mis fin à ses activités dans notre royaume. La volonté du législateur était de réglementer une profession qui avait connu trop de dérapages dans les années 80. Francis Dossogne a une autre lecture de cette réforme. Selon lui, le ministre de l’Intérieur Tobback voulait supprimer cette profession.

Toujours est-il que la loi a changé et qu’une demande d’agréation s’imposait. Dossogne tenta le coup. En 1993, sa demande fut refusée. J’ai alors introduit tous les recours légaux contre cette décision , explique le prévenu.

Francis Dossogne a, malgré tout, continué ses activités de détective privé jusqu’en septembre 1995. Entre-temps, la machine judiciaire s’est mise en branle en dirigeant des poursuites contre l’ex-leader d’extrême droite. Dossogne explique ces poursuites par une hargne du parquet à cause de ses opinions politiques. Et il ajoute qu’en vertu de dispositions transitoires, il pouvait exercer jusqu’en 1995.

Faux, clame le procureur du Roi Bernard Michel qui qualifie d’illégales les activités du détective. L’Etat belge, constitué partie civile, demande 1 franc de dommage moral et le remboursement d’une redevance de 35.000 francs.

Bron » Le Soir