Tueries du Brabant: des témoins refusent de parler

L’ex-chef d’état-major José Charlier et un ancien patron du SDRA refusent de donner des noms. À deux ans de la prescription, la juge d’instruction rencontre des obstacles et bute sur des refus et sur des silences. Des témoins refusent de répondre et de coopérer dans l’enquête sur les tueries du Brabant.

La justice a souhaité faire entendre des militaires à la retraite des services belges de renseignements de l’armée. Deux officiers supérieurs dont l’ancien chef d’état-major général José Charlier ont refusé de répondre aux questions. C’est ce qu’affirme l’avocat Michel Graindorge interviewé hier par nos confrères de La Dernière Heure, et qui cite d’autres noms. Michel Graindorge qui, en possession d’informations, révèle aussi: “La juge a des noms dans le collimateur.”

Mais Me Graindorge dit clairement les choses: “Cessons de rêver. C’est perdu au niveau d’un éventuel procès et de condamnations […] À supposer même que la juge procède à des arrestations ce week-end, le délai de deux ans qui reste sera trop court pour les juger.” Pour Me Graindorge, pourtant, “la piste suivie par la juge Martine Michel et ses enquêteurs va dans la bonne direction: c’est celle de l’extrême droite avec des implications dans l’appareil d’État et pour le compte peut-être des Américains”.

À la veille des trente ans lundi de la tuerie du Colruyt de Nivelles le 17 septembre 1983, Me Graindorge lance enfin un appel aux politiques pour “une prolongation de 10 ans de la prescription (jusqu’en 2025 donc)”. Michel Graindorge: “En enquêtant dans l’appareil d’État en lien avec les services de renseignements, la juge a fait interroger Charlier et Legrand qui ont en leur temps dirigé SDRA 8.”

Le lieutenant-colonel Bernard Legrand a dirigé cette section du SDRA (Service de renseignements de l’armée) que composaient des militaires qui enduraient des entraînements spéciaux. Également en lien avec SDRA, le futur lieutenant général José Charlier qui est aujourd’hui âgé de 79 ans fut, de 1988 à 1995, le chef d’état-major général de l’armée belge. Selon Graindorge , les deux ont été entendus dans l’enquête sur les tueries. Et les deux ont refusé de parler.

L’enquête voulait des noms, ceux des membres de Gladio, le réseau stay behind (réseau dormant) créé après guerre en Belgique sous l’égide des Américains en prévision d’une éventuelle 3e Guerre mondiale.”Legrand a répondu: No comment. Et Charlier a refusé de répondre.” Refus de répondre dans un dossier de 28 assassinats. Refus de répondre à un juge d’instruction. Au nom du secret défense? Sans motif, répond l’avocat, “le mur de Berlin est tombé depuis un quart de siècle”.

Et sa question: “Alors pourquoi? Si ce n’est pour cacher.” Autre révélation de Michel Graindorge: “Des anciens de la Sûreté de l’État également interrogés récemment disent aujourd’hui qu’ils ont toujours eu le sentiment d’un lien évident entre le WNP (milice néonazie active à l’époque) et les tueurs.” Pas un ne disait cela il y a 20 ans. Me Graindorge: “L’enquête marque des points.”

Pour Me Graindorge, “la juge actuelle est la meilleure que le dossier ait jamais eue. C’est regrettable qu’elle ne soit pas arrivée bien plus tôt. Intelligente, efficace et tenace. Vous savez, une femme qui court le marathon …” Partie civile au nom de plusieurs familles victimes, l’avocat a légalement accès à certaines pièces. Sur l’affaire des armes de Ronquières: “Le rapport de l’INCC est formel: les pièces ont séjourné dans l’eau au maximum 1 à 2 mois, et pas un an. Il y a donc un sérieux problème. Et contrairement à ce qu’on répond, cinq PV certifient que les sacs n’étaient pas fermés. De nouvelles analyses sont en cours pour mieux préciser, notamment l’encre des chèques et la dégradation de la cellulose.”

Autre révélation de Michel Graindorge: “Il y a plusieurs personnes dans le collimateur. (…) Dont un ancien de la mouvance WNP et qui a déjà pris un avocat à Bruxelles.” Michel Graindorge, visiblement amer sur l’enquête menée entre 1995 et 2010: “À l’arrivée de la nouvelle juge, le greffier en chef a dû faire un travail de titan pour remettre ce dossier sur ses pieds tant il était en désordre. Désinvolture ou manque de moyens? Au-delà de la sympathie que j’ai pour les magistrats qui sont partis à la retraite après avoir dirigé ce dossier pendant des années, je crois qu’on n’est pas allé au fond des choses, et singulièrement quand ça touchait à l’extrême droite et à l’appareil d’État.”

Pour Me Graindorge encore, les tueurs “ont déjà gagné. Il n’y a plus d’espoir” d’un procès, à supposer même des arrestations prochaines. “Cessons de rêver: avec la procédure dans un tel dossier de 1,4 million de pages, 2 ans pour les juger, ce sera trop court.” Reste le “projet honorable” d’arriver néanmoins à la vérité, d’identifier des suspects et comprendre ce qui s’est passé”.

À moins de prolonger la prescription. Il propose “dix ans, jusqu’en 2025”. Étendre la prescription de 30 à 40 ans, c’est “l’espoir des familles” et l’appel qu’il lance aux politiques. “Je sais que la ministre de la Justice étudie la question. (…) C’est la dernière chance: celle que l’enquête marque des points et que cela déclenche une initiative de Mme Turtelboom.”

Bron » La Libre

De Bommeleeër, het nationale trauma van Luxemburg

De Luxemburgers spraken van de Bommeleeër, een gewetenloze schurk die in 1985 een kat-en-muisspel speelde met de politie en veertien bommen deed ontploffen. Maandag begint het proces dat na 28 jaar opheldering moet brengen. Was het de rijkswacht, was het de CIA? Was het de Bende van Nijvel? ‘Dit is ons nationale trauma’, zegt advocate Lydie Lorang. ‘Daar moet een streep onder. Zelfs kroonprins Willem is opgeroepen als getuige.’

Maandagochtend, 29 april 1985. In de kantoren van de Luxemburgse elektriciteitsmaatschappij Cegedel staren directieleden naar het A4’tje. De tekst is in het Engels, in telegramstijl: “Zaterdag 27 april om 2345 hebben wij twee hoogspanningslijnen vernietigd. Hier is de deal… u betaalt ons 250.000 US dollar, in ruil stoppen wij met het vernielen van hoogspanningslijnen.”

Twee dagen eerder zijn in een bos even buiten Luxemburg-stad explosies gehoord, maar die hebben slechts beperkte schade veroorzaakt. De hoogspanningsmasten staan nog overeind. Om de onderhandelingen te doen starten moet op vrijdag 10 en zaterdag 11 mei in de krant Luxemburger Wort deze advertentie worden geplaatst: ‘Zwarte klaver met zeilschip gezocht.’ Hoe dan ook, zegt de brief, “wordt geen informatie gegeven aan politie-rijkswacht. betrayal will be punished.” Verraad zal worden bestraft.

De bonzen van Cegedel aarzelen geen seconde. Luxemburg maakt zich op voor het bezoek van paus Johannes Paulus II, een maand later. Diezelfde maandag al, om 10.30 uur precies, en uiteraard in het grootste geheim, wordt de rijkswacht verwittigd.

De tweede bom ontploft op dinsdag 7 mei, in Leudelange-Schleiwenhaff. Deze keer is het goed raak. Een 54 meter hoge hoogspanningsmast dondert naar beneden en sleurt drie andere mee. Een ervan komt op een autoweg terecht, er vallen vijf gewonden. Eerder die dag is, toevallig wel, op een geheime vergadering tussen Cegedel en de rijkswacht besloten om de afpersingsbrief te negeren.

Nu is er de tweede brief: “Op dinsdag 7 mei om 23.00 hielden wij eraan u te herinneren aan onze deal. Aangezien wij hopen dat u akkoord gaat wijzen wij u erop dat de 250.000 US dollar ons ten laatste maandag 23 mei ter beschikking gesteld moet worden, de overdracht van het geld zal tijdens die week (pausweek) plaatsvinden.”

De advertentie wordt dan toch geplaatst en even later is daar de derde brief. Onder de hoofding ‘Operation Artabely’ volgen instructies. Diezelfde dag moet iemand met 125.000 dollar cash in een telefooncel bij het station van Clervaux staan, een charmant middeleeuws stadje in het noorden van Luxemburg. Een dag lang observeert de rijkswacht het station. Er gebeurt niets.

Op 27 mei ontploft een nieuwe bom, nu in een rijkswachtgebouw in Verlorenkost, een wijk van Luxemburg-stad. Bizar: de bom is geplaatst onder het raam van het bureau van commissarissen Hahn en Loutsch. Zij hebben de leiding over het onderzoek naar de dader, die in veel hoofden een naam heeft gekregen. De naam leeft een kwarteeuw later verder in elke krantentitel en elke documentaire over deze zaak: de Bommeleeër.

Ergens heeft iemand het beeld opgeroepen van één man, één gewetenloze schurk die op alle fronten superieur is aan de rijkswacht. Of die al die tijd heeft geopereerd van binnen de rijkswacht zelf, zoals vanaf maandag door het Openbaar Ministerie zal worden aangevoerd op het proces tegen ex-rijkswachters Marc Scheer en Jos Wilmes. Zelfs nu ze daar overduidelijk met z’n tweeën in de beklaagdenbank zullen zitten, blijft het groothertogdom consequent spreken over de Bommeleeër. De bommenlegger.

Inside job

In 1985 is de suggestie van een inside job taboe. Daags na de bom onder het raam van de rechercheurs heeft de rijkswachttop “verscherpte veiligheidsmaatregelen” aangekondigd. Diezelfde dag worden in Itzig twee elektriciteitsmasten van Cegedel opgeblazen.

Dan komt brief nummer 4: “Op maandag 29 april om 10.30 hebt u het risico genomen de rijkswacht in te lichten over onze deal, hopend dat ZIJ ons zouden pakken bij de geldoverdracht. ZIJ zijn slechter dan scoutswelpen. de gesimuleerde overdracht was maar een spel (operation ‘artabely’ = operation ‘betrayal’) wij hopen dat ZIJ hebben genoten van hun bezoek aan Clervaux.”

Met 28 jaar afstand is het bijna onvoorstelbaar dat niemand tot de logische gevolgtrekking kwam, maar de zaak is wat ze is. Rijkswachtkapitein Pierre Reuland zal alles bij elkaar 3.308 verdachten op de rooster laten leggen: werklozen, ontslagen overheidsambtenaren en andere mensen met “een gebrek aan vaderlandsliefde”. Eén man wordt opgepakt omdat hij een klavertje-zwart op zijn gevel heeft geschilderd.

Als Paul Hahn, rechercheur van het eerste uur, voorzichtig oppert of er niet moet worden gedacht aan een inside job, zet Reuland hem onmiddellijk uit het speurdersteam. In 1986 zal de Luxemburgse staatsveiligheid profilers van de FBI vragen een psychologisch profiel op te stellen van “de” Bommeleeër. De FBI lacht het idee van één dader weg en suggereert eerder in “paramilitaire kringen” te zoeken. Reuland zal het FBI-rapport wegmoffelen. Het zal pas in 2005 toevallig boven water komen.

De vijfde brief volgt op 12 juni 1985. Met nieuwe instructies voor een transactie, diezelfde dag al. Een koerier moet met 750.000 dollar om 14.30 uur afdalen tot verdieping -2 van een ondergrondse parking, hartje Luxemburg-stad. De rijkswacht stuurt een koerier met een koffer met een zendertje in. Op niveau -2 leidt een briefje de koerier naar -5, waar hij de koffer moet droppen in een zandcontainer. De rijkswacht heeft extra manschappen opgetrommeld bij de mobiele brigade, de drugssectie en de Duitse politie. Met z’n honderd zitten ze verstopt in nissen en dakgoten, klaar voor de aanval. Maar er gebeurt helemaal niets.

Op 14 juni volgt de zevende brief. De laatste, zo lijkt het: “De overdracht is mislukt door de aanwezigheid van rijkswacht (mobiele brigade, drugsbrigade), gespecialiseerde Duitse krachten en een zender in de ‘geld’koffer. u hebt verloren.” Op 23 juni is het de Luxemburgse nationale feestdag, met traditioneel vuurwerk. Kort nadat om 23.50 uur de laatste pijl de lucht is ingegaan, zien de Luxemburgers van tientallen kilometers een reusachtige vuurbal ter hoogte van het dorp Hollerich. De gascentrale is ontploft. De Bommeleeër heeft zijn eigen vuurwerk verzorgd.

Tien dagen later worden in een bos in Asselscheuer bomkuilen ontdekt. Iemand heeft putten gegraven en die toegedekt met plastic en aarde. Was iemand erop getrapt, dan was die de lucht ingegaan. Voor het eerst zijn er getuigen die de Bommeleeër hebben gezien. Het is niet één man, het zijn er vier, zeggen Belgische toeristen. Zij hebben de mannen kuilen zien graven. Toch blijft iedereen spreken over dé Bommeleeër.

Op 27 juli ontploft een bom voor de drukkerij van de Luxemburger Wort. Op 28 augustus volgt er een dubbele aanslag tegen een politiepost, op 30 september wordt in Luxemburg-stad het glazen dak van het olympisch zwembad opgeblazen. Op 19 oktober ontploft in het justitiepaleis een bom onder het raam van onderzoeksrechter Jaeger. Alleen insiders weten dat hij vervangend onderzoeksrechter is die tijdelijk het Bommeleeër-onderzoek leidt.

Op zaterdag 9 november 1985 exploderen de radarlichten op de landingsbaan van de luchthaven van Findel. De luchthaven wordt in die tijd vooral gebruikt voor troepenbewegingen van de NAVO tussen de Verenigde Staten en West-Duitsland. De bommen, die een tijdlang alle vliegverkeer uitsluiten, vestigen de aandacht op de rampzalig slechte bewaking van de luchthaven. De rijkswacht zal haar budget tussen 1985 en 1990 spectaculair zien groeien: van 1 naar 1,6 miljard Luxemburgse frank.

Op 30 november gaan opnieuw Cegedel-masten tegen de vlakte en zit Luxemburg-stad tien minuten in het donker. Twee dagen later wordt in Kirchberg een bom gegooid naar de plek waar een Europese ministertop moet plaatsvinden. Na tweeënhalve maand zonder, volgt op 16 februari 1986 een bom onder de auto van een voor corruptie veroordeelde politicus.

Enkele dagen later is er brief nummer 8: “geld lost niet alle problemen op”, staat er. En tot slot: “Go on losing.” Het lijkt de aankondiging van een nieuwe serie, maar dat is het niet. Hier stopt het. Nog jaren zullen de Luxemburgers als bezetenen reageren op alles wat als een verdacht pakket kan worden beschouwd en kan niemand nog genieten van vuurwerk. Paranoia is deel van de volksaard geworden. De Bommeleeër leeft verder in boeken en in breinen van fantasten.

Ergens in het strafdossier zit de getuigenis van een man die zegt de Bommeleeër te hebben “herkend” na de aanslag op de luchthaven. De getuigenis zal lang worden genegeerd, maar krijgt in 2005 weerklank op tv-zender RTL. De “anonieme getuige”, zo heet het, is in het bezit van “buitengewoon gevoelige informatie” die hij met slechts één man wil delen: premier Jean-Claude Juncker. Dagenlang is Luxemburg in de ban van wat de getuige tegen de premier zeggen zal, en het duurt niet lang of de lokale media krijgen lucht van de naam die hij heeft genoemd.

De Bommeleeër, zegt de getuige, is prins Jan. Hij is de tweede zoon van groothertog Jan. Prins zijn heeft zijn voordelen. Je leven wordt van dag tot dag gedocumenteerd. Op 9 november 1985, de dag van de Findel-aanslag, nam prins Jan deel aan een jachtpartij in Loir-et-Cher met de zoon van de Franse ex-president Valérie Giscard d’Estaing. Daar zijn foto’s van, een gesigneerd jachtboek en duizenden extra elementen voor een alibi in beton.

Vier maanden proces

Maandag start voor de correctionele rechtbank van het Luxemburg het proces tegen Jos Wilmes (52) en Marc Scheer (55). Zij zijn oud-rijkswachters. Ze behoorden destijds tot de mobiele brigade, een amper tien man sterke elite-eenheid die permanent zeurde over gebrek aan middelen.

“En dus zorgden ze zogezegd zelf voor wat actie”, zegt advocate Lydie Lorang honend. Zij is de raadsvrouw van Wilmes en heeft tussen nu en 13 juni alle andere bezigheden on hold gezet. “Het is te gek om los te lopen, maar dit is wat het Openbaar Ministerie hard wil maken.” Het proces gaat vier maanden duren, met vier zittingen per week. Er worden meer dan honderd getuigen verwacht en er zijn al twijfels of vier maanden zullen volstaan. Ook prins Jan wordt opgeroepen, omdat er in dit land nog steeds mensen zijn die geloven dat hij er iets me te maken heeft. Ook de kroonprins, prins Willem, moet komen getuigen, net als gewezen Europees Commissievoorzitter Jacques Santer en premier Juncker.

“De zaak van de Bommeleeër is ons nationale trauma, daar moet een dikke streep onder, en dus gaat men zondebokken zoeken. Mijn cliënt was op de dag van één hem ten laste gelegde aanslag met vakantie in Spanje. Hij heeft daar foto’s van, maar men zegt dat het na 28 jaar niet meer mogelijk is die te dateren. Met dezelfde verbetenheid als pistes jarenlang níét zijn onderzocht, hebben ze zich nu op dit duo gestort. Weet u hoe lang de verdachten in 2007 in voorarrest hebben gezeten? Eén nachtje.”

De tenlastelegging van staatsprocureur Robert Biever telt 130 pagina’s en als je die helemaal uitleest, heb je het gevoel dat je de plot hebt gemist. Het is één langgerekte aanklacht tegen de rijkswacht. Nergens vind je ook maar een begin van indicatie tegen Wilmes of Scheer. “In de aanklacht staat dat ze zich ‘nerveus gedroegen’ tijdens hun verhoren”, zegt Lorang. “Ik denk dat als ze mij zouden zeggen dat ze me verdenken van tien bomaanslagen, ik ook nerveus zou worden. Terwijl iedereen weet: eigenlijk hoort de CIA in de beklaagdenbank te zitten.”

Daar zijn de Belgen

Nooit in de geschiedenis verwierf een politieke beweging populariteit door met bommen te gooien naar onschuldige medeburgers. Toch is dit wat de publieke opinie in de jaren zeventig en tachtig geacht wordt te geloven. Italië werd om de haverklap getroffen door aanslagen die nu eens werden toegeschreven aan extreem links en dan weer aan extreem rechts, maar die vooral nooit zijn opgehelderd.

Italië, waar midden jaren zeventig sprake was van het vormen van een regering met communisten, was het decor bij uitstek van wat vandaag door een groeiende groep historici wordt gezien als ‘de strategie van de spanning’. Maak de mensen collectief bang, of zoals verwoord in een pas in de jaren negentig opgedoken nota van de Amerikaanse stafchef Westmoreland uit 1970: “De geheime diensten van het Amerikaanse leger moeten speciale operaties starten die de regering en de publieke opinie overtuigen van de noodzaak tot actie (tegen het communisme, DDC). Ze moeten trachten opstandige milieus te infiltreren en met de extreemste elementen speciale acties opzetten. Indien de infiltratie in de revolutionaire kringen niet geslaagd is, kan manipulatie van extreem linkse organisaties het vooropgestelde doel toch verzilveren.”

Velen zien hier de verklaring voor wat wij ook in België zagen gebeuren, met de CCC en de Bende van Nijvel. België was het gastland van de NAVO, in 1982 en 1983 waren honderdduizenden mensen op straat gekomen om te betogen tegen Amerikaanse plannen voor het plaatsen van kruisraketten. “Dat begon in die jaren ook te spelen in Luxemburg”, zegt advocate Lorang. “Veel meer nog dan de Belgische CCC of de Bende van Nijvel voldoet de Bommeleeër-affaire aan alle kenmerken van de strategie die in die oude nota’s wordt uitgelegd. Dit is het werk geweest van een door de VS gefinancierd stay-behindnetwerk.”

Er was dus wel degelijk hulp van binnen de rijkswacht, zegt Lorang, maar die figuren maakten zelf deel uit van het stay-behindnetwerk, zoals Pierre Reuland. Enkele uren voor er een bom geplaatst wordt onder zijn raam, heeft onderzoeksrechter Jaeger op 19 oktober 1985 België per brief om rechtsbijstand gevraagd. Hij vraagt om een zekere Ben Geiben de klok rond te schaduwen.

Geiben is de voorganger van Reuland als hoofd van de mobiele brigade. Hij was een briljant politieman met één handicap: hij was homoseksueel. Toen dat in 1982 werd ontdekt, werd hij uit het korps gezet. Geiben verhuisde naar Brussel, één en al verbittering. Ook hij zou een stay-behindagent geweest zijn. Op de dag van de bom in het justitiepaleis besloot Reuland om het schaduwen van Geiben stop te zetten. Toen dat in 2007 werd ontdekt, moest de inmiddels tot nationale politiebaas opgeklommen Reuland ontslag nemen.

Lydie Lorang: “De procureur omschrijft Reuland in de tenlastelegging als een van ‘de avatars in het onderzoek.’ Al zijn acties waren erop gericht het vinden van de daders te voorkomen. Wat er van Reuland is geworden? Ze hebben hem weggepromoveerd naar Interpol, hij kreeg daar een topfunctie. Welkom in Luxemburg.”

Ben Geiben is opgeroepen als getuige, en ook Marcel Feiereisen, een oudgediende van Belgische extreem rechtse groepjes als Front de la Jeunesse en Westland New Post. Hij gooide eind 1980 een bom naar het Arabisch huis in Brussel, zat een tijdje in de gevangenis en trok daarna op met Paul Latinus, de enigmatische leider van Westland New Post. Die ging geheime telexen stelen op het NAVO-hoofdkwartier in Evere. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met alle grote criminele enigma’s uit les années de plomb, de jaren van lood. Latinus zou in 1984 omkomen bij een geënsceneerde zelfmoord. Volgens zijn biografen kreeg de man zijn instructies uit de VS.

Een vergeeld politierapport meldt dat Feiereisen kort na de dood van Latinus door de Luxemburgse geheime dienst werd ondervraagd over een trafiek met dynamietstaven in opdracht van Latinus. Hij moest die gaan aankopen in Wenen en had daarvoor een voorschot van 100.000 frank gekregen, per cheque. Helaas, zegt het rapport: “Bij zijn arrestatie stak Feiereisen de cheque in zijn mond en slikte die door.”

“En zo gaan de dagen voorbij”, zegt Lydie Lorang. “Het dossier telt zesentwintig kartonnen dozen en opeens, na maanden studie, stoot je op zo’n rapport. Vraag je je af welk gevolg hier verder aan is gegeven? Geen enkel. Ik hoop zo hard dat mensen als Reuland, Geiben en Feiereisen eindelijk eens vrijuit praten. Wat voor staatsgeheim kan er nog te bewaren zijn?”

Bron » De Morgen

“CIA betrokken bij Bende Van Nijvel-overvallen”

In een boek dat vandaag verschenen is, wijst onderzoeksjournalist Guy Bouten opnieuw naar de CIA als verklaring voor de Bende van Nijvel, die tussen 1982 et 1985 28 slachtoffers maakte. Voor de auteur, die in 2008 al een boek schreef over het onderwerp, gaat het in deze zaak om meer dan gewoon banditisme.

Een organisatie die andere organisaties als Westland New Post, het BIC (Bureau national d’informations criminelles), het BND (Bureau national des Drogues) of Gladio overkoepelde, zou verantwoordelijk zijn voor de dood van de 28 slachtoffers van de Bende van Nijvel, en in totaal voor de dood van een vijftigtal mensen.

Deze koepelorganisatie “vindt haar oorsprong waarschijnlijk in de praktijken van sommige van onze toenmalige politici”, zegt Bouten, zonder namen te noemen. Gewezen premier Paul Vanden Boeynants was volgens de journalist niet rechtstreeks betrokken, maar wel zijn entourage.

Boven de organisatie hing de schaduw van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA, die in België actief was om “de Staatsveiligheid te ondermijnen, “om te infiltreren in de vredesbewegingen die tegen de plaatsing van de kernraketten” in België waren, of “wellicht om linkse terroristen als de CCC te creëren”.

“Alles hangt samen en houdt verband met elkaar”, besluit Guy Bouten, die gedurende vijf jaar onderzoek deed naar de Bende van Nijvel. Tueries du Brabant, le dossier, le complot, les noms is uitgegeven bij Les Editions de l’Arbre, telt 863 pagina’s en kost 29,9 euro.

Bron » De Morgen

Histoire Funérailles à Ciney d’André Moyen, décédé à l’âge de 93 ans

Les funérailles, célébrées lundi à Ciney, d’André Moyen, décédé mardi dernier à l’âge de 93 ans, ont permis à l’assistance de se souvenir d’une figure de proue de la résistance belge et du renseignement militaire.

Né en Resteigne en 1914, il s’engage très tôt dans la Résistance, pour compte de laquelle il mène, au sein du groupe Athos, de périlleuses missions d’infiltration. Sous les noms de guerre de “capitaine Freddy”, “Le Crocodile”, “Cincinnatus” ou “André de Saint-Michel”, il réussit notamment l’attaque d’un centre de télécommunications allemand à Menuchenet. Avec Fernand Canoot, il créa une fausse force de police, la “speziale polizei” qui mena, au nez et à la barbe des occupants, plusieurs opérations de renseignements ou dirigées contre des collaborateurs.

À l’issue de la guerre, Moyen intègre le contre-espionnage belge, dont il devient le numéro deux. Il effectue des missions au Congo, au Maroc, en Egypte, à Taïwan, à Saigon et en Corée. Il fut impliqué dans la création, en Belgique, des réseaux Gladio, ces cellules dormantes d’agents secrets. L’anticommunisme était l’un des chevaux de bataille de Moyen, réputé être proche des milieux conservateurs et royalistes. Il fut accusé, sans preuve, d’avoir été l’instigateur du meurtre de Julien Lahaut, le député communiste qui cria “vive la république” lors de l’intronisation du roi Baudouin.

André Moyen créa en 1962 la branche belge de Group 4 Securitas. Sur le tard de sa vie, il se lança à nouveau dans le renseignement, multipliant les sorties matamoresques dans de nombreux dossiers judiciaires, dont les tueries du Brabant. Il voyait des communistes partout. Et il n’hésitait pas à faire mener des enquêtes sur des gendarmes, à accuser des journalistes d’être payés par la Sûreté.

Il était proche du baron de Bonvoisin, dont le procès pour les “faux KGB”, auxquels Moyen participa, a – ironie des dates – débuté le jour même de ses funérailles.

Bron » Le Soir

De chef van de Staatsveiligheid zit steeds minder safe

Sinds 1830 heeft de Staatsveiligheid in totaal twintig bazen gekend. Een snelle berekening leert dat ze het in die topfunctie gemiddeld negen jaar hebben volgehouden. Maar dat gemiddelde wordt vertekend door een paar taaie rakkers, zoals de legendarische Albert Raes (1977-1990). Na het vertrek van Raes bleef geen enkele van zijn opvolgers langer dan vijf jaar op post. Wie straks solliciteert voor de job van administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, moet er rekening mee houden dat hij het risico loopt op een schietstoel te gaan zitten.

Dat Koen Dassen vorige maandag ‘om persoonlijke redenen’ ontslag heeft genomen als administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, zoals minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) in de Kamer beweerde, gelooft geen hond. Natuurlijk had Dassen geen andere keuze dan ‘preventief’ ontslag te nemen, omdat de parlementaire begeleidingscommissie die toezicht houdt op de inlichtingendiensten besloot om het rapport van het Comité I “naar de wijze waarop de firma EPSI eventueel door de inlichtingendiensten werd gevolgd in het kader van de strijd tegen de proliferatie” openbaar te maken. Dat de begeleidingscommissie die zeer ongebruikelijke maatregel tot publicatie nam, is grotendeels toe te schrijven aan de stille diplomatie achter de schermen van senator Hugo Vandenberghe (CD&V).

Diezelfde Vandenberghe hekelde in de Senaat de ‘spinnerij’ rond het ontslag van de chef van de Staatsveiligheid. Hij ontwaarde een grote operatie van mistspuiterij en desinformatie, om zo te vermijden dat er over het EPSI-dossier zelf wordt gesproken en vooral niet te onderzoeken “waarom iedereen omstandig zwijgt”. “Men heeft het over het gebrek aan wc-papier bij de Staatsveiligheid en over het karakter van Dassen”, stelde de senator.

Anderen lanceerden de hypothese van een interne afrekening binnen de VLD. “De waarheid is dat toen we maandag om halftwaalf met de begeleidingscommissie begonnen te vergaderen, we op onze banken een brief aantroffen van Dassen waarin hij zijn beleid verdedigde en uitgebreid zijn successen in de strijd tegen het terrorisme beschreef. Met andere woorden: hij dacht niet aan opstappen en was op dat moment niet bereid om de châpeau te dragen. Ik kan de brief helaas niet tonen, want we hebben hem allemaal moeten teruggeven.”

Nadat de begeleidingscommissie had besloten om het EPSI-rapport de volgende dag op een persconferentie publiek te maken, was de positie van Dassen onhoudbaar geworden en zijn ontslag onvermijdelijk. Niet alleen bleek uit het rapport dat de Staatsveiligheid veel te traag en te lamlendig had gereageerd op een alarmsignaal van de CIA over een mogelijke inbreuk op het non-proliferatieverdrag (Vandenberghe: “Het gaat hier niet om het kostuum van Balkenende, hé!”). Erger was dat Dassen het onderzoek van het Comité I had gedwarsboomd, door te weigeren cruciale documenten af te geven en door de speurders van de enquêtedienst van het Comité I te intimideren.

Tot overmaat van ramp had hij zijn voogdijminister Onkelinx onjuiste informatie gevoederd over een verdacht transport naar Iran, zodat zij op haar beurt het parlement had voorgelogen. Voor een chef van de Staatsveiligheid, een absolute vertrouwensfunctie omdat hij per definitie delicate materies behandelt, is een vertrouwensbreuk met zijn minister dodelijk. Al dient het gezegd dat men op regeringsniveau al langer in de gaten had dat Dassen niet op zijn plaats zat als topman van de Staatsveiligheid. Typerend was het incidentje met minister Onkelinx over het jaarverslag dat Dassen had laten fabriceren, het eerste in de geschiedenis van de Staatsveiligheid. Onkelinx wist van niets, riep Dassen op het matje en verbood hem het document wereldkundig te maken.

Zwaarwichtiger was de manifeste onvrede van Dassen met de regeringsplannen voor de oprichting van het Coördinatieorgaan voor Dreigingsanalyse (Coda), een centraal zenuwcentrum waaraan alle inlichtingendiensten hun informatie zullen moeten doorgeven, op straffe van sancties. Op hoorzittingen in het parlement stak Dassen niet weg dat hij dit plan niet zag zitten, tot ergernis van onder meer minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD) en premier Verhofstadt. “Als de Britse geheime dienst MI5 zich zorgen maakt over die nieuwe structuur en vreest dat gegevens die ze doorspeelt aan de Staatsveiligheid te grabbel gegooid zullen worden, is het aan de chef van de Staatsveiligheid om die vrees weg te nemen”, zegt een bron in regeringskringen.

Jonkheer Koenraad Dassen is een uitgesproken liberaal en een trouwe VLD’er, die zelfs als chef van de Staatsveiligheid niet te beroerd was om bestuurder te blijven van het Liberaal Huis aan de Sint-Aldegondiskaai in Antwerpen. Hij had zijn benoeming ook niet te danken aan Onkelinx, maar aan haar voorganger als minister van Justitie, Marc Verwilghen (VLD).

Die benoeming was een verhaal op zich. De belangrijkste andere kandidaat voor de functie was in de zomer van 2002 de vroegere Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude Leys. Deze magistraat had echter nauwe relaties met Eric Van de Weghe, de zoon van de vriendin van Leys. En Van de Weghe werkte als informant/infiltrant/agent provocateur voor diverse politie- en inlichtingendiensten in binnen- en buitenland. Hij beweegt zich vlotjes in kringen van Russische maffiafiguren, extreem rechtse militanten, wapensmokkelaars en geheimagenten. Alles leek er op te wijzen dat de regering-Verhofstadt I voor Dassen koos omdat het alternatief, Leys, nog veel erger was.

Het gevolg was dat Dassen, die geen enkele ervaring had met inlichtingenwerk, als een soort Fremdkörper door de politiek aan het hoofd van de Staatsveiligheid werd geparachuteerd. De geschiedenis leert nochtans dat vrijwel alle chefs van de Sûreté magistraten waren. “Dat is geen toeval, maar een pure noodzaak”, zegt een ingewijde. “De functie vereist dat men ervaring heeft met onderzoekswerk en met de werking van het gerecht. In terrorismedossiers is samenwerking met justitie zelfs essentieel.”

Na zijn benoeming ging Dassen derhalve wanhopig op zoek naar steun in eigen rangen. Dat verklaart allicht zijn hevige aanvallen tegen de parlementaire controle op zijn dienst. Dat verklaart ook waarom hij zich ontpopte tot een trouwe adept van de voorbijgestreefde, overdreven cultuur van geheimhouding die door de Staatsveiligheid wordt bedreven. Dat verklaart ook de totale metamorfose van Dassen, die zich in zijn vorige job als kabinetschef van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR) had geprofileerd als een mediagenieke, beminnelijke en toegankelijke man.

Als verzachtende omstandigheid kan worden aangevoerd dat Dassen in ondankbare omstandigheden de leiding kreeg over de Staatsveiligheid. De dienst was behoorlijk ontredderd, na een vernietigende audit die een diepe malaise, interne clantwisten en een chaotisch beleid hadden blootgelegd. Die audit had de kop gekost van Godelieve Timmermans, de eerste vrouw aan het hoofd van de Staatsveiligheid.

Ze begon haar carrière als advocate, werd daarna ambtenaar bij de dienst Vreemdelingenzaken en vervolgens juridisch adviseur van de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie. Eind 1994 werd ze de Franstalige adjunct van administrateur-generaal Bart Van Lijsebeth en na diens benoeming tot procureur in Antwerpen werd Timmermans waarnemend chef van de inlichtingendienst. Haar officiële benoeming door toenmalig minister van Justitie Verwilghen volgde in juni 2000. Ze had een MR-etiket en zoals al haar voorgangers was haar aanstelling een pure politieke benoeming.

Onrechtstreeks werd Timmermans ook een slachtoffer van Al-Qaeda en de schokgolven die alle westerse geheime diensten de voorbije jaren teisterden. Na de aanslagen van 11 september 2001 in New York en Washington slaakte ze een alarmkreet: haar winkel draaide vierkant. Door een tekort aan personeel en te veel opdrachten in de strijd tegen het terrorisme kon de Staatsveiligheid een aantal van haar normale taken niet meer vervullen, stelde ze. Daarmee veroorzaakte Timmermans haar eigen ondergang, want het gevolg was dat het Comité I een audit liet uitvoeren om na te gaan of het klopte dat de dienst te kampen had met overbelasting en onderbemanning.

De resultaten van de audit waren rampzalig: groot ongenoegen bij de agenten, overbureacratisering, gebrek aan leadership en management, geen strategische visie, geen interne communicatie, een zwak personeelsbeleid, en volgens Vandenberghe ook “een overdreven politieke voorzichtigheid, waarbij men niets zegt wat de regering niet wil horen”. Toen Timmermans bovendien probeerde te beletten dat een belangrijk hoofdstuk over moslimfundamentalisme in het jaarverslag van het Comité I zou worden gepubliceerd, was haar lot bezegeld en nam ze noodgedwongen ontslag. Minister Verwilghen hield haar niet tegen. Enkele dagen voordien had hij in een tv-interview zelf de mogelijkheid van een vrijwillig ontslag geopperd, als alternatief voor een gedwongen ontslag.

Verontrustend is dat Dassen als opvolger van Timmermans niets gedaan heeft met de bevindingen van de beruchte audit. Een van de centrale punten van kritiek was het bestaan van een flessenhals in de informatiestroom, gesitueerd aan de top van de Staatsveiligheid. Aan dat euvel is blijkbaar nog niet verholpen. “Dat er nog altijd geen informatiestrategie bestaat bij de dienst wordt andermaal bewezen door de EPSI-affaire”, zegt een insider. “Men heeft informatie, in dit geval afkomstig van de CIA. Maar wat doet men ermee? Blijkbaar stroomt die informatie niet door naar diegenen die het moeten weten, in dit geval de regering, en er iets mee kunnen doen.”

Met de komst van Bart Van Lijsebeth in 1994 leek het alsof de Staatsveiligheid een nieuw elan had gevonden. Hij stond bekend als de nationale magistraat die vrijwel eigenhandig die de bende van Patrick Haemers, de ontvoerders van PSC-politicus Paul Vanden Boeynants, had opgerold. Van Lijsebeth had een CD&V-etiket en had de reputatie van een harde werker, ernstig en competent, discreet maar niet blind voor de eisen van de gemediatiseerde samenleving. Hij was de eerste chef in de geschiedenis van de Sûreté die sporadisch wel eens een interview gaf.

In het verlengde van zijn werk als parketmagistraat wou hij de inlichtingendienst heroriënteren naar nieuwe horizonten, zoals bijvoorbeeld de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Van Al-Qaedaterreur was toen nog geen sprake. Een van de mysteries van de dienst is waarom Van Lijsebeth, een sterke persoonlijkheid die in staat bleek om de verwaarloosde dienst weer op te krikken, in 1999 is weggegaan om in Antwerpen procureur te worden. “Om politieke redenen”, fluistert men. “Op bevel van toenmalig premier Dehaene.”

Stéphane Schewebach, die van 1990 tot 1993 administrateur-generaal van de Staatsveiligheid was, was een typische overgangsfiguur. Hij moest tijdelijk chef spelen na het wegvallen van Albert Raes. Schewebach is van PS-signatuur en was opgeklommen uit de rangen van de dienst Vreemdelingenzaken, destijds nog een onderdeel van de Staatsveiligheid. Toen de regering-Dehaene besloot om Vreemdelingenzaken af te splitsen en als een aparte administratie te organiseren, verdween Schewebach aan de top van de geheime dienst zodat er een plaats vrijkwam voor een CVP-benoeming, meer bepaald Van Lijsebeth.

Ook Bruggeling Albert Raes, de laatste grote historische baas van de Sûreté, was een CVP-benoeming. De mysterieuze spionnenbaas bleef lange tijd een naam zonder gezicht, tot hij uiteindelijk gedwongen werd om voor een parlementaire onderzoekscommissie te verschijnen en de fotografen beelden schoten van een verschijning die zich schichtig probeerde te vermommen met een geruit petje.

Raes moest in 1990 het veld ruimen omdat zijn positie kraakte onder het gewicht van de talloze politiek-criminele affaires uit de ‘loden jaren’ tachtig, toen het leek alsof een demonisch meesterbrein ons land gebruikte als oefenterrein voor de strategie van de spanning. De brandstichting bij het linkse weekblad Pour, de uitgelekte nota over de financiering van het CEPIC (de rechtse vleugel van de toenmalige PSC) door baron Benoît de Bonvoisin, de ontdekking van de neonazimilitie Westland New Post en de zelfmoord van WNP-leider Paul Latinus, de aanslagen van de ‘communistische’ terreurgroep CCC, de onthullingen over de anticommunistische stay behind-organisatie Gladio, het dossier-Pinon en de ongrijpbare verhalen over de Roze Balletten en vooral de moordende aanslagen van de Bende van Nijvel: in al die dossiers heeft de Staatsveiligheid een nooit helemaal opgehelderde rol gespeeld.

Sinds zijn ophefmakende vertrek werkt Raes (inmiddels 74) in alle discretie als consul-generaal in Marokko, maar zijn invloed op de dienst is ook meer dan vijftien jaar later nog altijd tastbaar aanwezig. Echte spionnenmeesters gaan, dat is bekend, nooit met pensioen. Een aantal van zijn toenmalige adjudanten, zoals Christian Smets (destijds bekend onder de schuilnaam Canard) en Robin Libert (momenteel directeur van de analysedienst) bekleden nog steeds topfuncties bij de Staatsveiligheid. “Zolang de etterbuilen uit het verleden niet volledig zijn leeggehaald, blijven de oude spoken rondcirkelen”, weet een insider. “Zeker in de mentaliteit van de dienst blijft het duistere verleden een rol spelen.”

Bron » De Morgen