Zeventien jaar zat hij in de gevangenis. Hij werkte er zich met onvoorstelbaar gemak door cursussen Nederlands en informatica heen, speelde ter ontspanning in zijn eentje schaak tegen een dozijn tegenspelers en bracht tussendoor ook nog zijn medegevangenen de principes van het marxisme en het leninisme bij. Binnenkort komt kopstuk Pierre Carette, als laatste CCC’er, voorwaardelijk vrij. ‘Er zijn geen revolutionairen behalve wij. De rest is bedrog.’
Op 1 mei 1985, iets na middernacht, rijdt een rode Toyota bestelwagen de Stuiversstraat in Brussel in. Achterin de bestelwagen bevindt zich een lading gasflessen met daaraan bevestigd enkele krachtige explosieven. Voor het gebouw van het VBO, het Verbond van Belgische Ondernemingen, houdt de Toyota halt en stapt een passagier uit. Hij is gewapend en biedt dekking aan de bestuurder, die de bestelwagen de stoep op rijdt en hem met de lichten aan tegen de ingang van het VBO parkeert. Nadat ook de bestuurder is uitgestapt, strooit het duo nog snel enkele honderden pamfletten in het rond met daarop ‘Danger! Gevaar! Gepiegeerde wagen!’ en zet het op een lopen.
In hun glazen hokje vijftien meter verderop hebben enkele bewakers geïntrigeerd het tafereel gadegeslagen. Een van hen belt de politie en vertelt wat hij daarnet gezien heeft. De politie wil weten wat voor pamfletten rondom de Toyota liggen. “Ik ben niet gaan kijken”, antwoordt de bewaker. “Er moest maar eens een bom in zitten.”
Vrijwel op hetzelfde moment loopt bij de Brusselse rijkswacht een telefoontje binnen vanuit een telefooncel in Koekelberg. “Dit is de CCC. We hebben een bomauto voor het VBO geplaatst. De explosie zal plaatsvinden om halfeen. Evacueer de Ravensteinstraat en de Stuiversstraat. Evacueer de nachtwakers. Raak het voertuig niet aan! Het zal onmiddellijk ontploffen. Ik herhaal, evacueer de Ravensteinstraat en de Stuiversstraat. Evacueer de nachtwakers. De vernietiging van het VBO vindt plaats op 1 mei om nul uur dertig stipt.”
Bij de aanslag zouden twee brandweermannen het leven laten. Niet omdat ze niet begrepen hadden dat ‘gepiegeerde wagen’ een slechte Nederlandse vertaling was van het Franse voiture piégée, maar omdat de pamfletten voor hun aankomst al opgeruimd waren. Bovendien had de rijkswacht, die de brandweer naar de Stuiversstraat stuurde, alleen melding gemaakt van “een brandend voertuig”, hoewel op dat moment volkomen duidelijk was dat het om een bomauto van de CCC (Cellules Communistes Combattantes) ging.
De CCC had, voor de eerste keer overigens, op de rijkswacht gerekend om ook bij deze aanslag geen dodelijke slachtoffers te maken, maar de rijkswacht verzuimde zelfs op te dagen in de Stuiversstraat. Om onopgehelderde redenen werd alleen een patrouille naar de Ravensteinstraat gestuurd, waar zich een tweede ingang van het VBO bevindt. Over de twee slachtoffers verklaarde Carette later dat “dat bij ons tot de nodige zelfkritiek heeft geleid, maar die richtte zich niet op het principe van de actie, op haar opportuniteit of objectief, zij viseerde de concrete organisatie van de aanslag”.
Enkele weken na de aanslag op het VBO legde de CCC een bom voor de rijkswachtkazerne in Woluwe om de dood van de twee brandweerlui te vergelden, maar het Robin Hood-imago was voorgoed verloren.
Een half jaar later, in december 1985, worden de vermoedelijke leden van de CCC gearresteerd in een Quick-restaurant in Namen. Pascale Vandegeerde, Bertrand Sassoye, Didier Chevolet en ‘leider’ Pierre Carette zijn er op dat moment hun hamburgers aan het kauwen en kunnen zonder veel weerstand ingerekend worden. Het zijn allemaal gebuisde studenten die samenhokken in slecht onderhouden Brusselse herenhuizen en in het studentenmilieu van de Franstalige universiteit ULB voornamelijk bekend zijn omwille van hun deelname aan allerlei ‘linkse’ debatavonden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat met dit zootje ongeregeld de hele CCC is opgerold. Die had in veertien maanden tijd, tussen oktober 1984 en december 1985, 27 bomaanslagen gepleegd, voornamelijk gericht tegen Amerikaanse belangen, de Navo en financiële en economische instellingen.
Toch is dat drie jaar later het verdict van het Brusselse assisenhof. De vier worden veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Dat een aantal CCC’ers nooit werd gestraft, is meer dan een vermoeden. Bij een bomaanslag in december 1984 was de extreem-linkse terreurorganisatie er namelijk in geslaagd op vijf verschillende plaatsen een pijpleiding van de Navo te laten ontploffen. Bovendien trof het Brusselse gerecht in 1997 een lading explosieven aan in een garagabox in Ukkel. De explosieven bleken afkomstig van de twee indrukwekkendste acties die ooit aan de CCC werden toegeschreven: een uiterst gewelddadige inbraak in een legerkazerne in Vielsalm, en de diefstal van veertig kilo dynamiet uit een mijn in Ecaussines. Beide diefstallen dateren van enkele maanden voor de eerste bomaanslag van de CCC. De garagebox in Ukkel werd sinds 1985 gehuurd door twee personen waarvan de identiteit tot op vandaag nog altijd niet bekend is.
Van wiens doen en laten men wel altijd op de hoogte is geweest, is CCC-kopstuk Pierre Carette (50). Uit de parlementaire onderzoekscommissie Bende-bis in 1997 bleek zelfs dat Staatsveiligheid hem al sinds de jaren zeventig in de gaten hield en perfect wist wat hij van plan was. Hoe het gerecht er desondanks niet in slaagde hem tijdig te vatten, is wellicht te verklaren door vermoedens van protectie in hogere kringen. Dat Carettes vader een voormalig ambtenaar was van Staatsveiligheid, zal allicht niet in zijn nadeel gespeeld hebben.
Vanaf zijn achttiende is Pierre Carette een vertrouwd gezicht op elke linkse manifestatie. In 1976 richt hij mee een steuncomité op voor in Duitsland gevangen gehouden leden van de RAF. Twee jaar later wordt hij in Zürich gearresteerd met een partij munitie die vermoedelijk voor de RAF bestemd is. In 1981 opent hij een drukkerij in de Brusselse gemeente Sint-Gillis, voor hij zich in 1983 wijdt aan de oprichting van de CCC.
In een geschreven interview dat Carette in de zomer van 2000 heeft met enkele militanten, zegt hij dat hij tot illegale acties gedreven werd “enkel en alleen door politieke analyse. De verklaring voor de illegaliteit van de CCC geldt enkel binnen het objectief van de revolutie en de politiek-strategische keuze voor de langdurige, revolutionaire oorlog”. Want dat was het uiteindelijke doel van de CCC: “Het regime omverwerpen, de dictatuur van het proletariaat en de installatie van een socialistisch regime, zonder klassen en zonder staat.”
In datzelfde interview geeft Carette toe dat, achteraf beschouwd, er op het einde van de acties van de CCC “een overwicht was aan gewapende propaganda. Er ging te veel energie op aan de acties en te weinig aan inplanting, rekrutering, ontwikkeling en vorming”. Dat hij de “onbetwiste leider” van de CCC was, ontkent Carette. “Beslissingen werden genomen na debat, meestal door algemene overeenstemming. Als dat onmogelijk was, dan was het meerderheid versus minderheid. Het is zelfs gebeurd dat ik in een minderheidspositie zat.”
Als Pierre Carette niet de ‘onbetwistbare’ leider was van de CCC, dan toch tenminste het brein achter de aanslagen van de extreem-linkse terreurorganisatie. Vandegeerde verklaarde eind jaren negentig immers dat ze zich pas in de herfst van 1985 bij de Cellen voegde, enkele maanden dus voor de CCC opgerold zou worden in de Quick in Namen. Haar rol binnen de CCC zou niets meer om het lijf gehad hebben dan af en toe wat tikwerk. Ook de verwarde Didier Chevolet bleek niet zo handig met explosieven. Hij zou trouwens later, in de gevangenis, zijn communistische ideeën afzweren en geld inzamelen voor kankeronderzoek. Bertrand Sassoye tenslotte was een deserterende milicien die te kort in het leger zou hebben gezeten om een geweer te leren bedienen.
Dat Carette en zijn drie onhandige kompanen België op hun eentje veertien maanden in de ban van de terreur hebben gehouden, lijkt niet erg aannemelijk. Het CCC-verhaal staat dan ook bol van de randfiguren die voeding geven aan de theorie dat het hier gaat om vier naïeve idealisten die zich gewillig lieten misbruiken door duistere figuren met een hoger doel. De CCC’ers hadden bovendien contacten met hun geestesgenoten van Action Directe in Frankrijk, waar na de ontbinding van de CCC plots een deel van de explosieven uit de legermijn van Ecaussines opdoken.
In de gevangenis van Bergen gedraagt Pierre Carette zich als een voorbeeldige gedetineerde. Hij munt uit in de cursussen Nederlands die er gegeven worden, en vraagt om die reden na negen jaar een overplaatsing naar de gevangenis van Leuven. Daar kan hij zich ook toeleggen op een informaticacursus, om zich voor te bereiden op het digitale tijdperk dat ondertussen is aangebroken. Carette is immers vastbesloten om, als hij vrijkomt, opnieuw als drukker te gaan werken.
Om de tijd te doden in gevangenis speelt hij soms in zijn eentje schaak tegen een dozijn medegedetineerden, en brengt hij hen de principes van het marxisme en het leninisme bij, want ooit zal de revolutie der proletariërs er komen. Al heeft Carette niet zo’n hoge pet op van zijn medegevangenen. “Mijn verzet tegen het systeem verleent mij wel een algemeen respect, maar gevangenen zijn in de eerste plaats individuele plantrekkers. Ze zijn grotendeels afkomstig van het lompenproletariaat, of kinderen van proletariërs, vaak immigranten, die zelf nooit gewerkt hebben.”
Daarmee een revolutie beginnen, ziet Carette niet echt zitten. Toch blijft hij vasthouden aan de noodzaak van de gewapende strijd. “De kapitalisten lijken vandaag niet minder bereid mensen af te slachten, te exploiteren, te verhongeren en te vernederen om hun winsten veilig te stellen. De noodzaak van een revolutie is nog altijd evident.” En, moeten we begrijpen, die kan alleen van de communisten komen. “Er zijn geen andere revolutionairen dan wij. De rest is bedrog.”
Het ziet ernaar uit dat Carette er na zijn vrijlating alleen voor zal staan, want ook van hedendaags links heeft hij geen al te hoge pet op. “Als men het discours van de PVDA onderzoekt, merkt men dat in een straal van 300 km rond Brussel de gewapende strijd vooral provocaties zijn van fascisten en de CIA”, schrijft hij in 2000 aan zijn militanten. “Tussen 300 en 1.000 km rond Brussel is de gewapende strijd een onverantwoord avontuur, gauchistisch, kleinburgerlijk en trouwens gemanipuleerd, tussen 1.000 en 1.500 km verdient ze dan weer alle steun in het kader van de anti-imperialistische solidariteit met het IRA en DHKP-C, om tenslotte, voorbij een straal van 1.500 km, een heroïsch model te worden dat men onverdroten moet steunen.”
Levenslang veroordeelden zitten gemiddeld twaalf jaar en acht maanden in de gevangenis. Carette zou uiteindelijk zeventien jaar moeten zitten. Wanneer in 1999 de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidsstelling in werking treedt, dient hij zijn eerste invraag in. Die wordt verworpen, net als zijn tweede. Zijn kompanen Vandegeerde en Chevolet komen echter al vrij in februari 2000, Sassoye in juli van dat jaar. Het vermoeden rijst dat Carette, die sinds kort overigens aan de ziekte van Crohn lijdt, niet voorwaardelijk vrijgelaten wordt om “een politiek voorbeeld” te stellen.
“Onzin”, zegt France Blanmailland, een van Carettes advocaten. “Bij de vorige twee aanvragen zat er geen psychosociaal onderzoek in het dossier van mijn cliënt. Hij heeft dat altijd geweigerd omdat hij geen vertrouwen heeft in de psychiaters van het gerecht. Uiteindelijk stemde de gevangenis ermee in hem door een onafhankelijke psychiater te laten onderzoeken.” De uitslag was overigens positief. Carette wordt perfect normaal bevonden, klaar om terug in de samenleving te stappen.
Toch zag het er niet goed uit bij zijn derde verschijning voor de commissie voorwaardelijke invrijheidsstelling. Zowel de gevangenis van Leuven als het ministerie van Justitie gaven een negatief advies. “Alleen waren er meer argumenten om mijn cliënt voorwaardelijk vrij te laten dan er argumenten waren om hem nog langer vast te houden”, merkt Blanmailland fijntjes op.
Dat Carette nooit zijn spijt betuigd heeft over de beslissingen die hij nam in het kader van zijn gewapende strijd, vind zijn advocate niet eens belangrijk. “Aan iemand die tien jaar geen bezoekrecht gekregen heeft en drie jaar in isolement heeft moeten leven, kun je moeilijk vragen om zijn gedachtegoed zomaar naast zich neer te leggen. Al zou het me wel verbazen indien mijn cliënt nu nog de gewapende strijd aanhangt.”
Carettes vrienden zorgden ondertussen voor een vaste job en woonplaats voor hun kameraad. Als hij op 25 februari voorwaardelijk vrijkomt, kan hij gewoon weer aan de slag in een drukkerij en gaat hij weer in Sint-Gillis wonen. Net zoals in de begindagen van de CCC.
Bron » De Morgen